ECLI:NL:RBDHA:2015:12082
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van woning afgewezen wegens mogelijke huurovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] een vordering tot ontruiming van een woning heeft ingesteld tegen [gedaagde]. De vordering is afgewezen omdat niet kan worden uitgesloten dat er tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen. De procedure is gestart na een verzoek van [eiseres] om de woning te ontruimen, die door [gedaagde] bewoond werd sinds 4 of 5 september 2015. De sleutel van de woning was op 1 september 2015 door [voornaam 2] [betrokkene 1] aan [gedaagde] overhandigd, met de bedoeling dat hij de woning zou opmeten en inspecteren.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] aangevoerd dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en dat hij de woning dient te verlaten. [gedaagde] heeft echter betwist dat er geen huurovereenkomst is en heeft zijn verweer onderbouwd met bewijsstukken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel [eiseres] stelt dat er geen huurovereenkomst is, er voldoende aanwijzingen zijn dat er mogelijk wel een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Dit is onder andere gebaseerd op de omstandigheden rondom de sleuteloverdracht en de communicatie tussen partijen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er meer onderzoek nodig is om de situatie te verduidelijken, wat niet mogelijk is in het kader van een kort geding. Daarom is de vordering van [eiseres] afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].