In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de Gemeente Den Haag tot verhaal van bijstandsverlening aan de man, in het kader van de onderhoudsplicht voor zijn minderjarige kind. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift, en heeft de zaak behandeld op 9 september 2015. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de gemeente, die de kosten van bijstand voor de vrouw en het minderjarige kind wilde verhalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een onderhoudsplicht heeft jegens zijn minderjarige kind en dat de gemeente op basis van de Participatiewet (Pw) het verhaalsbedrag kan vaststellen. De rechtbank heeft de verhaalsbijdrage voor de periode van 1 februari 2014 tot 24 mei 2014 vastgesteld op € 89,93 per maand en voor de periode van 24 mei 2014 tot 1 januari 2015 op € 45,76 per maand. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek van de gemeente met betrekking tot de periode vanaf 1 januari 2015 aangehouden, in afwachting van een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de gevolgen van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad.