Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 21 oktober 2015
[de vrouw] ,
[de man] ,
De procedure
- de dagvaarding van 6 oktober 2014 tegen de eerste rolzitting van 22 oktober 2014, met de producties 1 t/m 18 van [de vrouw] ;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 3 december 2014, met de producties 1 t/m 9 van [de man] ;
- het comparitievonnis van de rechtbank van 17 december 2014;
- de op 2 april 2015 ter griffie ontvangen vervangende productie 7 van [de man] ;
- de op 7 april 2015 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in reconventie van [de vrouw] ;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 9 april 2015, met daaraan gehecht de ter zitting overhandigde productie 10 van [de man] .
De feiten
- op of omstreeks 16 april 2002 € 10.000,- naar een privé rekening van [de man] met de vermelding “Citroën”;
- op of omstreeks 16 april 2002 € 41.294,- naar notaris [de notaris] met de vermelding “ [adres 1] [plaats 1] ;
- op of omstreeks 24 april 2002 € 10.455,- (via een andere en/of rekening van [de vrouw] en [de man] ) retour naar de en/of rekening van [C] en [D] met de vermelding “overboeking internet”;
- op of omstreeks 27 april 2002 € 21.299,88 naar notaris [de notaris] met de vermelding “ [adres 1] [plaats 1] ”.
- 2a. [A] (zie hiervoor bij 2.2) voor 20.875/100.000 gedeelte;
- 2b. zijn echtgenote [B] voor 20.875/100.000 gedeelte;
- 2c. [de vrouw] (toen in gemeenschap van goederen gehuwd met [de man] ) voor 16.500/100.000 gedeelte;
- 2d. [C] (in gemeenschap van goederen gehuwd met [D] ) voor 41.750/100.000 gedeelte.
“te meerdere zekerheid de mondelinge leenovereenkomst van 15 april 2002 bevestigd”en zijn verkort weergegeven
“de voorwaarden opgenomen waaronder deze lening van € 90.000 minus de aflossing van € 10.455,- van [C] aan [de vrouw] bedoeld voor de aankoop van de nieuwe woning in [plaats 1] aan de [adres 1] tot stand is gekomen”,waaronder 4,4% rente per jaar vanaf 1 mei 2002
.
“finale terugbetaling van [de man] van “rest-lening” na verrekening [adres 2] ”.
De geschillen
het uw rechtbank moge behagen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de door [D] c.s. aan [de vrouw] en [de man] verstrekte geldlening met instemming van alle betrokkenen is verrekend met het aandeel dat [de vrouw] en [de man] hadden in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] , zodat [D] c.s. en [de vrouw] en [de man] ter zake van de geldlening én het verblijvensbeding in financiële zin niets meer van elkaar te vorderen hebben;
- [de man] te veroordelen om medewerking te verlenen aan de overdracht van het aandeel van [de vrouw] in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] aan [D] c.s. en wel binnen vier weken na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan een dwangsom van € 1.000,= verschuldigd zal worden voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [de man] niet aan deze veroordeling gevolg geven met een maximum van € 50.000,=;
- en mede te verklaren dat onderhavige uitspraak dezelfde kracht krijgt als een in wettige vorm opgemaakte akte van [de man] tot levering van het aandeel van [de vrouw] in de genoemde onroerende zaak dan wel dat een door Uw Rechtbank aan te wijzen vertegenwoordiger de handeling zal verrichten die nodig is voor de levering van het aandeel dan wel dat indien voor de levering van het aandeel [de man] gehouden is om gezamenlijk met [de vrouw] en [D] c.s. een akte op te maken, dat de uitspraak van Uw Rechtbank in de plaats treedt van die akte of een deel daarvan;
- [de man] te veroordelen in de kosten van deze procedure, met daarbij de bepaling dat deze binnen tien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis aan [de vrouw] zijn voldaan bij gebreke waarvan de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal worden.
het de rechtbank Den Haag moge behagen bij vonnis (…) voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
- [de vrouw] te veroordelen om aan [de man] te betalen een bedrag van € 20.953,66, vermeerderd met de kosten van incasso en wettelijke rente waarvoor partijen hoofdelijk jegens de schuldeisers aansprakelijk zijn, alsmede een bedrag van€ 2.987,64 wegens teveel betaalde partneralimentatie, vermeerderd met de wettelijke rente sedert 1 november 2013,
- althans een zodanig bedrag of zodanige bedragen als de rechtbank alle omstandigheden in aanmerking nemende juist acht, met veroordeling van [de vrouw] in de kosten van deze procedure.
De beoordeling in conventie
“in het eerste half jaar van 2003”ook gekochte
“nieuwe inrichting voor de woning, schilderijen en twee nieuwe auto’s”. Niet met enig bewijsstuk onderbouwd is voorts de (door [de vrouw] betwiste) stelling van [de man] ter zitting, dat hij de kennelijk benodigde eigen financiering van € 41.294,00 plus € 21.299,88 (de twee aan notaris [de notaris] vóór de levering betaalde bedragen, zie hiervoor bij 2.4) heeft betaald met
“eigen cash en eigen spaargeld”.Dat [de man] nu niet meer over enig bewijsstuk van zijn eigen stellingen beschikt en/of kan beschikken zoals hij ter zitting nog heeft gesteld, moet in deze procedure voor zijn risico blijven.
“mislukte gezamenlijke beleggingen op naam van [de man] , die voor [D] geheim moesten blijven”. Dit is door [C] ter zitting gemotiveerd betwist en is voorts niet te rijmen met de bankoverschrijving van € 90.000,- van de en/of rekening van [C] én [D] (en dus niet van een privé rekening van [C] die voor haar echtgenoot [D] geheim zou kunnen blijven) naar de en/of rekening van [de man] en [de vrouw] op of omstreeks 15 april 2002. Dat [de man] nu niet meer over enig bewijsstuk van zijn eigen stellingen beschikt en/of kan beschikken zoals hij ter zitting nog heeft gesteld, moet in deze procedure voor zijn risico blijven.
“dat het grootste gedeelte van de genoemde lening verrekend is met het aandeel groot 16,5% dat [de vrouw] had in genoemde woning aan de [adres 2]en dat
in februari 2007 een finale betaling is verricht waarmee de lening definitief is afgelost”, aldus de woorden van de advocaat van [de vrouw] in punt 5 van zijn dagvaarding en voorts in soortgelijke bewoordingen [C] in haar hiervoor bij 2.16 door de rechtbank geciteerde brief van 23 mei 2014.
6:141 BW. Van de gestelde verrekening van
“de lening met het aandeel groot 16,5% in de woning”kan civielrechtelijk uit de aard der zaak dus geen sprake zijn, omdat een aandeel in de gemeenschappelijke eigendom van een registergoed civielrechtelijk geen te verrekenen geldvordering is. Dat betekent echter niet zonder meer dat de gevorderde verklaring voor recht in conventie over verrekening moet worden afgewezen.