5.2Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep] de bevindingen van de primaire verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres op het spreekuur en de hoorzitting gezien, dossiergegevens bestudeerd en informatie van behandelend psycholoog [psycholoog] in zijn oordeelsvorming betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de door eiseres aangegeven lichamelijk klachten slechts in beperkte mate objectiveerbaar zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft als diagnose spierklachten opgenomen. Uit informatie van de behandelend psycholoog blijkt dat de begeleiding op laag peil stond en staat en weinig effect heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt in de rapportage van 18 juni 2015 vast dat eiseres aan een depressie lijdt en daarom psychisch matig beperkt moet worden geacht. Fysiek dient zware belasting te worden vermeden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast.
6. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest. Van een onderschatting van de beperkingen van eiseres is de is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank overweegt voorts dat uit het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet naar voren is gekomen dat eiseres aan slapeloosheid lijdt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 18 juni 2015 wel opgenomen dat eiseres aan depressie lijdt. Omdat eiseres haar stelling dat zij aan slapeloosheid lijdt niet met objectief-medische gegevens heeft onderbouwd, en evenmin heeft gemotiveerd waarom (meer) beperkingen uit haar depressie voortvloeien, gaat de rechtbank aan deze stellingen voorbij. De rechtbank overweegt voorts dat uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hij de brief van reumatoloog [reumatoloog] van 16 januari 2015 over de polyartrose van eiseres in zijn oordeelsvorming heeft betrokken. Uit het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bleek dat de handen van eiseres een normale beweeglijkheid vertoonden. Nu geen sprake is van een objectiveerbare beperking, zijn naar het oordeel van de rechtbank terecht geen beperkingen aan de handen en vingers van eiseres in de FML opgenomen. De rechtbank overweegt voorts dat de brief van de anesthesioloog-pijnspecialist van 29 oktober 2015 ruim na de datum in geding is opgesteld. Een eventuele toename van de klachten van eiseres is in het kader van deze procedure niet relevant.
7. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de volgende functies voor eiseres geselecteerd: productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (sbc-code 111172), productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) en inpakker (handmatig) (sbc-code 111190). Dit leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 21,46 procent.
8. Eiseres betoogt dat de functies niet passend zijn. Bij de functie “productiemedewerker industrie” wordt 1000 maal per uur frequent gereikt, terwijl zij daarvoor beperkt is geacht. Een onderbouwing van deze overschrijding van haar belastbaarheid ontbreekt. Eiseres betoogt voorts dat in de functie “productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie” bovenmatig veel met het hoofd wordt bewogen. Als gevolg van de slapeloosheid van eiseres, kan zij daardoor gedurende haar werkzaamheden bewusteloos kan raken. Tot slot ontbreekt een onderbouwing voor de functie “inpakker (handmatig)”.
9. De rechtbank stelt vast dat bij de functie “productiemedewerker industrie” een signalering is gegeven op het item reiken. Uit de rapportage van 14 juli 2015 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitvoerig overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gevoerd over deze belasting. Omdat in deze functie over een zeer beperkte afstand wordt gereikt en deze afstand nauwelijks belasting geeft, is de verzekeringsarts bezwaar en beroep akkoord met de duiding van deze functie. Over de functie “productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie” schrijft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage dat de normaalwaarde op het aspect “hoofdbewegingen” weliswaar is overschreden, maar dat de totale belasting op dit aspect binnen de mogelijkheden van eiseres blijft. De normaalwaarde geldt immers niet als bovengrens en de belasting is niet excessief. Voorts heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage de signaleringen bij de functie “inpakker (handmatig)” voorzien van een toereikende en inzichtelijke toelichting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee afdoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend zijn is voor eiseres.
10. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust. Dat betekent dat verweerder de WIA-uitkering van eiseres terecht met ingang van 27 januari 2015 heeft beëindigd.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.