ECLI:NL:RBDHA:2015:14607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
C/09/480617 / HA ZA 15-0049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van rekening-courantverhouding en rechtsverwerking in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2015 uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en Prisma Holding B.V. De eiser vorderde onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat hij onverschuldigde rentebetalingen had gedaan aan Prisma Holding B.V. en dat er onterecht bedragen op zijn rekening-courant waren gedebiteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten op 29 september 2008, waarin de partijen overeenkwamen dat het saldo van de rekening-courant per 30 september 2008 € 400.891,60 zou bedragen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet meer kon terugkomen op deze overeenkomst, omdat hij in de jaren daarna geen protest had aangetekend tegen de jaarlijkse rekening-courant overzichten die door Prisma Holding B.V. waren verstrekt. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser in conventie afgewezen en geoordeeld dat de voorwaarde waaronder de vorderingen van Prisma Holding B.V. in voorwaardelijke reconventie waren ingesteld niet in vervulling was gegaan. De eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Prisma Holding B.V. De uitspraak benadrukt het belang van vaststellingsovereenkomsten en rechtsverwerking in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel (civiele bodemzaken)
zaaknummer / rolnummer: C/09/480617 / HA ZA 15-0049

Vonnis van 16 december 2015

in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. P.W. Huitema te Groningen,
tegen

de besloten vennootschap PRISMA HOLDING B.V.,

gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. J. de Koning Gans te Barneveld.
Partijen zullen hierna [eiser] en Prisma Holding BV genoemd worden. De rechtbank zal de producties van [eiser] hierna kortheidshalve aanduiden met de hoofdletter E en de producties van Prisma Holding BV met de hoofdletter G.

De procedure

1.1
De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de inhoud van de volgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
  • de dagvaarding van 15 december 2014 tegen de eerste rolzitting van 14 januari 2015, met de producties E1 t/m E11;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie van 25 februari 2015, met de producties G1 t/m G10;
  • het comparitievonnis van 11 maart 2015 en de beschikking van 15 april 2015;
  • de op 24 juni 2015 ter civiele griffie ontvangen conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
  • de op 6 juli 2015 ter civiele griffie ontvangen producties G11 en G12;
  • het proces-verbaal van de zitting van 9 juli 2015 met vier bijlagen.
1.2
De vonnisdatum is uitgesteld tot vandaag, 16 december 2015.

De feiten

2.1
Op 7 oktober 2003 is één van de toenmalige vennootschappen van [eiser] , de besloten vennootschap [eiser] Aannemersbedrijf BV, failliet verklaard. [eiser] was destijds bevriend met de heer [X] , DGA van Prisma Holding BV.
2.2
Om diverse redenen heeft Prisma Holding BV op 1 juli 2004 voor een koopprijs van € 4.075.000,- alle vorderingen van [eisers] voormalige huisbankier Rabobank Voorthuizen van op dat moment in totaal € 5.419.715,53 op al haar debiteuren [eiser] , zijn toenmalige echtgenote [Y] , de gefailleerde vennootschap [eiser] Aannemersbedrijf BV, en de vennootschappen [eiser] Kootwijkerbroek BV, Stal [eiser] BV, [eiser] Pensioen BV en [eiser] Projectrealisatie BV met alle bijbehorende zekerheden overgenomen (zie nader productie G12).
2.3
Met het oog op de hiervoor bij 2.2. vermelde (voorgenomen) cessie waren voordien bij ondertekende overeenkomst van 24 juni 2004 met zes bijlagen enerzijds Prisma Holding BV en anderzijds [eiser] , [Y] , [eiser] Kootwijkerbroek BV, [eiser] Projectrealisatie BV en Stal [eiser] BV onder meer overeengekomen (zie nader productie E1) dat de vijf laatstgenoemde contractspartijen al hun eigendommen zo goed mogelijk te gelde zou maken ter aflossing van de Rabobank-schuld met rente en kosten aan na de cessie Prisma Holding BV en dat
indien en zodra een opbrengst is gerealiseerd van € 4.575.000,00 te vermeerderen met rente en kosten, reeds nu voor alsdan door Prisma Holding BV kwijting wordt verleend voor het restant van alle schulden (…).
2.4
Prisma Holding BV (DGA [X] ) heeft na de cessie op 1 juli 2004 de omvang van haar vordering met rente en kosten op haar vijf hiervoor bij 2.3 genoemde nieuwe debiteuren (zie productie E1) in rekening-courant geadministreerd, sinds 1 oktober 2008 nog uitsluitend op naam van [eiser] . Prisma Holding BV heeft daarna maandelijks aan [eiser] rentefacturen en jaarlijks een rekening-courant overzicht verzonden.
2.5
Tussen [eiser] en [X] heeft op 1 september 2008 een gesprek onder vier ogen plaatsgevonden over (kort gezegd) de omvang van de nog openstaande schuld aan Prisma Holding BV en de aflossing daarvan. Bij e-mail van 1 september 2008 (productie G5) heeft [eiser] daarna een schriftelijk voorstel gedaan, waarop [X] bij e-mails van 3 september 2008 (producties G4a en E2) en 22 september 2008 (producties G4b en E3) inhoudelijk heeft gereageerd. [eiser] heeft de e-mails van [X] van 3 en 22 september 2008 vervolgens op 29 september 2008 voor akkoord ondertekend.
2.6
Prisma Holding BV heeft de in september 2008 gemaakte afspraken verwerkt in een nieuw rekening-courant overzicht met [eiser] , waarbij de vordering per 30 september 2008 is vastgesteld op in hoofdsom nog € 400.891,60 plus 6,5% rente per jaar en per 31 december 2008 op nog € 396.791,60 plus 6,5% rente per jaar.
2.7
Per 27 maart 2009 zijn [eiser] en [Y] , die tot dan in gemeenschap van goederen waren getrouwd, formeel gescheiden. Prisma Holding BV heeft [Y] ten behoeve van de financiering van een nieuwe eigen woning op 20 maart 2009 € 40.000,- geleend, welk bedrag Prisma Holding BV vervolgens per 1 april 2009 heeft gedebiteerd in de op naam van [eiser] geadministreerde rekening-courant verhouding.
2.8
Van juni 2014 t/m augustus 2014 (zie de producties G3 en E7) heeft opnieuw correspondentie per e-mail plaatsgevonden tussen [eiser] en [X] over de omvang van de rekening-courant vordering. Over dat onderwerp zijn de vroegere vrienden [eiser] en [X] toen gebrouilleerd geraakt. Bij brief van 4 september 2014 (productie E8) heeft de advocaat van [eiser] Prisma Holding BV daarna vergeefs gesommeerd om het rekening-courantsaldo met € 292.327,53 te crediteren ten gunste van [eiser] .

De geschillen

3.1
[eiser] vordert
in conventiedat de rechtbank (samengevat):
zal verklaren voor recht dat [eiser] aan Prisma Holding BV (in december 2007 in rekening-courant) onverschuldigde rentebetalingen van € 87.968,75 heeft gedaan;
zal verklaren voor recht dat Prisma Holding BV (in september 2008) € 100.000,- te weinig heeft gecrediteerd op de rekening-courant van [eiser] ;
zal verklaren voor recht dat Prisma Holding BV (in april 2009) ten onrechte € 40.000,- heeft gedebiteerd op de rekening-courant van [eiser] ;
Prisma Holding BV zal veroordelen om het totaalbedrag van de drie hiervoor genoemde bedragen van € 227.968,75 in hoofdsom in mindering te brengen op de rekening-courant verhouding van [eiser] , vermeerderd met de gevorderde rente, met de gevorderde incassokosten en proceskosten en zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2
Prisma Holding BV vordert
in voorwaardelijke reconventiedat de rechtbank (samengevat) [eiser] zal veroordelen om aan Prisma Holding BV te betalen een bedrag van in hoofdsom € 87.968,75, met nevenvorderingen en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zulks op
de voorwaardedat de rechtbank in conventie zal oordelen dat
partijen niet gehouden kunnen worden aan het op 29 september 2008 schriftelijk tussen hen overeengekomen saldo van de openstaande schuld.
3.3
Voor de weergave van de stellingen aan beide zijden over deze vorderingen in conventie en in voorwaardelijke reconventie volstaat de rechtbank nu kortheidshalve met een verwijzing naar de inhoud van de hiervoor bij 1.1 opgesomde processtukken met alle producties. Op de doorslaggevende stellingen gaat de rechtbank hierna bij de beoordeling in.

De beoordeling

De eerste vordering in conventie.
4.1
De eerste vordering van [eiser] in conventie luidt dat de rechtbank (samengevat) zal verklaren voor recht dat [eiser] aan Prisma Holding BV (in december 2007 in rekening-courant) onverschuldigde rentebetalingen van € 87.968,75 heeft gedaan. Prisma Holding BV voert daartegen het verweer dat (samengevat) [eiser] en Prisma Holding BV op 29 september 2008 schriftelijk zijn overeengekomen dat het saldo van de vordering in rekening-courant per 30 september 2008 na verrekening van alle overeengekomen posten nog € 400.891,60 in hoofdsom zou bedragen, dat daarin de hier door [eiser] aan de orde gestelde rentecorrecties van onder meer € 87.968,75 per 31 december 2007 al verwerkt waren en dat [eiser] die overeenkomst medio 2014 dus niet meer achteraf eenzijdig kon en kan openbreken.
4.2
Dit formele verweer slaagt naar het oordeel van de rechtbank. Met de overeenkomst van 29 september 2008 bedoelt Prisma Holding BV immers de hiervoor bij 2.5 al door de rechtbank vastgestelde overeenkomst, waarbij [eiser] schriftelijk akkoord aan Prisma Holding BV heeft gegeven aan de in de e-mails van 3 en 22 september 2008 vermelde deelbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank betoogt Prisma Holding BV gelet op de inhoud van die e-mails terecht dat het hier een vaststellingsovereenkomst van 29 september 2008 betreft, waarbij [eiser] en Prisma Holding BV gelet op de toen gerezen discussies daarover het saldo van de rekening-courant hebben vastgesteld op (samengevat) € 400.891,60 in hoofdsom per 30 september 2008, en waarin ook de eerdere discussie was geschikt en verdisconteerd over de rentecorrecties van € 87.968,75 en van
€ 84.302,85 per 31 december 2007 en van nog eens € 3.579,21 per 30 september 2008.
4.3
[eiser] heeft voorts géén bijzondere feiten of omstandigheden gesteld, die kunnen leiden tot de vergaande conclusie dat hij in 2014 op de voet van art. 7:904 BW niet meer gehouden zou kunnen worden aan de eigen vaststellingsovereenkomst van 29 oktober 2008, waarin onder meer de onderhavige rentecorrectie per 31 december 2007 van
€ 87.968,75 in hoofdsom al was verdisconteerd. Dit betekent dat de rechtbank die eerste vordering in conventie zal afwijzen. De rechtbank merkt daarbij duidelijkheidshalve nog op dat de rentecorrectie van € 87.968,75 door Prisma Holding BV feitelijk in het voordeel van [eiser] was aangebracht en dat de rentecorrectie van (€ 84.302,85 + € 3.579,21 =)
€ 87.882,06 feitelijk in het nadeel van [eiser] was aangebracht, waardoor het [eiser] bij zijn eerste vordering blijkbaar feitelijk gaat om een rentecorrectie van € 87.882,06.
De vorderingen in voorwaardelijke reconventie.
4.4
De vorderingen in voorwaardelijke reconventie luiden dat de rechtbank (samengevat) [eiser] zal veroordelen om aan Prisma Holding BV te betalen een bedrag van in hoofdsom € 87.968,75, met nevenvorderingen en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zulks op
de voorwaardedat de rechtbank in conventie zal oordelen dat
partijen niet gehouden kunnen worden aan het op 29 september 2008 schriftelijk tussen hen overeengekomen saldo van de openstaande schuld.
4.5
Hieruit blijkt de nauwe samenhang van deze tegenvorderingen in reconventie met de eerste vordering van € 87.968,75 in hoofdsom in conventie. Beide geschillen zijn terug te voeren op diverse nogal ongelukkige formuleringen in de schriftelijke overeenkomst van 24 juni 2004 (productie E1), over de interpretatie waarvan dan ook diverse meningsverschillen zijn ontstaan. Wat daar ook van moge zijn, over de onderhavige rentecorrecties per 31 december 2007 van onder meer € 87.968,75 is naar het oordeel van de rechtbank op 29 september 2008 een vaststellingsovereenkomst gesloten waaraan [eiser] en Prisma Holding BV gebonden zijn en blijven, zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank hiervoor bij 4.1 t/m 4.3 heeft overwogen en beslist.
4.6
Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Prisma Holding BV haar tegenvorderingen heeft ingesteld (zie bij 4.4) niet in vervulling is gegaan, waardoor de rechtbank niet toekomt aan beoordeling van deze voorwaardelijke tegenvorderingen en de daartegen door [eiser] in reconventie gevoerde verweren. Aldus zal worden beslist.
De tweede vordering in conventie.
4.7
De tweede vordering in conventie van [eiser] luidt dat de rechtbank (samengevat) zal verklaren voor recht dat Prisma Holding BV (in september 2008)
€ 100.000,- te weinig heeft gecrediteerd op de rekening-courant van [eiser] . Prisma Holding BV voert daartegen meerdere verweren, waaronder naar de rechtbank begrijpt ook het verweer dat [eiser] zijn recht heeft verwerkt om nog terug te komen op het hier pas medio 2014 aan de orde gestelde bedrag van € 100.000,-, omdat die € 100.000,- ook al verdisconteerd was in de vaststellingsovereenkomst van 29 september 2008 en in de nadien telkens jaarlijks door [eiser] ontvangen rekening-courant overzichten.
4.8
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verweer tegen de deelvordering van
€ 100.000,- in hoofdsom reeds om dezelfde formele redenen als hiervoor bij 4.2 en 4.3 overwogen over de deelvordering van € 87.968,75 in hoofdsom. In de door [eiser] voor akkoord ondertekende e-mails van 3 en 22 september 2008 is immers onmiskenbaar verdisconteerd dat (samengevat) het rekening-courant saldo niet zoals door [eiser] op 1 september 2008 nog voorgesteld met € 1.600.000,- maar met € 1.500.000,- zou worden verminderd als verkoopsom voor het onderhavige registergoed. [eiser] had reeds daarom toen al moeten begrijpen dat het saldo van de rekening-courant per 1 oktober 2008 niet (ongeveer) € 300.000,- zou bedragen zoals hij in zijn voorstel van 1 september 2008 (productie G5) nog had becijferd maar (ongeveer) € 400.000,-, dus € 100.000,- meer dan die € 300.000,-, zulks conform de door [eiser] op 29 september 2008 voor akkoord ondertekende e-mail van 3 september 2008 van [X] . Ook dit onderdeel van de eigen vaststellingsovereenkomst van 29 september 2008 kon en kan [eiser] dus medio 2014 niet meer aantasten.
4.9
Daaraan doet niet of onvoldoende af dat in de op 29 september 2008 ook voor akkoord ondertekende e-mail van 22 september 2008 in afwijking van de e-mail van 3 september 2008 de verkoopprijs voor het onderhavige registergoed is gesteld op
€ 1.500.000,- zonder meer en voor de onderhavige roerende zaken op € 127.500,- Onvoldoende weersproken door [eiser] heeft Prisma Holding BV immers gesteld dat deze twee bedragen in de e-mail van 22 september 2008 in de woorden van Prisma Holding BV
slechts om fiscale redenenaldus fictief zijn vermeld en ondertekend, maar dat de werkelijk overeengekomen bedragen in de e-mail van 3 september 2008 zijn vermeld en voor akkoord zijn ondertekend: (verkoopprijs 1.600.000 – 100.000 minderopbrengst =) € 1.500.000,- voor het onderhavige registergoed en € 27.500,- voor de onderhavige roerende zaken (dat waren een zogenoemde
weideman met toebehoren, een tractor, karren, een giertank en inventaris, zoals door [eiser] ook zelf benoemd en becijferd op € 27.500,- in zijn voorstel per e-mail van 1 september 2008 (productie G5).
4.1
Ten overvloede: in ieder geval had [eiser] dat naar het oordeel van de rechtbank ook en eens te meer moeten begrijpen nadat hij in 2008 en 2009 de rekening-courant overzichten van Prisma Holding BV per 30 september 2008 en per 31 december 2008 mede ter controle had ontvangen, met daarin opgenomen de onderhavige € 100.000,- in het nadeel van [eiser] . Door daarop ook toen nog jarenlang niet meer inhoudelijk te reageren, had [eiser] in ieder geval medio 2014 het recht verwerkt om nog op de in die jaarlijkse rekening-courant overzichten sinds eind september 2008 en/of eind december 2008 in zijn nadeel verdisconteerde € 100.000,- terug te komen. Dit temeer omdat [X] namens Prisma Holding BV in zijn e-mail van 12 juli 2014 (zie ook hiervoor bij 2.8) aan [eiser] nog heeft geschreven al hetgeen de rechtbank hierna bij 4.14 zal citeren.
4.11
[eiser] heeft immers in zijn schriftelijke reacties van 13 en 21 juli 2014 op de hierna bij 4.14 geciteerde e-mail van 12 juli 2014 uitsluitend nog gereageerd op de volgens [eiser] onjuiste rentecorrecties die in de jaarlijkse rekening-courant overzichten sinds 2008 waren opgenomen, maar niet op de onderhavige daarin in zijn nadeel verdisconteerde
€ 100.000,-. [eiser] heeft toen in juli 2014 met name ook onweersproken gelaten de feitelijke stellingen van [X] dat [eiser] sinds 2008 jaarlijks rekening-courant overzichten heeft ontvangen en dat tussen [X] en [eiser] opnieuw is gesproken over de omvang en de aflossing van de schuld van per 1 januari 2011 nog € 448.090,- in hoofdsom, met daarin dus sinds september 2008 verdisconteerd de onderhavige € 100.000,- in het nadeel van [eiser] , waarna is afgesproken dat [eiser] op die schuld van
€ 448.090,- plus 6,5% rente per jaar maandelijks € 4.500,- zou gaan aflossen, waardoor die schuld over 12 jaar omstreeks de 65ste verjaardag van [eiser] algeheel zou zijn afgelost. Door vervolgens van 1 januari 2011 tot juni 2014 bijna 3,5 jaar zonder protest of voorbehoud ook daadwerkelijk maandelijks de afgesproken € 4.500,- aan Prisma Holding BV te betalen, zoals blijkt uit de door Prisma Holding BV overgelegde rekening-courant overzichten (productie G2), heeft [eiser] nogmaals bij Prisma Holding BV het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt en/of bevestigd dat [eiser] het eens was met de omvang en inhoud van de jaarlijkse rekening-courant overzichten van 2008 t/m 2013 van Prisma Holding BV en heeft [eiser] mede daardoor formeel het recht verwerkt om per medio 2014 nog op de materiële juistheid van de daarin sinds 30 september 2008 in zijn nadeel verdisconteerde post van de onderhavige € 100.000,- terug te komen.
4.12
Opnieuw ten overvloede: die materiële juistheid blijkt overigens naar het oordeel van de rechtbank ook uit de hierna bij 4.14 geciteerde passage uit de e-mail van 12 juli 2014 van [X] over de onderhavige € 100.000,-. Zie daartoe ook hiervoor bij 4.9. [eiser] heeft die door Prisma Holding BV gestelde materiële juistheid daarna niet of onvoldoende inhoudelijk weerlegd, ook niet in de onderhavige civiele bodemprocedure bij dagvaarding van 15 december 2014 en ter zitting van 9 juli 2015.
De derde vordering in conventie.
4.13
[eiser] vordert in conventie ten derde dat de rechtbank (samengevat) zal verklaren voor recht dat Prisma Holding BV (in april 2009) ten onrechte € 40.000,- heeft gedebiteerd op de rekening-courant van [eiser] . [eiser] voert daartegen meerdere verweren, waaronder opnieuw het formele verweer van rechtsverwerking.
4.14
Ook dit formele verweer van rechtsverwerking slaagt naar het oordeel van de rechtbank. [X] heeft namens Prisma Holding BV immers het volgende aan [eiser] geschreven in zijn e-mail van 12 juli 2014 (zie ook hiervoor bij 2.8 en zie productie E7).
[eiser] ,
Als jouw mailtje d.d. 12 juli 2014 de aanleiding was voor het door jou aangevraagde gesprek d.d. 9 juli 2014 dan had je je de moeite kunnen besparen en had het mij een hoop tijd gescheeld. Je slaat de plank volledig mis en het vertrouwen dat ik nog in je had is ernstig beschadigd. Jouw bijlage kan ik niet openen, maar ik heb inmiddels in mijn archief de bedoelde e-mail d.d. 22 september 2008 gevonden; gemakshalve ga je voorbij aan de eveneens door ons beide getekende e-mail d.d. 3 september 2008.
De onroerende zaken heb ik van jou gekocht voor de prijs van € 1.600.000,- k.k. met de bepaling dat als ik het binnen 5 jaar voor een lagere prijs zou verkopen jij het verlies tot een maximum van € 100.000,- zou compenseren. Zie e-mail d.d. 3 september 2008. Om fiscale redenen is in de e-mail d.d. 22 september 2008 de koopsom gesteld op € 1.500.000,- en de post overname roerende goederen verhoogd met een bedrag van€ 100.000,- tot een bedrag van € 127.500,-. Aangezien de onroerende zaken binnen een termijn van 5 jaar voor een veel lagere prijs dan de oorspronkelijke € 1.600.000,- zijn verkocht is de verhoging van de post roerende goederen met een bedrag van € 100.000,- teruggedraaid. Het resterende bedrag van € 27.500,- is als zodanig opgenomen in de rekening-courant. Dat verhaal van die € 100.000,- die teveel in de rekening-courant zou zijn opgenomen is dus volkomen misplaatst, hetgeen uiteraard ook geldt voor de volgens jou te verrekenen rente.
Vanaf 2008 heb je van mij ieder jaar de rekening courant overzichten ontvangen en nooit heb je gezegd dat je het niet met het saldo eens was. Terecht in mijn ogen want het saldo was en is nog steeds volkomen juist.
Dan de verrekening van € 40.000,- die door mij is gestort ten tijde van de aankoop van het huis voor jouw ex-vrouw [Y] . Op het moment van de aankoop van het huis en het maken van de afspraak dat door mij de € 40.000,- zou worden bijgestort en in jouw rekening-courant zou worden opgenomen waren jullie nog wel degelijk getrouwd. In feite heb jij dus die € 40.000,- bijgedragen aan de aankoop van het huis voor [Y] ; dit maakte onderdeel uit van het echtscheidingsconvenant dat je met haar gesloten hebt en waarin volgens mij ook is opgenomen dat het huis na verloop van 12 jaar vrij van schulden en hypotheken op haar naam zou staan. Om het huis en de daarop rustende hypotheek op naam van [Y] te kunnen zetten was het noodzakelijk dat de echtscheiding geeffectueerd zou zijn vóór de notariële overdracht van het huis. De lening van € 40.000,- is dus nog gesloten tijdens de huwelijkse periode en komt volledig voor jouw rekening omdat hij onderdeel uitmaakt van hetgeen in het echtscheidingsconvenant is overeengekomen. Ook over het feit dat dit bedrag in de rekening courant was opgenomen het je nooit één woord gespandeerd. Ik ga dus onder géén beding dit bedrag bij [Y] claimen.
De inhoud van jouw mail in aanmerking nemende denk ik dat [Y] er goed aan heeft gedaan een advocaat in de arm te nemen, mocht jij mij nog meer van dit soort mailtjes sturen dan zal ik dat zeker ook gaan doen.
Ik ga dus absoluut niet akkoord met jouw voorstel; uit coulance hebben we destijds afgesproken dat je maandelijks € 4.500,- naar mij over zou maken ter aflossing van de schuld per 1 januari 2011 ad € 448.090,-, te verhogen met 6,5% rente per jaar. Met betaling van een bedrag van € 4.500,- per maand zou de schuld, verhoogd met 6,5% rente, in 12 jaar zijn afgelost; welke datum samenvalt met het bereiken van jouw 65e verjaardag. Aangezien je nu al een paar maanden in gebreke bent om die € 4.500,- per maand te voldoen sommeer ik je bij deze dit per omgaande weer te gaan doen bij gebreke waarvan ik genoodzaakt zal zijn de vordering uit handen te geven.
Met vriendelijke groet,
[X]
4.15
Voor de formele rechtsverwerking om medio 2014 nog terug te komen op de onderhavige per 1 april 2009 in de jaarlijkse rekening-courant overzichten in het nadeel van [eiser] opgenomen € 40.000,- geldt min of meer hetzelfde als hetgeen de rechtbank hiervoor bij 4.10 en 4.11 ten overvloede heeft overwogen over de sinds 30 september 2008 in die overzichten in het nadeel van [eiser] verdisconteerde € 100.000,-. Door op die jaarlijks mede ter controle ontvangen rekening courant overzichten jarenlang niet meer inhoudelijk te reageren, had [eiser] in ieder geval medio 2014 het recht verwerkt om nog op de in die jaarlijkse rekening-courant overzichten sinds 1 april 2009 in zijn nadeel opgenomen € 40.000,- terug te komen. Dit temeer omdat [X] namens Prisma Holding BV in zijn e-mail van 12 juli 2014 (zie ook hiervoor bij 2.8) aan [eiser] nog heeft geschreven al hetgeen de rechtbank hiervoor bij 4.14 heeft geciteerd.
4.16
[eiser] heeft immers in zijn schriftelijke reacties van 13 en 21 juli 2014 op de hiervoor bij 4.14 geciteerde e-mail van 12 juli 2014 uitsluitend nog gereageerd op de volgens [eiser] onjuiste rentecorrecties die in de jaarlijkse rekening-courant overzichten sinds 2008 waren opgenomen, maar niet op de onderhavige daarin in zijn nadeel opgenomen € 40.000,-. [eiser] heeft toen in juli 2014 met name ook onweersproken gelaten de feitelijke stellingen van [X] dat [eiser] sinds 2008 jaarlijks rekening-courant overzichten heeft ontvangen en dat tussen [X] en [eiser] opnieuw is gesproken over de omvang en de aflossing van de schuld van per 1 januari 2011 nog
€ 448.090,- in hoofdsom, met daarin dus sinds april 2009 opgenomen de onderhavige
€ 40.000,- in het nadeel van [eiser] , waarna is afgesproken dat [eiser] op die schuld van € 448.090,- plus 6,5% rente per jaar maandelijks € 4.500,- zou gaan aflossen, waardoor die schuld over 12 jaar omstreeks de 65ste verjaardag van [eiser] geheel zou zijn afgelost. Door vervolgens van 1 januari 2011 tot juni 2014 bijna 3,5 jaar zonder protest of voorbehoud ook daadwerkelijk maandelijks de afgesproken € 4.500,- aan Prisma Holding BV te betalen, zoals blijkt uit de door Prisma Holding BV overgelegde rekening-courant overzichten (productie G2), heeft [eiser] nogmaals bij Prisma Holding BV het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt en/of bevestigd dat [eiser] het eens was met de omvang en inhoud van de jaarlijkse rekening-courant overzichten van 2008 t/m 2013 van Prisma Holding BV en heeft [eiser] mede daardoor formeel het recht verwerkt om medio 2014 nog op de materiële juistheid van de daarin sinds april 2009 opgenomen post van de onderhavige € 40.000,- terug te komen.
4.17
Ten overvloede: die materiële juistheid blijkt overigens naar het oordeel van de rechtbank ook uit de hiervoor bij 4.14 geciteerde passage uit de e-mail van 12 juli 2014 van [X] over de onderhavige € 40.000,-. [eiser] heeft die door Prisma Holding BV gestelde materiële juistheid daarna niet of onvoldoende inhoudelijk weerlegd, ook niet in de onderhavige civiele bodemprocedure bij dagvaarding van 15 december 2014 en ter zitting van 9 juli 2015. In dat verband heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank met name het gemotiveerde en met de producties G6 t/m G10 onderbouwde feitelijke betoog van Prisma Holding BV in de punten 42 t/m 51 van haar conclusie van 25 februari 2015 over de onderhavige € 40.000,- onvoldoende inhoudelijk weerlegd.
4.18
Mede daarom neemt de rechtbank - strikt genomen ten overvloede - voor materieel juist aan dat (samengevat) [eiser] , [Y] en [X] destijds in de periode vóór 27 maart 2009 feitelijk zijn overeengekomen - opnieuw mede
om fiscale redenenin afwijking van de tekst van het in zoverre fictief bedoelde echtscheidingsconvenant van 11 maart 2009 - dat [eiser] de voor de financiering van de woning aan de [adres] mede benodigde lening van € 40.0000,- van Prisma Holding BV aan formeel (zijn aanstaande ex-echtgenote) [Y] feitelijk voor zijn eigen rekening zou nemen door debitering van dat bedrag op zijn bestaande rekening-courant schuld aan Prisma Holding BV. Die onderlinge werkelijke afspraak wordt ook bevestigd door het feit dat [eiser] in deze procedure niet heeft gereclameerd over de overige drie debetposten die Prisma Holding BV in haar rekening-courant overzicht van 2009 ook nog voor de nieuwe woning van/voor [Y] aan de [adres] heeft opgenomen en aldus aan [eiser] in rekening heeft gebracht.
4.19
Daar komt nog bij dat ten tijde van deze daadwerkelijke overeenkomst vóór 27 maart 2009 [eiser] en [Y] inderdaad nog in gemeenschap van goederen waren getrouwd én dat volgens de overeenkomst van 24 juni 2004 (productie E1, zie ook bij 2.3) [Y] na de cessie formeel mede-debiteur was van Prisma Holding BV. Ook door deze twee omstandigheden was Prisma Holding BV naar het oordeel van de rechtbank materieel gerechtigd om de onderhavige € 40.000,- per 1 april 2009 op de jaarlijkse rekening-courant overzichten te debiteren ten laste van [eiser] én [Y] (én de toen nog bestaande vennootschappen van [eiser] ). Dat Prisma Holding BV sinds 30 september 2008 kennelijk feitelijk alleen nog [eiser] als (solvente) debiteur van de rekening-courant schuld beschouwt en aanmerkt, doet daar niet of onvoldoende aan af.
Slotsom en proceskosten.
4.2
De vierde vordering in conventie luidt samengevat dat de rechtbank Prisma Holding BV zal veroordelen om de optelsom van de in de eerste drie vorderingen genoemde deelbedragen van in totaal € 227.968,75 in hoofdsom in mindering te brengen op de rekening-courant verhouding van [eiser] , vermeerderd met de gevorderde rente, met de gevorderde incassokosten en proceskosten en zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Na de voorgaande afwijzing van de eerste drie vorderingen in conventie mist deze vierde vordering in conventie dus zelfstandige betekenis. Daarom zal zij worden afgewezen.
4.21
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de hierna volgende beslissingen in conventie en in voorwaardelijke reconventie. De overige stellingen aan beide zijden kunnen na het voorgaande buiten beoordeling blijven.
4.22
[eiser] moet als de in conventie in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van Prisma Holding BV in conventie betalen. De rechtbank begroot die proceskosten op € 3.829,- voor betaald griffierecht plus € 4.000,- voor forfaitair salaris advocaat. Daarop strekt nog in mindering een forfaitair salaris advocaat van € 1.788,- in voorwaardelijke reconventie, omdat Prisma Holding BV gelet op de beslissing in voorwaardelijke reconventie daarin nodeloos advocaatkosten heeft veroorzaakt voor [eiser] . Per saldo betekent dat een proceskostenveroordeling van € 6.041,- ten laste van [eiser] in conventie en in voorwaardelijke reconventie. Uitvoerbaar verklaring bij voorraad van die proceskostenveroordeling van [eiser] is niet gevorderd of verzocht door Prisma Holding BV in haar conclusie van 25 februari 2015 en daarom niet toewijsbaar.

De beslissingen

De rechtbank in conventie en in voorwaardelijke reconventie:
- wijst af de vorderingen van [eiser] in conventie;
- beslist dat de voorwaarde onder welke de vorderingen van Prisma Holding BV in voorwaardelijke reconventie zijn ingesteld niet in vervulling is gegaan, waardoor de rechtbank niet toekomt aan beoordeling daarvan;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van per saldo € 6.041,- aan Prisma Holding BV voor de proceskosten in conventie en in voorwaardelijke reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op woensdag 16 december 2015.