ECLI:NL:RBDHA:2015:11599
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van buiten schuld niet kunnen vertrekken
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W. Koevoets, had de aanvraag ingediend met het argument dat hij buiten zijn schuld niet uit Nederland kon vertrekken. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. R.A.P.M. van der Zanden, had de aanvraag afgewezen op basis van een inreisverbod dat op eiser was opgelegd. Eiser had geen ambtsbericht met een zwaarwegend positief advies van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) overgelegd, wat een vereiste was volgens de Vreemdelingenwet 2000 en de Vreemdelingencirculaire.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. Eiser had niet aangetoond dat hij zelfstandig had geprobeerd om zijn vertrek te realiseren, en de rechtbank vond het beleid van de staatssecretaris niet kennelijk onredelijk. Eiser had weliswaar contact opgenomen met verschillende instanties, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat hij buiten zijn schuld niet kon vertrekken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van een positief zwaarwegend ambtsbericht van de DT&V en de noodzaak voor de vreemdeling om zelf inspanningen te verrichten om zijn vertrek te realiseren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.