Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Advistaal B.V.,
COÖPERATIEVE RABOBANK DEN HAAG EN OMGEVING U.A.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 maart 2014, met de producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele vordering ex art. 22 Rv / art. 843a Rv, met de producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 22 Rv / 843a Rv, met een productie;
- het tussenvonnis van 5 november 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 10 februari 2015;
- de akte van 11 maart 2015 van de zijde van de curator, met de producties 14 en 15;
- de akte na comparitie van 8 april 2014 van de zijde van de Rabobank, met de producties 10 tot en met 19;
- de akte uitlaten producties van 27 mei 2015 van de zijde van de curator, met productie 16;
- het rolbericht van 1 juni 2015, waarbij de advocaat van de Rabobank bezwaar maakt tegen voornoemde akte van 27 mei 2015;
- het rolbericht van 1 juni 2015, waarbij de advocaat van de curator reageert op dat bezwaar;
- de rolbeslissing van 10 juni 2015 van de rechtbank, waarbij de akte van 27 mei 2015 van de curator is toegelaten, de Rabobank in de gelegenheid is gesteld op de inhoud van productie 16 van de curator te reageren en is vermeld dat de rechtbank zal beoordelen of het hoor en wederhoor voldoende tot zijn recht is gekomen;
- de akte uitlating producties van 1 juli 2015 van de zijde van de Rabobank;
- de brief van 3 juli 2015 van de zijde van de curator, met bezwaar tegen deze akte van 1 juli 2015;
- het rolbericht van 6 juli 2015, waarbij de advocaat van de Rabobank aan de hand van een daarbij bijgevoegd e-mailbericht reageert op dat bezwaar.
2.De feiten
‘2 Zorgplicht bank en cliënt1 De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt. Geen van de bepalingen van deze Algemene Bankvoorwaarden of van de door de bank gebruikte bijzondere voorwaarden kan aan dit beginsel afbreuk doen.
35.Opzegging van de relatieZowel de cliënt als de bank kan de relatie tussen hen schriftelijk geheel of gedeeltelijk opzeggen. Als de bank de relatie opzegt, deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging aan de cliënt mee.Na opzegging van de relatie worden de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen.’
‘24 Bevoegdheid totterugbetaling
debetsaldo en tot opzegging krediet(…)b Zowel de bank als iedere rekeninghouder kan altijd het krediet opzeggen, met inachtneming van een termijn van ten minste drie maanden. Gedurende die termijn mag de rekeninghouder van het krediet geen gebruik meer maken. Een eventueel debetsaldo dient terstond na afloop van die termijn te worden aangezuiverd.’2.8.Op 2 juli 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Rabobank, in de personen van de heren [B] (“ [B] ”) en [C] (“ [C] ”), en [A] . Dit gesprek vond plaats naar aanleiding van de resultaten over het eerste kwartaal van 2010. Van dit gesprek heeft de Rabobank een verslag gemaakt. Dit verslag vermeldt, voor zover relevant:
‘Aanleiding/Doel gesprek:onderhoud naar aanleiding van slechte resultaten 1ste kwartaal 2010 en het signaal van de klant dat voor een deel van het personeel deeltijd WW is aangevraagd. Tevens blijkt uit de RC analyse dat de omzet zeer sterk terugvalt. Wij maken ons zorgen om de continuiteit en zullen in het gesprek inzoemen op de genomen maatregelen. Tevens zullen wij nadenken over de wijze van continuiteit van het krediet en de wijze van beheer.
‘Aanleiding/Doel gesprek:Vervolggesprek n.a.v. het gesprek van 2 juli 2010.
‘Naar aanleiding van ons gesprek van 5 augustus 2010 hebben wij afgesproken dat wij het door ons besproken voorstel nog per e-mail aan u zouden bevestigen. U heeft de afgelopen jaren over een vaste kredietfaciliteit kunnen beschikken van EUR 300.000,-. Het afgelopen jaar en met name de eerste maanden van 2010 is de omzet fors afgenomen. Hierdoor is een krediet van EUR 300.000,- niet meer in verhouding met het omzetniveau en de huidige openstaande debiteuren. Onderstaand ons voorstelonder voorbehoud van goedkeuring door onze afdeling kredietrisicomanagement:
‘Ingeleverde stukken door klant: half jaarcijfer lopend boekjaar 2010
‘In aansluiting op de door ons gevoerde gesprekken in de afgelopen periode, bevestig ik hiermee de gemaakte afspraken. Wij hebben afgesproken dat de kredietfaciliteit op uw rekening courant maximaal EUR 300.000,- blijft bedragen. De voorwaarden van de kredietfaciliteit zullen wij herzien. Het krediet zal maandelijks met ingang van 1 oktober 2010 aan de hand van een recente debiteurenlijst als volgt worden vastgesteld: een stamkrediet van EUR 80.000,- en hierboven zullen wij het krediet relateren aan de openstaande debiteuren tot een maximum krediet van EUR 300.000,-. (…) Over het krediet boven de EUR 80.000,- kunt u met inachtneming van het hiervoor vermelde maximumbedrag beschikken tot 60% van het totaalbedrag van de voor bevoorschotting in aanmerking komende aan de bank verpande vorderingen niet ouder dan 90 dagen na factuurdatum. De bank bepaalt welke en voor welk bedrag aan haar verpande vorderingen voor bevoorschotting in aanmerking komen. De bank is bevoegd het hiervoor vermelde percentage en het aantal dagen na factuurdatum te wijzigen. Indien bij een debiteur vorderingen open staan ouder dan 90 dagen en ook jonger dan 90 dagen, dan komen in principe alle vorderingen (ook die < 90 dagen) van die debiteur niet voor bevoorschotting in aanmerking. Tenzij er een gegronde reden is dat de vorderingen langer dan 90 dagen open staan. In dat geval worden de vorderingen jonger dan 90 dagen ook in de bevoorschotting meegenomen. Als additionele zekerheid hebben wij afgesproken dat u een persoonlijke borgtocht afgeeft van EUR 50.000,-. De huidige borgtocht van EUR 12.500,- vervalt. (…). De overige zekerheden en voorwaarden blijven ongewijzigd gehandhaafd.’2.14. Begin 2011 heeft [A] de definitieve cijfers over 2010 en prognoses voor 2011 aan de Rabobank ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van deze cijfers heeft de Rabobank [A] uitgenodigd voor een bespreking op haar kantoor.
‘Ingeleverde stukken door klant: debiteurenlijst
‘Onze bank verstrekte aan Advistaal B.V. een financiering (…).Uit de geconsolideerde jaarcijfers van MLS Group B.V. blijkt dat het boekjaar 2010 is afgesloten met een negatief resultaat van € 306.620 met als gevolg dat de solvabiliteit van uw onderneming onderdruk is komen te staan. Uit de analyse van uw exploitatieresultaat blijkt dat u uw omzet in 2010 met 40% is gedaald waarbij uw branchegenoten een daling van 4.3% hadden. Uw personeelskosten zijn daarentegen gelijk gebleven. Dit zorgt voor een dusdanig kostenniveau waardoor uw omzet in 2011 met minimaal 20% moet gaan groeien om een break-even resultaat te behalen. De bank heeft niet het vertrouwen dat u uw bedrijf kan herstructureren. Uw liquiditeitsprognose bevestigt dat de rentabiliteit van uw onderneming niet verbeterd en het kostenniveau gehandhaafd blijft.Op grond van het bovenstaande zeg ik u bij deze dan ook de verstrekte financiering met onmiddellijke ingang op en sommeer ik u binnen veertien dagen na vandaag aan onze bank te voldoen al hetgeen zij van u te vorderen heeft. (…)Vanaf heden kunt u alleen op creditbasis gebruik maken van uw rekening-courant (…).’
‘Met verbazing hebben wij kennis genomen van het besluit de aan Advistaal B.V. ter beschikking staande financiering per direct te beëindigen. De grondslag voor de beëindiging zou zijn gelegen in de prognoses die u van ons heeft ontvangen.De onmiddellijke beëindiging van de financiering is naar onze mening aan te merken als in strijd met de op de Rabobank rustende zorgplicht jegens haar klanten. De prognose voor 2011 en de resultaten van 2010 meewegende, blijkt dat Advistaal B.V. nimmer buiten de afgegeven kredietfaciliteit treedt. Daarbij is zij ook steeds al haar bestaande verplichtingen nagekomen.Het is dan ook onbegrijpelijk dat de Rabobank, alle belangen van de betrokken partijen afwegende, tot voornoemd besluit heeft kunnen komen. De bestaande zorgplicht brengt naast deze zorgvuldige afweging van belangen ook met zich mee dat, zo het al mogelijk is dat de kredietfaciliteit wordt afgesloten, een redelijke opzegtermijn in acht moet worden genomen, zodat een herfinanciering kan plaatsvinden. De herfinanciering wordt door de plotse opzegging onmogelijk gemaakt.Beide aspecten van de zorgplicht worden aantoonbaar niet nageleefd. Als gevolg van de onrechtmatige gedragingen verkeert Advistaal B.V. in een zeer nadelige financiële situatie, waarbij de toekomst van het bedrijf en haar 25 werknemers in het geding is. Dit is het directe gevolg van het handelen van de Rabobank. Het is dan ook hierom dat ik de Rabobank reeds nu aansprakelijk stel voor alle schade die is en wordt geleden als gevolg van de kredietbeëindiging.’2.20. Op 27 april 2011 heeft een gevolggesprek plaatsgevonden tussen de Rabobank, in de personen van de heren [F] (“ [F] ”) en [E] , en [A] . Het interne gespreksverslag van de Rabobank vermeldt, voor zover relevant, het volgende over deze bespreking:
‘We hebben zo-even de heer [A] en [G] gesproken. Highlights van het gesprek:- [A] is met name ontstemd over het “onfatsoenlijke” dat hij ervaart door de abrupte snelle kredietbeëindiging na een jarenlange bankrelatie.- Ook aangegeven hoe een bank daar tegen aankijkt;- Aangegeven vanuit zijn perspectief te kunnen begrijpen dat hij ‘not amused’ is.- Maar, bank verstrekt geen risicodragend vermogen, althans niet bij volle bewustzijn. We willen geen verlies financieren.- Tekorten moeten worden gefinancierd door de aandeelhouder(s). Het rendement van een onderneming komt tenslotte onbeperkt ten goede aan de aandeelhouder, ook als dat rendement negatief is.- Gezegd dat we de opzegging en opeising in stand laten.- Maar tevens aangegeven dat we, als hij een reguliere kredietbehoefte ziet ontstaan en ons daarvan ruim van te voren op de hoogde stelt, we een financieringsverzoek van maximaal 1 maand omzet op eigen merites zullen beoordelen. De ‘eigen merites’ zullen vooral moeten bestaan uit een gezonde exploitatie en volledig - dragend - commitment van de aandeelhouders(s). In de praktijk zal dit moeilijk worden, omdat bij deze onderneming eigenlijk slechts kredietbehoefte ontstaat als het niet goed gaat - de facto er mensen niet factureerbaar/declareerbaar op zijn loonlijst drukken. In privé lijkt hij weinig comfort te kunnen bieden.- Tenslotte heb ik hem verteld dat [C]- zijnde [C] , toevoeging rechtbank -
weer zijn reguliere aanspreekpunt wordt namens de bank en dat BB niet meer betrokken is. Heb hem wel gezegd dat-ie mij altijd mag bellen, als hij daar de behoefte toe voelt.
‘Op vrijdag 25 maart 2011 hebben de heer [C] en de heer [E] met u gesproken over uw bedrijf. Tijdens dit gesprek werd het voor de bank duidelijk dat u geen aannemelijk plan heeft om de rentabiliteit van uw onderneming te verbeteren.Uw onderneming heeft het boekjaar 2010 afgesloten met een fors negatief resultaat van € 306.620,00, waardoor de solvabiliteit van uw onderneming onder druk is komen te staan. De omzet van uw onderneming is in 2010 met 40% gedaald waarbij uw branchegenoten een gemiddelde daling van 4,3% lieten zien. Uit de aangeleverde prognose blijkt dat de rentabiliteit van uw onderneming voor het 1ste halfjaar 2011 niet verbetert waardoor uw solvabiliteit en liquiditeit verder onder druk komen te staan.De bank heeft vanwege het bovenstaande besloten op basis van artikel 37 lid 2 sub K Algemene Voorwaarden voor rekening-courant en krediet van de Rabobank 2009 besloten het krediet per direct op te zeggen. De bank voorziet op basis van uw huidige bedrijfsvoering dat uw onderneming tekort gaat schieten in de nakoming van haar verplichtingen.Op het moment van opzegging had uw onderneming een creditsaldo. De bank heeft conform de algemene voorwaarden het krediet direct opgeëist. Uit uw creditsaldo concluderen wij dat uw onderneming over voldoende liquiditeiten kon beschikken om een periode zonder krediet te overbruggen waardoor uw onderneming niet in een zeer nadelige financiële situatie kwam. U heeft de salarissen, belasting- en crediteurbetalingen voor maart en april 2011 kunnen uitvoeren binnen de beschikbare liquiditeiten.U stelt daarnaast dat de bank u het onmogelijk maakt om uw krediet te herfinancieren bij een andere financiële instelling. De bank kan dit argument niet plaatsen en geeft al haar medewerking aan een mogelijke overstap.’2.22. Hierop heeft [A] namens Advistaal gereageerd bij brief van 29 april 2011. Deze brief vermeldt, voor zover relevant:
‘U stelt op basis van het positief banksaldo ten tijde van uw opzegging van de kredietfaciliteit te hebben kunnen concluderen dat wij voldoende liquiditeit hadden om aan onze betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Dit is volstrekt onbegrijpelijk, aangezien wij in de door ons aangeleverde kasstroomprognose wel degelijk hebben aangegeven in de weken daarna een (beperkt) deel van de kredietfaciliteit nodig te zullen hebben.Door uw toedoen hebben wij de salarissen van onze medewerkers deels uit privémiddelen van aandeelhouders moeten betalen, en betalingsonmacht bij de belastingdienst moeten melden. Tevens hebben wij betalingen aan crediteuren wezenlijk moeten uitstellen, waarvan wij momenteel reeds hinder beginnen te ondervinden.Wij herhalen bij deze u verantwoordelijk te houden voor de gevolgen van uw onredelijke stap.’2.23. Begin juli 2011 heeft Advistaal haar eigen faillissement aangevraagd. Dit faillissement is bij vonnis van 26 juli 2011 van deze rechtbank uitgesproken. Daarbij is eiser als curator benoemd.
3.Het geschil
primairop grond van artikel 22 Rv dat de curator/de boedel aan de raadsman van de Rabobank de volgende bescheiden digitaal of in
hard copyter hand stelt:
i) een kopie van de correspondentie (ongeacht de wijze waarop deze heeft plaatsgevonden, derhalve ongeacht of dit per brief, e-mail, faxbericht of anderszins is geschied, inclusief eventuele bijlagen, stukken of andere toebehoren die met deze correspondentie zijn meegezonden) waarmee de crediteuren van de boedel zich hebben gemeld of zijn aangeschreven, alsmede de nadien gevoerde correspondentie met diezelfde crediteuren;
ii) een kopie van (samengevat) de correspondentie (ongeacht de wijze waarop deze heeft plaatsgevonden, derhalve ongeacht of dit per brief, e-mail, faxbericht of anderszins is geschied, inclusief eventuele bijlagen, stukken of andere toebehoren die met deze correspondentie zijn meegezonden) waarmee de debiteuren van de boedel zijn aangeschreven, alsmede de nadien gevoerde correspondentie inzake de betaling van de nog openstaande facturen;
iii) de correspondentie (ongeacht de wijze waarop deze heeft plaatsgevonden, derhalve ongeacht of dit per brief, e-mail, faxbericht of anderszins is geschied, inclusief eventuele bijlagen, stukken of andere toebehoren die met deze correspondentie zijn meegezonden), alsmede de overeenkomsten waarmee de inventaris, voorraden en/of bedrijfsmiddelen van de boedel zijn verkocht;
subsidiairop grond van artikel 843a Rv inzage door haarzelf en haar raadsman, op een door uw rechtbank nader te bepalen wijze in de (al dan niet in
hard copyof digitaal aanwezige) bescheiden zoals gespecificeerd onder de primaire vordering met bepaling dat zij het recht heeft van desbetreffende bescheiden eventueel een kopie te (laten) maken, dan wel een uitdraai of print daarvan te (laten) maken of te verzoeken en met de bepaling dat de curator aan dit verzoek van de bank op eerste verzoek en met grootste spoed zal voldoen;
3.2. De Rabobank legt aan haar incidentele vordering, heel kort samengevat, ten grondslag dat zij, om zich effectief te kunnen verweren tegen onderdeel II van de vordering in de hoofdzaak, behoefte heeft aan de in 3.1 omschreven gegevens.
3.3. De curator voert hiertegen gemotiveerd verweer.
in de hoofdzaak
4.De beoordelingin de hoofdzaak4.1. Allereerst zal de rechtbank oordelen over het bezwaar van de Rabobank tegen de (omvang van de) akte uitlaten producties van 27 mei 2015 van de zijde van de curator. De Rabobank stelt dat deze akte, gelet op de inhoud en de omvang ervan, gezien moet worden als een verkapte conclusie. De Rabobank wordt niet gevolgd in haar conclusie dat aanvaarding van deze akte strijd oplevert met het beginsel van hoor en wederhoor en met de eisen van een goede procesorde. Bij de akte uitlating producties van 1 juli 2015 heeft de Rabobank inhoudelijk gereageerd op de inhoud van bedoelde akte. Uit deze reactie blijkt afdoende dat de Rabobank niet is geschaad in haar processuele belang. Anderzijds volgt de rechtbank de curator niet in diens bezwaren tegen de akte van 1 juli 2015. Voor een juiste instructie van de zaak was het van belang dat de Rabobank de gelegenheid kreeg voor een weerwoord. In het hierna volgende ligt besloten dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden acht. De beide hier besproken akten maken dus deel uit van het procesdossier.Onderdeel I van de vordering: de aansprakelijkheid4.2.Kern van het geschil betreft de vraag of de kredietfaciliteit rechtsgeldig is opgezegd. Met verwijzing naar de artikelen 35 AB en 24 AV R-C (zie in 2.6) stelt de rechtbank voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de Rabobank de kredietrelatie met Advistaal in beginsel te allen tijde kon opzeggen. De curator heeft niet betwist dat deze bepaling als leidraad genomen dient te worden bij de beoordeling van de vraag of de Rabobank in dit geval de kredietfaciliteit per direct mocht opzeggen en beëindigen. De rechtsgeldigheid daarvan dient beoordeeld te worden aan de hand van de kredietovereenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit laatste brengt mee dat de beëindiging door de kredietverlener op grond van een dergelijke bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Slecht indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat, leidt opzegging tot een rechtsgeldige beëindiging van de kredietovereenkomst. Voor een bank geldt daarenboven dat zij, door haar maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht heeft, zowel jegens haar cliënten op grond van de met hen bestaande contractuele verhouding (zie artikel 2 AB) als ten opzichte van derden met de belangen van wie zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Ook de reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Een kredietopzegging zal (in elk geval ook) in overeenstemming moeten zijn met eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.4.3.Met betrekking tot de in dit geval relevant te achten omstandigheden en gezichtspunten overweegt de rechtbank, binnen het zojuist vermelde kader, als volgt.4.4.De Rabobank en Advistaal hebben voor de opzegging van de kredietfaciliteit een bankrelatie van circa acht jaren en een kredietrelatie van circa vier jaren onderhouden. Vaststaat dat Advistaal nimmer buiten de afgegeven kredietfaciliteit is getreden en haar (betalings)verplichtingen jegens de Rabobank altijd volledig en tijdig is nagekomen. Ten tijde van de opzegging werd het krediet niet gebruikt en vertoonde de rekening-courantverhouding van de Rabobank met Advistaal een creditsaldo van circa € 40.000. Voorts staat als niet, althans onvoldoende, door de Rabobank weersproken vast dat ten aanzien van de kredietfaciliteit voor de Rabobank voldoende dekking door zekerheden bestond. De Rabobank heeft bij de kredietaanpassing in oktober 2010 meer zekerheden gekregen doordat de kredietfaciliteit is gerelateerd aan de openstaande - ten tijde van de opzegging ruime - debiteurenstand en doordat de persoonlijke borgtocht van [A] was verhoogd naar € 50.000. Ook heeft de Rabobank op geen enkele wijze haar voornemen tot opzegging van de kredietrelatie kenbaar gemaakt, bijvoorbeeld door een waarschuwing. Daar komt bij dat Advistaal nooit naar de afdeling Bijzonder Beheer van de Rabobank is doorverwezen. Deze afdeling is er juist op gericht een onderneming in zwaar weer te begeleiden.
per directaan de orde was. De belangen van de Rabobank bij de beëindiging van de kredietrelatie met Advistaal waren op dat moment relatief beperkt. Gelet ook op de op de bank rustende zorgplicht had de Rabobank haar belangen op een andere, voor Advistaal minder bezwarende, wijze kunnen en moeten dienen. De kredietopzegging per direct was een buitenproportionele maatregel. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking de door de Rabobank gestelde bereidheid om nieuwe financieringsverzoeken op grond van de reguliere bedrijfsvoering in behandeling te nemen, hetgeen er eveneens van getuigt dat op voorhand had kunnen worden volstaan met een minder vergaande maatregel ter aanpassing van de door Advistaal genoten kredietfaciliteit.
niet per directhad mogen opzeggen, betekent niet – en zeker niet zonder meer – dat onderdeel II toewijsbaar is. Dit onderdeel strekt ertoe dat de Rabobank wordt veroordeeld tot betaling van het (gehele) tekort in het faillissement van Advistaal. Voor toewijzing van dit onderdeel is nodig dat er causaal verband bestaat tussen de tekortkoming van de Rabobank en het faillissement, en in het verlengde daarvan: de gestelde schade, die de curator in dit geval stelt op dat gehele faillissementstekort.
heeftgedaan. Daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid wat zij had kunnen doen – of wat zij, naar redelijke verwachting, in werkelijkheid zou hebben gedaan – maar het kan een indicatie vormen voor de kans van slagen voor het verkrijgen van een herfinanciering of van bijvoorbeeld een geleidelijke ontmanteling van Advistaal zónder faillissement.
5.De beslissing
18 november 2015voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis aan elk van beide zijden met inachtneming van hetgeen in onderdeel 4.13 van dit vonnis is vermeld;
9 december 2015 om 9.00 uurin het Paleis van Justitie te Den Haag aan de Prins Clauslaan 60;