ECLI:NL:RBDHA:2015:15051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
15/4516
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th.W. van Ravenstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling door de rechter-commissaris op verzoek van de verdachte

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 november 2015, wordt het verzoek tot toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte behandeld. De raadsman, mr. M.H. Meulemeesters, stelt dat de inverzekeringstelling in strijd is met het legaliteitsbeginsel, omdat deze is gebaseerd op een wetsartikel dat toepassing van dit dwangmiddel niet mogelijk maakt, namelijk artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. De rechter-commissaris heeft het verzoek ontvangen en direct ter hand gesteld aan de piketofficier van justitie, mr. D.J. Laman, die om 15:04 uur een inhoudelijke reactie heeft gestuurd. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak heeft de rechter-commissaris besloten om de verdachte en diens raadsman niet te horen.

De rechter-commissaris overweegt dat het Nederlandse strafvorderingsstelsel niet voorziet in een toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling op verzoek van de verdachte. Dit blijkt uit de letterlijke tekst van artikel 59a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, alsook uit de literatuur en de parlementaire geschiedenis. De wetgever heeft er bij de invoering van dit artikel bewust voor gekozen om een dergelijke toetsing niet mogelijk te maken. Om deze reden verklaart de rechter-commissaris het verzoek van de verdachte niet-ontvankelijk.

Ten overvloede merkt de rechter-commissaris op dat uit de schriftelijke reactie van de piketofficier van justitie blijkt dat de inverzekeringstelling van de verdachte heeft plaatsgevonden op verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Dit is een artikel waarvoor inverzekeringstelling is toegestaan, vooral wanneer de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De beschikking eindigt met de beslissing dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Uitspraak

RG04
beschikking

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Rechter-commissaris
RC-nummer: 15/4516
Beschikking op een verzoek getiteld ‘verzoek rechtmatigheidstoets ex artikel 59a Sv’
Aan de rechter-commissaris is op 4 november 2015 om 12:15 uur een verzoek ter hand gesteld, afkomstig van mr. M.H. Meulemeesters, raadsman van:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1989
(hierna: de verdachte).

Inhoud van het verzoek.

Het verzoek strekt tot toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte. De inverzekeringstelling is volgens de raadsman in strijd met het legaliteitsbeginsel, nu deze is gebaseerd op een wetsartikel dat toepassing van dit dwangmiddel niet mogelijk maakt (artikel 447e Wetboek van Strafrecht).

Procesgang.

De rechter-commissaris heeft het faxbericht van de raadsman direct na ontvangst daarvan ter hand gesteld aan de piketofficier van justitie, mr. D.J. Laman. De piketofficier van justitie heeft haar om 15:04 uur een inhoudelijke reactie gestuurd.
Vanwege het spoedeisende karakter van deze zaak, heeft de rechter-commissaris afgezien van het horen van de verdachte en diens raadsman.

Overweging.

De rechter-commissaris overweegt dat het Nederlandse stelsel van strafvordering niet voorziet in een toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling
andersdan op verzoek van de officier van justitie. Zij verwijst hiertoe naar de letterlijke tekst van artikel 59a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (“De rechter-commissaris bepaalt, na daartoe van de officier van justitie een verzoek te hebben ontvangen, onverwijld tijd en plaats van het verhoor”), naar de literatuur (Melai/Groenhuijsen, artikelsgewijs commentaar bij artikel 59a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, aantekeningen 7 en 8) en naar de parlementaire geschiedenis bij het betreffende wetsartikel (
Kamerstukken II, 21225, nr. 12, p. 3-4).
Uit deze bronnen blijkt, dat er bij de invoering van artikel 59a van het Wetboek van Strafvordering door de wetgever uitdrukkelijk niet voor is gekozen om toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling door de rechter-commissaris op verzoek van de verdachte mogelijk te maken. Het verzoek moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overweging ten overvloede.
De rechter-commissaris overweegt ten overvloede dat uit de schriftelijke reactie van de piketofficier van justitie kan worden afgeleid dat hem uit navraag bij de politie is gebleken dat de inverzekeringstelling van verdachte heeft plaatsgevonden op verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zijnde een artikel waarvoor inverzekeringstelling is toegelaten bij een verdachte van wie geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland vast te stellen is.

Beslissing.

De rechter-commissaris verklaart het verzoek
niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven te Den Haag op 4 november 2015 om 16:50 uur door mr J.Th.W. van Ravenstein, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.