ECLI:NL:RBDHA:2015:15084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
09/777043-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens vechtpartij op openbare weg met gebruik van een kettingslot

Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een heftige vechtpartij op de openbare weg in Rijswijk op 17 februari 2014. De verdachte heeft samen met medeverdachten geweld gebruikt tegen twee slachtoffers, waarbij een kettingslot werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ernstig letsel hebben opgelopen en psychische gevolgen hebben ervaren van de vechtpartij. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden met gesloten deuren en heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist voor de zwaardere aanklachten, maar de rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 50 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777043-14
Datum uitspraak: 4 juni 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres] .
thans uit anderen hoofde preventief gedetineerd in PI Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 juni 2014, 17 februari 2015 en 21 mei 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. van den Heuvel en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. J.I. Echteld, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Rijswijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of,
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Rijswijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of,
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Rijswijk, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, de Sir Winston Churchillaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het zich gezamenlijk naar de Sir Winston Churchillaan begeven en/of
- het omringen en/of het zich opdringen aan die [slachtoffer 1] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan en/of,
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] stompen/slaan
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Rijswijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Rijswijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Rijswijk, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, de Sir Winston Churchillaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het zich gezamenlijk naar de Sir Winston Churchillaan begeven en/of
- het omringen en/of het zich opdringen aan die [slachtoffer 2] en/of,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, het meermalen, althans eenmaal, met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en/of,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen en/of,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] stompen/slaan,
waarbij hij, verdachte, meerdere malen, althans eenmaal, met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar voorwerp, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een of meerdere verwondingen in het gezicht/op het hoofd) voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 17 februari 2014 werd de politie naar de Sir Winston Churchilllaan in Rijswijk gestuurd, omdat ter hoogte van het Grand Winston hotel een vechtpartij gaande was. De politie trof ter plaatse de gebroeders [slachtoffers] (hierna: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) aan. Zij verklaarden in elkaar te zijn geslagen door vier mannen. [2] Eerder op de avond was er een aanvaring geweest tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ). De broer van de medeverdachte, [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) heeft daarna [slachtoffer 1] gebeld om het uit te praten. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens met de verdachte en nog een andere jongen naar het hotel nabij station Rijswijk gegaan. Er is toen niet gepraat, maar gevochten. Daarbij zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschopt en geslagen door de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [3] Door de politie zijn foto’s gemaakt van de verwondingen die bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zichtbaar waren. [4]
In het Grand Winston hotel was op het moment van de vechtpartij getuige [getuige 1] aan het werk. Zij hoorde schreeuwen en roepen en toen zij uit het raam keek zag zij meerdere mensen die aan het vechten waren met elkaar. Zij heeft gezien dat er werd geschopt en geslagen. [5]
De verdachte heeft verklaard op 17 februari 2014 samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de Sir Winston Churchilllaan te zijn gegaan en Ahmet te hebben geslagen en geschopt. [6]
De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat op 17 februari 2014 op de Sir Winston Churchilllaan een vechtpartij heeft plaatsgevonden, waarbij de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn geschopt en geslagen door onder andere de verdachte.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er bij deze vechtpartij een kettingslot is gebruikt en zo ja door wie dit slot is gebruikt en vervolgens welk strafbaar feit dat oplevert.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair en de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten (poging moord, poging doodslag en poging zware mishandeling) en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten (openlijke geweldpleging) heeft begaan. De verdachte dient te worden vrijgesproken voor de onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat het openlijk geweld enig lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte en de medeverdachten ontkennen de ten laste gelegde feiten. De onderlinge verklaringen van de getuigen bij de politie en de rechter-commissaris bevatten veel tegenstrijdigheden. De verklaringen van de aangevers en hun bevriende getuigen zijn kennelijk leugenachtig en dienen van het bewijs te worden uitgesloten. De feitelijkheden ter zake de vechtpartij zijn achteraf niet goed meer te reconstrueren, zodat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld wie er heeft geslagen met het kettingslot. Niet staat vast hoe hard is geslagen, en wie, en waar, op het lichaam geraakt zijn. Het zichtbare letsel bij de aangevers komt niet overeen met het door de aangevers beschreven geweld. Een kettingslot zou ander letsel opleveren. Daardoor kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat er een aanmerkelijke kans was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of de dood. Eveneens kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het plegen van openlijk geweld en/of dat hij aan dat geweld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is, kan zij volgens de raadsvrouw slechts komen tot openlijke geweldpleging.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij meerdere malen op zijn lichaam is geslagen met een scooterslot door de verdachte. De verdachte sloeg het scooterslot met gestrekte hand en met vaart tegen hem aan. [slachtoffer 1] werd met het scooterslot geslagen tegen zijn armen en de achterzijde van zijn hoofd. Tevens is hij herhaaldelijk geslagen met vuisten door de medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , onder andere op zijn rechteroog en rechterzijde van zijn mond. [7] Toen hij op de grond lag, kreeg hij ook nog trappen en klappen. Daarbij is hij in zijn gezicht geraakt. Voorts werd er geschopt tegen zijn ribben. [slachtoffer 1] zag zijn broertje [slachtoffer 2] op de grond liggen en zag dat deze door de verdachte met het scooterslot op zijn hoofd werd geslagen. Ook heeft hij gezien dat zijn broertje werd geschopt en geslagen door verdachte. [8]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij door de verdachte uit het niets met opzet en kracht met het kettingslot is geslagen op het achterhoofd en voorhoofd. Vervolgens is hij door drie mannen, waaronder de verdachte, met kracht geslagen en getrapt tegen zijn linkerbeen en linkerborst. Hij voelde dat de drie mannen hem sloegen met gebalde vuisten. Hij zag tevens dat zijn broer [slachtoffer 1] met een vuist op zijn mond werd geslagen door de verdachte. [9]
Letsel bij de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Het letsel aan het gezicht van [slachtoffer 1] is door de politie vastgelegd op een foto. [10]
Blijkens de geneeskundige verklaring is bij [slachtoffer 1] het volgende uitwendige letsel waargenomen op 19 februari 2014: een schaafwond rechteroog, lippen, veel pijn in borstkas, kan moeizaam ademhalen, pijn in de armen beiderzijds. De geschatte duur van de genezing is ongeveer twee weken. [11]
Het letsel aan het hoofd van [slachtoffer 2] is door de politie vastgelegd op foto’s. [12]
Blijkens de geneeskundige verklaring is bij [slachtoffer 2] het volgende uitwendige letsel waargenomen op 19 februari 2014: sprake van gering uitwendig bloedverlies, heeft veel pijnklachten door kneuzingen linkerkant hoofd, linkerflank en linkerknie. Huidverwondingen. Lichamelijk herstel is ongeveer één tot twee weken, het psychisch herstel kan langer duren. [13]
Ahmet is op 17 februari 2014 vlak na de vechtpartij onderzocht in het Reinier de Graaf Ziekenhuis. Daar is uit lichamelijk onderzoek het volgende gebleken: snijverwonding op de behaarde hoofdhuid boven het linkeroor en midden op het voorhoofd 4 mm. Verder oppervlakkige schaafwond op linker bekkenkam en linker scheenbeen. De verwondingen zijn gelijmd. [14]
Getuigenverklaringen
De [getuige 1] heeft verklaard dat er flink werd gevochten en dat zij zag dat iemand een dik fietskettingslot bij zich had waarmee richting een man werd geslagen. Ook werd de man met kracht met de vuist op het hoofd geslagen. [15]
De [getuige 2] was die avond met beide aangevers en heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat één van de jongens een groot kettingslot in zijn handen had en daarmee sloeg. Ook werd er geslagen met vuisten. [16] Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij dacht dat het voorwerp een riem was en dat hij later hoorde dat het een slot was. Ahmet is geslagen met het slot en toen hij op de grond lag is hij geschopt, maar de getuige weet niet door wie. [17]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij het station was en dat een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Hij was daar met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en een andere jongen. Zij zijn uit de auto gestapt en toen werd er geslagen en geschopt. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij heeft geslagen en geschopt en dat hij denkt dat anderen ook hebben geslagen. Zij zijn weggegaan omdat de situatie uit de hand liep en zij niet wilden dat het erger werd. [18]
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan het standpunt van de raadsvrouw, van oordeel dat de verklaringen van de aangevers en de [getuige 2] voldoende betrouwbaar zijn en niet van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De verklaringen van de aangevers komen op essentiële punten overeen, met name als het gaat over de handelingen en het aandeel van de verdachte in de vechtpartij. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring van de [getuige 2] . Zowel de aangevers als de [getuige 2] hebben verklaard dat is geslagen met een scooterslot, dan wel een kettingslot en dat [slachtoffer 2] werd geschopt toen hij op de grond lag. Voornoemde verklaringen worden voorts ondersteund door de verklaring van de onafhankelijk [getuige 1] , die heeft verklaard dat met een dik fietskettingslot richting een man werd geslagen en dat een man met kracht met een vuist op het hoofd werd geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een vechtpartij tussen de verdachte en de medeverdachten, en de aangevers en dat daarbij aan de zijde van de aangevers letsel is ontstaan. De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, voorts bewezen dat bij de vechtpartij gebruik is gemaakt van een fiets-, scooter- of kettingslot. Uit de verklaringen van de aangevers en de getuigen blijkt dat sprake was van een zeer chaotische situatie en in het dossier zijn veel wisselende verklaringen over wie precies wie heeft geslagen of geschopt en waar op het lichaam. Daardoor is niet goed vast te stellen wat de betrokkenen precies hebben gedaan en op welk moment, te minder doordat de afgelegde verklaringen voornamelijk komen van de zijde van de aangevers. De [getuige 1] is een onafhankelijke getuige, maar zij heeft slechts gezien dat er een grote vechtpartij was en dat er met een voorwerp, vermoedelijk een fietskettingslot, werd geslagen. Dat maakt dat de rechtbank slechts kan vaststellen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een vechtpartij, waarbij beide aangevers zijn geslagen en geschopt en waarbij een slot is gebruikt. De verdachte heeft ook verklaard dat hij betrokken was bij de vechtpartij en dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen en geschopt. Onduidelijk is wanneer en door wie het slot bij de vechtpartij is betrokken, hoe groot het was en hoe hard er mee is geslagen. Van het door de aangevers opgelopen letsel kan, zonder nader onderzoek, niet vastgesteld worden of dit is veroorzaakt door het slaan met een fiets-, scooter- of kettingslot. Het is dan ook niet mogelijk om vast te stellen of het gebruikte slot geschikt was om een aanmerkelijke kans op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel, te veroorzaken en evenmin of het slot op een zodanige wijze is gebruikt dat één van deze gevolgen had kunnen intreden. Vastgesteld moet worden dat uit de geneeskundige verklaringen volgt dat het veroorzaakte letsel vrij oppervlakkige verwondingen betreft met een relatief korte hersteltermijn. Ook van de overige bewezenverklaarde geweldshandelingen kan niet worden vastgesteld dat deze zijn gepleegd met het opzet om dood dan wel zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken, noch dat deze een aanmerkelijke kans daarop in het leven hebben geroepen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1 primair en subsidiair, en de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting [19] , inhoudende dat hij niet heeft gezien dat de aangevers door de medeverdachten zijn geslagen en/of geschopt en dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen en geschopt in reactie op agressie van de kant van [slachtoffer 2] , acht de rechtbank – gelet op de eerder door de verdachte afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris – niet geloofwaardig. Daar heeft de verdachte immers verklaard dat hij denkt dat anderen ook hebben geslagen en dat zij zijn weggegaan omdat de situatie uit de hand liep en zij niet wilden dat het erger werd.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten, te weten openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. meer subsidiair
hij op 17 februari 2014 te Rijswijk, op of aan de openbare weg, de Sir Winston Churchilllaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit:
- het omringen
vandie [slachtoffer 1] en,
- het meermalen met een slot tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan en,
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen en,
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan;
2. meer subsidiair
hij op 17 februari 2014 te Rijswijk op of aan de openbare weg, de Sir Winston Churchill
laan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het omringen
vandie [slachtoffer 2] en,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, het meermalen met een slot, tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen en,
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en subsidiair en de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van vijf maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Omdat verdachte thans weer preventief is gehecht in verband een verdenking voor een ander feit, zou een werkstraf voor het onderhavige feit een verkeerd signaal zijn.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank komt tot een veroordeling van de verdachte, in de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de medeschuld van de aangevers, de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, de lange periode waarin de verdachte zich aan de zware schorsingsvoorwaarden moest houden en het feit dat de verdachte een first offender is en niet eerder is veroordeeld. Een geheel voorwaardelijke (werk)straf is in dit geval passend. De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overweegt, deze gelijk te laten zijn aan de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel aan te vullen met een werkstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft op de openbare weg deelgenomen aan een heftige vechtpartij en daarbij op ontoelaatbare wijze geweld gebruikt tegen de twee aangevers. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaringen hebben de slachtoffers veel last gehad van de vechtpartij, met name de psychische gevolgen hebben zij als zeer heftig ervaren. Dergelijke geweldsfeiten veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank houdt verdachte daarvoor mede verantwoordelijk.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 25 maart 2015. Blijkens dit rapport bestaan geen zorgen op de verschillende leefgebieden. Het gaat goed met de verdachte en hij heeft tijdens de schorsingsperiode laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden. De verdachte is niet meer met de politie in aanraking gekomen en heeft zijn diploma behaald. De Raad acht de verdachte, met ondersteuning van zijn moeder, in staat om de positieve verandering zelf voort te zetten.
De Raad heeft geadviseerd een deels (on)voorwaardelijke werkstraf aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat na te melden onvoorwaardelijke jeugddetentie, welke tijd door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze straf, anders dan de officier van justitie, rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat is gebleken dat de verdachte zich lange tijd goed heeft gehouden aan de zware schorsingsvoorwaarden. Nu de verdachte in dat kader reeds behoorlijk is gestraft, ziet de rechtbank geen ruimte voor een aanvullende straf. De omstandigheid dat de verdachte op dit moment voorlopig gehecht is in verband met een ander strafbaar feit maakt dit niet anders.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.160,00.
[slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.084,13.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] geconcludeerd tot toewijzing van de materiële kosten en de immateriële kosten tot een bedrag van € 200, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de kosten van de telefoon van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] , voor zover deze betrekking heeft op een vergoeding van het eigen risico, dient te worden afgewezen. Deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd en niet is gebleken of een deel van het eigen risico is gebruikt voor andere medische behandelingen. Voorts is de verzochte immateriële schadevergoeding te hoog. Er is sprake van eigen schuld bij de benadeelde partij. De door de benadeelde partij in de vordering genoemde vergelijkbare situatie komt niet overeen met voorliggende zaak, omdat in genoemde uitspraak sprake is van uitgaansgeweld. De verzochte immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen, dan wel te worden gematigd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] , voor zover deze betrekking heeft op een vergoeding van het eigen risico, dient te worden afgewezen. Deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd en niet is gebleken of een deel van het eigen risico is gebruikt voor andere medische behandelingen. Daarnaast dienen de kosten voor het verliezen van de telefoon van de benadeelde partij te worden afgewezen. Het dossier bevat geen bewijs voor het verliezen van deze telefoon, zodat het causaal verband ontbreekt.
Voorts is de verzochte immateriële schadevergoeding te hoog. Er is sprake van eigen schuld bij de benadeelde partij. De door de benadeelde partij in de vordering genoemde vergelijkbare situatie komt niet overeen met voorliggende zaak, omdat in genoemde uitspraak sprake is van uitgaansgeweld. De verzochte immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen, dan wel te worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de materiële schade (eigen risico verzekering) toewijzen. Deze post is voldoende onderbouwd en uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit.
Met betrekking tot de verzochte vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het bewezenverklaarde staat vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. Dat sprake is van psychische schade is echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag gematigd dient te worden, gelet op de wijze waarop de vechtpartij tot stand is gekomen, waarbij een eigen aandeel van de benadeelde partij niet valt uit te sluiten. De rechtbank zal derhalve naar billijkheid een bedrag van € 200,00 toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 560,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen; ten aanzien van de materiële schade met ingang van 17 februari 2014, nu vast staat dat deze schade op deze datum is ontstaan. Wat betreft de immateriële schade wordt de wettelijke rente met ingang van de datum van het vonnis toegewezen omdat de schade per heden is vastgesteld.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 560,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, over een bedrag groot € 360,00 vanaf 17 februari 2014 en over een bedrag groot € 200,00 vanaf 4 juni 2015, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het vervoer per ambulance, de medicatie en de inkomstenderving toewijzen. Deze posten zijn voldoende onderbouwd en op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde feit.
De verzochte schadevergoeding voor de telefoon wordt afgewezen, nu niet is komen vast te staan dat deze is beschadigd door het bewezenverklaarde feit.
Met betrekking tot de verzochte vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het bewezenverklaarde staat vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. Dat sprake is van psychische schade is echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag gematigd dient te worden, gelet op de wijze waarop de vechtpartij tot stand is gekomen, waarbij een eigen aandeel van de benadeelde partij niet valt uit te sluiten. De rechtbank zal derhalve naar billijkheid een bedrag van € 200,00 toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 994,13.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen; ten aanzien van de materiele schade met ingang van 17 februari 2014, nu vast is komen te staan dat deze schade op die datum is ontstaan. Wat betreft de immateriële schade wordt de wettelijke rente met ingang van de datum van het vonnis toegewezen,omdat de schade per heden is vastgesteld.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 994,13, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, over een bedrag groot € 794,13 vanaf 17 februari 2014 en over een bedrag groot € 200 vanaf 4 juni 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de telefoon terug te geven aan verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en/of maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair,
1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en
2 meer subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

1.meer subsidiair en 2 meer subsidiair:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] , een bedrag van € 560,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 560,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daar, over een bedrag groot 360,-- euro vanaf 17 februari 2014 en over een bedrag groot € 200,00 vanaf 4 juni 2015, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] , een bedrag van € 994,13;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 994,13, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, over een bedrag groot € 794,13 vanaf 17 februari 2014 en over een bedrag groot € 200,00 vanaf 4 juni 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] .
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 19 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel K1: zwart SAMSUNG;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juni 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1561-2014034324, doorgenummerd blz. 1 t/m 220
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 87 en 88
3.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , blz. 71 t/m 74 en proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , blz. 75 t/m 78
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 87 en 88
5.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] , blz. 85 en 86
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 mei 2015
7.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , blz. 71 t/m 74
8.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , blz. 199 t/m 201
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , blz. 75 t/m 78
10.Een geschrift, te weten een foto, blz. 93
11.Geneeskundige verklaring d.d. 19 februari 2014, blz. 151
12.Geschriften, te weten foto’s, blz. 89 t/m 92
13.Geneeskundige verklaring d.d. 19 februari 2014, blz. 156
14.Specialistenbericht d.d. 18 februari 2014, blz. 157
15.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] , blz. 85 en 86
16.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] , blz. 171 en 172
17.Verklaring van [getuige 2] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 13 mei 2014
18.Verklaring van de verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 21 februari 2014
19.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 mei 2015