Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 2 december 2015
[eiseres] ,
[gedaagde] ,
De procedure
- de dagvaarding van 9 oktober 2014 tegen de eerste rolzitting van 29 oktober 2014, met de producties 1 t/m 10 van [eiseres] ;
- de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie van 10 december 2014;
- het comparitievonnis van de rechtbank van 24 december 2014;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 30 maart 2015;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 16 april 2015;
- de beschikking van de rechtbank van 1 juni 2015, na het eenstemmig verzoek van beide advocaten tot verdere pro forma aanhouding wegens schikkingsonderhandelingen;
- de akte van 29 augustus 2015 met wijziging van eis in conventie en met de producties 11 en 12 van [eiseres] ;
- de beschikking van de rechtbank van 4 september 2015;
- de beschikking van de rechtbank van 10 september 2015 met de daarbij behorende verzoeken van beide advocaten van 7 en 9 september 2015 tot het wijzen van vonnis;
- de faxbrief van de rechtbank van 30 oktober 2015 met
- de beschikking van de rechtbank van 23 november 2015;
- de faxbrief van mr. Van de Water van 25 november 2015;
- de faxbrief van mr. Friperson van 27 november 2015.
De feiten
Florius.
€ 150,- =) € 1.050,- aan [eiseres] te betalen. Dit omdat [gedaagde] de onderlinge afspraak niet was nagekomen om per 1 januari 2013 alle hypotheekrente aan Florius te betalen, waardoor [eiseres] maandelijks € 150,- aan het deurwaarderskantoor van Florius heeft moeten betalen. In diezelfde brief is ook aangezegd dat bij gebreke van tijdige betaling binnen 7 dagen na 4 september 2014 rechtsmaatregelen zouden volgen en dat [gedaagde] dan ook buitengerechtelijke incassokosten van € 157,50 en wettelijke rente aan [eiseres] verschuldigd zou worden. Betaling door [gedaagde] is daarop niet gevolgd, waarna mr. Pril namens [eiseres] op 9 oktober 2014 [gedaagde] heeft doen dagvaarden in deze civiele bodemprocedure.
binnen haar eigen netwerk)op of omstreeks 13 augustus 2015 door Florius finaal gekweten voor de tot dan gemeenschappelijke restschuld aan Florius, onder ontslag van haar hoofdelijke aansprakelijkheid. Volgens de desbetreffende opgave van het deurwaarderskantoor van Florius aan mr. Friperson bedroeg die te schikken gezamenlijke restschuld per 30 april 2015 nog € 64.596,31, waarop nog in mindering strekte een in de periode van 7 februari 2014 tot 30 april 2015 via twee betalingsregelingen afbetaald bedrag van € 3.600,-. Van die € 3.600,- was volgens de opgave van het deurwaarderskantoor
€ 2.100,- betaald door [eiseres] via haar betalingsregeling van € 150,- per maand en
€ 1.500,- door [gedaagde] via zijn betalingsregeling van € 100,- per maand.
De te beoordelen geschillen van partijen
in conventiede rechtbank
verzocht om (…) vast te stellen de verdeling en scheiding van de na de verkoop van de gezamenlijke woning overblijvende schuld aan Florius Profijt, in dier voege dat ten minste de helft van deze schuld aan gedaagde wordt toegedeeld ad EUR 32.456,97 en hetgeen eiseres meer dan haar aandeel in de gezamenlijke schuld aan Florius Profijt is verschuldigd, waarbij gedaagde ook wordt veroordeeld tot betaling aan eiseres ad EUR 1.050,00, dan wel dat gedaagde wordt veroordeeld tot bedragen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen,en
gedaagde te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over de vordering van € 1.050,00, met overige nevenvorderingen. Zoals blijkt uit punt 16 van de dagvaarding beoogde mr. Pril met haar hiervoor geciteerde vorderingen te bereiken dat de rechtbank niet alleen zou beslissen dat [gedaagde] € 1.050,- plus € 157,50 (zie hiervoor bij 2.6) aan [eiseres] moest betalen, maar ook dat [gedaagde] voor wat betreft de gemeenschappelijke restschuld aan Florius van per 4 november 2013 € 64.913,95 in de onderlinge verhouding met [eiseres] de hiervoor bij 2.5 en 2.2 vermelde drie bedragen van € 7.942,88, € 5.102,88 en € 6.800,- geheel zelf zou moeten dragen en/of betalen.
in reconventieaan de rechtbank
verzocht om (…) gedaagde in reconventie te veroordelen tot betaling aan eiser in reconventie tot een bedrag van € 19.086,50,met nevenvorderingen.
in conventiede eis gewijzigd. Die gewijzigde vorderingen in conventie luiden sindsdien dat [eiseres] de rechtbank
verzoekt om (…) [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.794,73, althans een ander bedrag door de Rechtbank in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, ten aanzien van voornoemde € 1.050,- te rekenen vanaf 11 september 2014, en ten aanzien van het resterende bedrag vanaf 13 augustus 2015, althans de datum van deze akte (…)en
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover,met overige nevenvorderingen.
De beoordeling door de rechtbank
in conventiebeoordelen. Zoals hiervoor overwogen is daartegen geen verweer meer gevoerd, zie nader bij 3.4 en 3.5.
€ 28.326,71 en [gedaagde] afgerond € 28.326,72. Dat laatste bedrag voor [gedaagde] moet nog worden vermeerderd met het door hem wegens zijn wanbetaling aan Florius geheel zelf te betalen bedrag van € 7.942,88. [gedaagde] behoorde daarom in de onderlinge verhouding van de toen nog gezamenlijke restschuld aan Florius van € 64.596,31 per 30 april 2015 aldus (€ 28.326,72 plus € 7.942,88= ) € 36.269,60 te dragen en [eiseres] € 28.326,71. [eiseres] heeft daarvan echter aan Florius ter algehele kwijting al betaald een totaalbedrag van (€ 1.050,- plus € 2.100,- plus € 30.000,- =) € 33.150,-. De aldus toewijsbare regresvordering van [eiseres] op [gedaagde] bedraagt daarom naar het oordeel van de rechtbank (€ 33.150,- minus
€ 28.326,71 =) € 4.823,29 in hoofdsom (en dus niet de gevorderde € 8.794,73).
in conventieworden beslist op de wijze zoals hierna onder de beslissingen volgt, met de gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad van alle veroordelingen in conventie. Daarbij zal de rechtbank [gedaagde] veroordelen tot betaling van de proceskosten in conventie, die de rechtbank aan de zijde van [eiseres] begroot op € 95,77 voor deurwaarderskosten, € 77,- voor betaald griffierecht (omdat [eiseres] op basis van een toevoeging procedeert) en € 768,- voor forfaitair salaris advocaat. Wettelijke rente over de proceskosten in conventie is niet gevorderd en daarom niet toewijsbaar.
in reconventiebeoordelen en de daartegen gevoerde verweren. Zie daartoe kortheidshalve hiervoor bij 3.2 en 3.3. De hoofdvordering in reconventie van in totaal € 19.086,50 is gebaseerd op de stelling van [gedaagde] dat hij op grond van de samenlevingsovereenkomst van 29 mei 2007 de volgende deelbedragen van [eiseres] te vorderen heeft: a) € 3.000,- voor de door [eiseres] meegenomen maar door [gedaagde] betaalde inboedelzaken, b) € 15.159,50 voor alle door [gedaagde] tijdens de samenwoning betaalde belastingaanslagen en c) € 927,- voor een teruggave belasting 2011 aan [eiseres] .
in reconventiedaarom afwijzen als zijnde onvoldoende onderbouwd, met veroordeling van [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres] in reconventie. De rechtbank begroot die proceskosten tot dusver op € 904,- voor forfaitair salaris advocaat, te vermeerderen met de daarover bij antwoord in reconventie gevorderde wettelijke rente. Uitvoerbaar verklaring bij voorraad van die proceskostenveroordeling in reconventie is daarbij niet gevorderd en daarom niet toewijsbaar.