Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
13 januari 2015 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
9 oktober 2015.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding over de uitlevering van een verdachte aan Brazilië. De verdachte, die de Braziliaanse nationaliteit heeft, werd op 20 juni 2013 in Nederland aangehouden en is verdacht van het invoeren van verdovende middelen in Brazilië. De Braziliaanse autoriteiten hebben de Nederlandse staat verzocht om uitlevering, waarop de Minister van Veiligheid en Justitie op 9 juli 2015 toestemming heeft gegeven voor deze uitlevering. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure de argumenten van de verdachte, die stelde dat hij bij uitlevering zou worden blootgesteld aan onmenselijke detentieomstandigheden in Brazilië, beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Minister in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven om van het vertrouwensbeginsel af te wijken. De vordering van de verdachte om zijn uitlevering te verbieden werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding.