ECLI:NL:RBDHA:2015:12600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
497053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met afwijzing van het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 oktober 2015 en 27 oktober 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2001. De moeder van de minderjarige is alleen met het ouderlijk gezag belast en sinds maart 2014 verblijft de minderjarige feitelijk bij pleegouders. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, maar nu is er een verzoek ingediend voor een verdere verlenging van deze maatregelen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige nog steeds zorgwekkend is, met een onduidelijk woonperspectief en gebrek aan contact met de moeder. De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, omdat het noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.

Daarnaast is er een verzoek gedaan tot benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige, omdat er een strijd van belangen is tussen de ouders en de minderjarige. De kinderrechter heeft echter besloten om dit verzoek af te wijzen, omdat er al een onderzoek loopt door de Raad voor de Kinderbescherming naar de hoofdverblijfplaats en de wenselijkheid van contact met de ouders. De kinderrechter achtte het niet in het belang van de minderjarige om nu al een bijzondere curator te benoemen, gezien het lopende onderzoek en de hulp die de minderjarige momenteel ontvangt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 28 oktober 2016, met behoud van de betrokken gecertificeerde instelling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/497053 / JE RK 15-1880
Datum uitspraak: 16 oktober 2015 (I) en 27 oktober 2015 (II)

Beschikking van de kinderrechter

I. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II. Afwijzing verzoek benoeming bijzonder curator
in de zaak naar aanleiding van de op 28 september 2015 ingekomen verzoekschriften van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,

hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[mevrouw A.]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,

[de heer B.] en [Mevrouw C.] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de verzoekschriften.
Op 16 oktober 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- [de heer D.] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Groen;
- de vader [de heer E.] , als informant;
- de pleegmoeder;
- [minderjarige] .
De minderjarige [minderjarige] is op 16 oktober 2015 in raadkamer gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- [de heer B.] , de pleegvader.

Feiten

De moeder is alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast.
Sinds maart 2014 verblijft [minderjarige] feitelijk bij de pleegouders.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 28 oktober 2014 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 28 oktober 2014 tot 28 oktober 2015.
Bij beschikking d.d. 23 maart 2015 heeft de rechtbank de machtiging [minderjarige] dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin verlengd tot 28 oktober 2015.

Verzoeken en verweer

I.Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in het huidige pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling. Blijkens het verzoekschrift en de bijlagen is hieraan ten grondslag gelegd dat er een grote behoefte is aan een perspectief voor [minderjarige] en dat - ondanks veel pogingen – het nog steeds niet lukt om alle betrokkenen rond de tafel te krijgen in een netwerkberaad teneinde tot een oplossing te komen. De situatie van [minderjarige] dreigt in een impasse te geraken en het is zodoende onmogelijk het perspectief van [minderjarige] te bespreken en hier besluiten in te nemen. [minderjarige] is hiermee het slachtoffer van het uitblijven van besluitvorming door zijn ouders waardoor hij in zijn ontwikkeling bedreigd blijft. Daar niet verwacht wordt dat de ouders onder de gegeven omstandigheden zullen gaan samenwerken is een verlenging van zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk teneinde toe te kunnen werken naar een spoedige besluitvorming en uitvoering van het woonperspectief voor [minderjarige] .
Ter onderbouwing van het verzoek is ter terechtzitting namens de gecertificeerde instelling aangegeven dat [minderjarige] langer in het huidige pleeggezin kan blijven wonen en dat de moeder thans achter deze plaatsing staat. Gebleken is voorts dat de vader graag wil dat [minderjarige] op termijn bij hem komt wonen. Om voornoemde redenen handhaaft de gecertificeerde instelling het verzoek verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar.
De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Zij is het eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor zover dit een verlenging van de uithuisplaatsing is in het huidige pleeggezin. De moeder hoopt dat ondanks het feit dat [minderjarige] geen contact met haar wil, toch gewerkt wordt aan contactherstel tussen haar en [minderjarige] en toegewerkt wordt naar thuisplaatsing.
De pleegmoeder heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] voorlopig bij haar kan blijven wonen.
De vader heeft aangegeven dat [minderjarige] bij hem kan komen wonen, zodra hij geschikte woonruimte heeft.
II.Het verzoek strekt voorts tot benoeming van een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW voor [minderjarige] , nu er sprake is van een wezenlijke strijd van de belangen van de ouders en de minderjarige in een aangelegenheid die de verzorging en opvoeding van [minderjarige] betreft.
Voor wat betreft het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator is van de zijde van de gecertificeerde instelling aangevoerd dat de situatie van [minderjarige] vast en ‘op slot’ zit. Het lukt niet om tot afspraken te komen, nu de gezinsvoogd in zijn rol door de betrokkenen beleefd wordt als een partij en niet meer als een belangenbehartiger van [minderjarige] . Alhoewel door de Raad voor de kinderbescherming reeds wordt onderzocht of de wijziging van het gezag en de wijziging van de hoofdverblijfplaats in het belang van [minderjarige] is en/of [minderjarige] gebaat is bij contact met een van de ouders, kan de bijzondere curator hierin een adviserende taak vervullen, aldus de gecertificeerde instelling.
Namens de moeder heeft Mr. Groen aangevoerd dat [minderjarige] een verloren positie inneemt. Benoeming van een advocaat als bijzonder curator acht hij derhalve in het belang van [minderjarige] , nu deze tevens namens [minderjarige] een procedure aanhangig kan maken. Het lijkt mr. Groen verstandig om het verzoek tot benoeming van de bijzondere curator aan te houden in afwachting van het onderzoeksrapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de beslissing daaromtrent.
Volgens de pleegmoeder is [minderjarige] prima in staat om aan te geven wat hij wel of niet wil. Het afwachten van het onderzoeksrapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de beslissing van de kinderrechter in de aangehouden zaak, heeft haar voorkeur.

Beoordeling

Ad verzoek I
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Er is nog steeds sprake van concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft al lange tijd geen contact met zijn moeder. Zijn woonperspectief is onduidelijk en de betrokken partijen gaan niet met elkaar in overleg. Verder gaat het nog niet goed op school en heeft [minderjarige] hulp van een psycholoog. Het is daarnaast nog steeds in Justins belang dat hij, zolang zich geen andere geschikte mogelijkheid aandient, kan blijven wonen in het huidige pleeggezin. De kinderrechter zal de onderhavige verzoeken dan ook voor de gevraagde duur toewijzen.
Ad verzoek II
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als – in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige – de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. Gesteld kan worden dat van een zodanige strijd in het geval van [minderjarige] sprake is. Desalniettemin ziet de kinderrechter af van de benoeming van een bijzondere curator. Bij beschikking d.d. 14 augustus 2015 is immers naar aanleiding van verzoeken van de vader door de kinderrechter in deze rechtbank bepaald dat nader onderzoek naar de hoofdverblijfplaats, een wijziging van het gezag en de wenselijkheid van contact met de ouders door de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) dient te worden verricht. Dit onderzoek moet voor het einde van het jaar zijn afgerond. In dat kader zal de Raad met [minderjarige] praten over zijn hoofdverblijfplaats, een mogelijke gezagswijziging en contact met zijn ouders, en adviseren wat in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] is een gesloten jongen die inmiddels al wel hulp van een psycholoog ontvangt. Het doel hiervan is onder meer dat hij leert over zijn gevoelens te praten en deze een plaats kan geven. Gezien voornoemd onderzoek van de Raad dat thans gaande is en de behandeling die [minderjarige] momenteel ontvangt, acht de kinderrechter het op dit moment niet in zijn belang om nog een onafhankelijke derde te benoemen, met wie hij ook in gesprek moet gaan. Als dit in een latere fase wel noodzakelijk wordt geacht kan de kinderrechter alsnog besluiten tot benoeming van een bijzonder curator.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 28 oktober 2015 tot 28 oktober 2016 met behoud van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in het huidige netwerkpleeggezin van
28 oktober 2015 tot 28 oktober 2016, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling,
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator,
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015 (verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing) en 27 oktober 2015 (afwijzing verzoek benoeming bijzonder curator).
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.