ECLI:NL:RBDHA:2015:12372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
AWB 15/2536, 15/2537, 15/2542, 15/2172, 15/2173, 15/2178, 15/2176, 15/2177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening voor Indiase koks in het kader van GVVA aanvragen

In deze zaak hebben acht Indiase koks de voorzieningenrechter verzocht om hen in afwachting van het besluit op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) te voorzien van de gevraagde vergunning. De voorzieningenrechter heeft deze verzoeken afgewezen op 15 juni 2015, omdat niet is gebleken van een zwaarwegend spoedeisend belang van de verzoekers en er geen sterke twijfels zijn over de rechtmatigheid van de bestreden besluiten. De verzoekers stelden dat het Convenant Aziatische Horeca niet duidelijk de kwalificatie-eisen voor hen vastlegt, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat uit de bijlage van het Convenant blijkt dat voor de functie van chefkok een diploma of vergelijkbare Erkenning Verworven Competenties (EVC) vereist is. Aangezien de verzoekers geen diploma's of EVC's hebben overgelegd, kon de verweerder in zijn standpunt worden gevolgd dat de verzoekers niet voldoen aan de voorwaarden van het Convenant. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoekers onvoldoende zwaarwegend zijn om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen, en dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de afwijzing door de verweerder. De verzoeken zijn derhalve afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 15/2542, 15/2536, 15/2177, 15/2172, 15/2173, 15/2178, 15/2176 en 15/2537

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juni 2015 in de zaken tussen

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] ,

[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] ,
allen van Indiase nationaliteit,
tezamen aan te duiden als verzoekers,
(gemachtigde: mr. S. Singh, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij separate besluiten van 6 januari 2015 (de primaire besluiten) heeft verweerder de door [naam bedrijf] B.V. (hierna: referent) ten behoeve van verzoekers ingediende aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van een zogeheten gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (hierna: GVVA) voor het doel “arbeid in loondienst-Convenant Aziatische Horeca” afgewezen.
Verzoekers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoeken verweerder te gebieden hen in afwachting van het besluit op hun bezwaar, in elk geval voor een bepaalde periode, in het bezit te stellen van de gevraagde vergunning.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2015. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens referent is ter zitting aanwezig, [naam] .

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekers verzoeken om toegang en verblijf ten behoeve van het verrichten van arbeid in loondienst op grond van het Convenant Aziatische Horeca.
2.1
Ingevolge artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ worden verleend indien geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 16 van de Wet en de artikelen 8 en 9 van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav), tenzij het seizoenarbeid betreft.
2.2
Ingevolge artikel 19a van de Uitvoeringsregels behorende bij de artikelen van de Regeling uitvoering wet arbeid vreemdelingen 2014 (hierna: Uitvoeringsregels), voor zover van belang, kan voor vreemdelingen die als kok in de Aziatische horeca tijdelijk arbeid gaan verrichten een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav vindt plaats onder de voorwaarde dat de aanvraag en de daarin opgenomen wervingsinspanningen, verplichtingen en het totaal van het aantal verleende vergunningen in een bepaald tijdvak voldoen aan de voorwaarden die zijn overeengekomen in het Convenant Aziatische Horeca (hierna: Convenant).
2.3
In bijlage 2 van het Convenant, onder F. Niveau 6: chefkok (functiekenmerk K.8.1, chefkok I, II of III) staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Diploma-eis in China: kokdiploma niveau 2 of niveau 3
Diploma-eis NL: MBO-4
of vergelijkbare EVC: Erkenning Verworven Competenties
Ervaringseis: minimaal 5 jaar werkervaring na diploma
Competentie: Innovatiegericht, creativiteit, kwaliteitsgericht,
communicatievaardig”.
3. Verweerder heeft de aanvragen van verzoekers afgewezen onder verwijzing naar de separate negatieve adviezen van het UWV werkbedrijf (UWV) van 23 december 2014. Het UWV heeft negatief geadviseerd omdat verzoekers niet voldoen aan de voorwaarden van het Convenant. Hun functiebenaming komt niet overeen met de functiebenaming chefkok zoals genoemd in het Convenant en ze voldoen niet aan de gestelde kwalificatie-eisen. Voorts komen verzoekers niet in aanmerking voor een GVVA voor het doel “arbeid in loondienst” omdat er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is voor de Aziatische horeca, er onvoldoende wervingsinspanningen zijn verricht en niet is aangetoond dat een recente vacature bij UWV is gemeld, zijnde de afwijzingsgronden genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Ook is niet gebleken dat passende huisvesting voor verzoekers beschikbaar is, hetgeen als afwijzingsgrond is opgenomen in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wav.
3.1
In het verweerschrift heeft verweerder te kennen gegeven dat de afwijzingsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wav in bezwaar is komen te vervallen. Nu verzoekers in bezwaar hun functiebenaming in de arbeidsovereenkomsten in overeenstemming hebben gebracht met de benaming in het Convenant, is ook die tegenwerping komen te vervallen.
4. Verzoekers verzoeken verweerder te gebieden om hen in afwachting van het besluit op hun bezwaar in het bezit te stellen van de gevraagde vergunning. De voorzieningenrechter overweegt dat de gevraagde voorlopige voorziening geen voorlopig karakter heeft, nu deze ertoe strekt om (tijdelijk) de toelating van verzoekers tot de arbeidsmarkt mogelijk te maken, hetgeen ter beoordeling van verweerder is. Toewijzing van deze gevraagde voorlopige voorziening betekent dat verweerder, in elk geval voor een bepaalde periode, voor een voldongen feit wordt gesteld. De beperkingen van de gevraagde voorziening tot enkele weken, zoals dat ter zitting namens verzoekers is gedaan, maakt het voorgaande niet anders. Een dergelijk verzoek om een voorlopige voorziening zal daarom slechts in uitzonderlijke gevallen voor toewijzing in aanmerking komen, namelijk in die gevallen waarin de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek van verzoekers in verhouding tot het belang van verweerder bij de handhaving van die afwijzing zo onevenredig zijn dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Volgens vaste jurisprudentie is voor dergelijke vergaande beslissing in beginsel slechts plaats indien een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noopt en sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij een zwaarwegend spoedeisend belang hebben. Referent is sinds oktober 2014 bezig om voor verzoekers, die als chefkok daarvoor gekwalificeerd zijn, verblijfsvergunningen te verkrijgen, echter zonder succes. Hierdoor dreigt het businessplan van referent te mislukken en loopt hij aanzienlijke schade op. Ook dreigt op korte termijn zijn faillissement.
5.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat het aangevoerde het belang van referent betreft. Ter zitting is namens verzoekers daaromtrent betoogd dat de belangen van verzoekers en referent met elkaar verweven zijn en niet los van elkaar kunnen worden gezien. Als referent failliet gaat, kunnen verzoekers niet bij hem in dienst treden en zal er sprake zijn van gederfde inkomsten.
De voorzieningenrechter volgt de gemachtigde van verzoekers in zijn betoog dat een eventueel faillissement van referent de belangen van verzoekers raakt. Dit is echter onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang van verzoekers. Ook anderszins is van een dergelijk belang van verzoekers niet gebleken. Gelet op hetgeen in rechtsoverwegingen 4 is overwogen, is reeds hierom geen plaats voor toewijzing van de gevraagde voorziening.
6. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat evenmin sprake is van een situatie dat sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van de bestreden besluiten. De voorzieningenrechter kan verzoekers volgen in hun betoog dat uit het Convenant niet duidelijk blijkt welke kwalificatie-eisen het Convenant stelt aan verzoekers, afkomstig uit India, die als chefkok in de Indiase keuken willen werken. In de in rechtsoverweging 2.3 aangehaalde bijlage 2 bij het Convenant wordt alleen gesproken over diploma-eisen in China en in Nederland. Ook het in de bezwaarfase uitgebrachte advies van het UWV van 22 mei 2015 geeft daar geen sluitend antwoord op. De voorzieningenrechter volgt verzoekers echter niet in het betoog dat voor hen op grond van het Convenant daarom in het geheel geen diploma-eis of een vergelijkbare Erkenning Verworven Competenties (EVC) geldt, nu uit bedoelde bijlage bij het Convenant afdoende blijkt dat voor de functie van chefkok een diploma of vergelijkbare EVC vereist is.
Nu verzoekers geen diploma’s hebben overgelegd en evenmin een door een in Nederland erkende EVC-aanbieder afgegeven vergelijkbare EVC, kan verweerder gevolgd worden in zijn standpunt dat verzoekers thans niet voldoen aan de voorwaarden genoemd in het Convenant. De stelling dat verzoekers nimmer een EVC zullen verkrijgen van een in Nederland erkende aanbieder, omdat deze instanties geen verklaring kunnen afgeven over buitenlandse diploma’s en werkervaring, is niet onderbouwd en daarom thans onvoldoende aannemelijk. Verweerder heeft daarom, anders dan betoogd, de overgelegde Certificate of Recognition van de Government of National Capital Territory of Delhi niet als (in Nederland te erkennen) vergelijkbare EVC hoeven aanmerken.
7. Nu verzoekers betoog is, zoals ter zitting gebleken, dat verzoekers enkel toetsing aan het Convenant wensen en verweerder, door verder te toetsen dan aan de voorwaarden van het Convenant, buiten de omvang van hun aanvragen, en daarmee buiten diens bevoegdheid, is getreden, zal de voorzieningenrechter niet ingaan op hetgeen verzoekers in de gronden van bezwaar tegen de tegenwerping van artikel 8 Wav hebben aangevoerd.
8. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Vosse-Pirs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.