ECLI:NL:RBDHA:2015:12588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
C/09/490127 / FA RK 15-4342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en de impact van het kindgebonden budget op de draagkracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.R. Debi, verzocht om de kinderalimentatie te verlagen naar € 308,25 per maand per kind, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J. Vroegindeweij, voerde verweer tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn geweest en de ouders zijn van twee minderjarige kinderen, die bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 19 mei 2009, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 592,50 per maand per kind, in overweging genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de Wet hervorming kindregelingen per 1 januari 2015 in werking is getreden, wat heeft geleid tot een hoger kindgebonden budget voor de vrouw. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 1.331,62 per maand, zonder het kindgebonden budget in mindering te brengen op deze behoefte, conform de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 9 oktober 2015.

De rechtbank heeft de draagkracht van zowel de man als de vrouw berekend. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 10.470,- per maand, wat resulteert in een draagkracht van € 4.518,- per maand. De vrouw heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.168,- per maand, met een draagkracht van € 450,- per maand. Na vergelijking van de draagkracht is vastgesteld dat de man € 1.211,- per maand moet bijdragen aan de kosten van de minderjarigen. Na toepassing van een zorgkorting van 15% heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op € 1.011,- per maand, met ingang van 1 november 2015. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-4342
Zaaknummer: C/09/490127
Datum beschikking: 30 oktober 2015

Alimentatie

Beschikking op het op 8 juni 2015 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.R. Debi te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[verweerster] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij te Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • de brief d.d. 6 juli 2015 met bijlagen van de zijde van de man;
  • de brief d.d. 21 september 2015, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • de brief d.d. 21 september 2015, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
Op 2 oktober 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd. Van de zijde van de man zijn nadere stukken overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man luidt – met wijziging van na te melden beschikking – met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, de kinderalimentatie op € 308,25 per maand per kind te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [datum] tot [datum]
  • Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
• [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
• [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
  • De minderjarigen verblijven thans bij de vrouw.
  • Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 19 mei 2009 is de door de man met ingang van 1 november 2008 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen bepaald op € 592,50 per maand per kind.
  • Als gevolg van de wijziging van rechtswege ingevolge artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bedraagt de door de man te betalen kinderalimentatie thans € 665,81 per maand per kind.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Gelet op hetgeen de man heeft gesteld, dient te worden beoordeeld of in de onderhavige zaak sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:401 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Er dient zich een zodanige wijziging van omstandigheden te hebben voorgedaan dat de beschikking van 19 mei 2009 niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De rechtbank acht de door de man aangevoerde wijziging van omstandigheden, te weten dat met ingang van 1 januari 2015 de Wet hervorming kindregelingen in werking is getreden, waardoor de vrouw onder meer een hoger kindgebonden budget ontvangt, een wijziging van omstandigheden als bedoeld in voormeld wetsartikel, zodat de man ontvankelijk is in zijn wijzigingsverzoek. Nu zich een wijzigingsgrond als bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW voordoet, dient de door de man te betalen kinderalimentatie opnieuw te worden bezien, rekening houdende met alle ter zake dienende omstandigheden.
Inhoudelijke beoordeling
Behoefte
De rechtbank gaat voor de behoefte van de minderjarigen uit van een behoefte van € 1.185,- per maand, zoals die met ingang van 1 november 2008 is vastgesteld in de beschikking van 19 mei 2009. Dit bedraagt thans geïndexeerd € 1.331,62 per maand. In het door de vrouw gestelde ziet de rechtbank geen aanleiding uit te gaan van een hogere behoefte. Daarbij komt dat de vrouw ook niet om wijziging van de destijds vastgestelde kinderalimentatie heeft verzocht.
Inmiddels heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de aan hem door het gerechtshof Den Haag bij beschikking d.d. 3 juni 2015 gestelde prejudiciële vragen over het kindgebonden budget. De Hoge Raad heeft bij prejudiciële beslissing d.d. 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011) geoordeeld dat bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande-ouderkop niet in aanmerking dienen te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt, en dat er geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen de alleenstaande-ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget.
Gelet op deze prejudiciële beslissing zal de rechtbank het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget niet in mindering brengen op de behoefte van de kinderen van
€ 1.331,62.
Draagkracht
Beoordeeld dient te worden in welke verhouding het eigen aandeel in de kosten van de minderjarigen tussen de ouders moet worden verdeeld. Het eigen aandeel kosten van kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + 875)].
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de man uit van een inkomen uit onderneming van € 223.740,- per jaar. Voorts wordt rekening gehouden met een premie arbeidsongeschiktheidsverzekering van € 14.905,- per jaar, een zelfstandigenaftrek van
€ 7.280,- per jaar, een MKB korting van € 30.304,- per jaar en een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van € 2.521,- per jaar. Daarnaast wordt nog rekening gehouden met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Uit dit alles volgt een netto besteedbaar inkomen van € 10.470,- per maand. Aan de hand van de formule bedraagt de draagkracht van de man € 4.518,- per maand.
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de vrouw uit van een inkomen van € 27.500,- per jaar, zoals dat volgt uit de door de vrouw overgelegde jaaropgaaf 2014. Voorts wordt rekening gehouden met de algemene heffingskorting en arbeidskorting. Daarnaast wordt, conform de hiervoor vermelde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, rekening gehouden met een kindgebonden budget van € 414,- per maand, zoals dat volgt uit de door de rechtbank gemaakte proefberekening. Ook wordt nog rekening gehouden met een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 773,- per jaar, waarbij is uitgegaan van 4% van een vermogen van € 40.647,- minus de drempel heffingsvrij vermogen van
€ 21.330,-. Uit dit alles volgt een netto besteedbaar inkomen van € 2.168,- per maand. Aan de hand van de formule bedraagt de draagkracht van de vrouw € 450,- per maand.
Uit de door de rechtbank verrichte draagkrachtvergelijking volgt dat het aandeel van de man in de kosten van de minderjarige € 1.211,- per maand bedraagt en van de vrouw € 121,- per maand.
Zorgkorting
De man heeft gesteld aanspraak te maken op een zorgkorting van 15%. Nu dit als zodanig door de vrouw niet is weersproken, stelt de rechtbank de zorgkorting op een bedrag van
€ 200,- per maand, zijnde 15% van € 1.332,-. De man kan deze zorgkorting volledig in mindering brengen op zijn aandeel in de kosten van de minderjarigen.
Ingangsdatum
De rechtbank acht het, mede gelet op de door de Hoge Raad op 9 oktober 2015 gegeven prejudiciële beslissing aangaande het kindgebonden budget, redelijk om de gewijzigde bijdrage vast te stellen met ingang van 1 november 2015, de eerste datum van de maand volgend op de datum van die beslissing.
Conclusie
De door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen bedraagt aldus € 1.011,- per maand met ingang van 1 november 2015. De rechtbank acht deze bijdrage redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven, zodat zij dienovereenkomstig zal beslissen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank
d.d. 19 mei 2009 – :
bepaalt de door de man met ingang van 1 november 2015 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] te [geboorteplaats] op € 505,50 per maand per kind, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, in tegenwoordigheid van
mr. I. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 oktober 2015.