ECLI:NL:RBDHA:2015:152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2015
Publicatiedatum
8 januari 2015
Zaaknummer
C-09-468360 - JE RK 14-1504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp

Op 6 januari 2015 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, thans Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met betrekking tot een minderjarige die feitelijk verblijft in een gesloten jeugdhulpinstelling. De kinderrechter had eerder op 8 juli 2014 een ondertoezichtstelling verlengd en een machtiging voor gesloten jeugdzorg verleend, maar de minderjarige had sindsdien meerdere keren weggelopen en de behandeling in de huidige accommodatie was niet van de grond gekomen.

Tijdens de zitting op 6 januari 2015 waren de moeder van de minderjarige en de minderjarige zelf niet aanwezig, wat de kinderrechter noopte om artikel 6.1.10 van de Jeugdwet niet toe te passen. De stiefvader was wel opgeroepen, maar verscheen niet. De kinderrechter oordeelde dat het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp niet voldeed aan de wettelijke vereisten, omdat de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper niet voldeed aan de voorwaarden van de Jeugdwet. De minderjarige was sinds 29 november 2014 onvindbaar en had niet recentelijk een gedragswetenschappelijk onderzoek ondergaan.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek afgewezen, met de overweging dat de wettelijke vereisten niet waren nageleefd. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-1504
Zaaknummer: C/09/468360
Datum beschikking: 6 januari 2015
Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp

Beschikking op het op 23 juni 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Zuid-Holland Midden, thans Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2000 te[geboorteplaats],
kind van:
[A],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die belast is met het eenhoofdig ouderlijk gezag.
In deze procedure wordt tevens als belanghebbende aangemerkt:
[B] (verder: de stiefvader).
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, te weten [C] te [D].

Procedure

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 8 juli 2014 de ondertoezichtstelling verlengd van 21 augustus 2014 tot 9 juli 2015 en een machtiging gesloten jeugdzorg verleend van 9 juli 2014 tot 9 januari 2015 en voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 8 juli 2014, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd;
- de evaluatiebrief d.d. 18 december 2014;
- de instemmingsverklaring d.d. 22 december 2014 van een gedragswetenschapper, die de minderjarige niet heeft onderzocht.
Op 6 januari 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [X], namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de minderjarige, mr. B. Beekman.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling. In de evaluatiebrief is het volgende opgemerkt.
De minderjarige is in juli 2014 overgeplaatst naar [C]. Zijn behandeling is daar niet van de grond gekomen. Eind november 2014 is de conclusie getrokken dat de behandeling die [C] kan bieden niet aansluit bij hetgeen de minderjarige nodig heeft. Hij is inmiddels uitgeschreven.
De behandeling van de minderjarige komt niet van de grond door zijn zelfbepalende gedrag, waarin hij wordt gesteund door zijn moeder. Daarnaast is de minderjarige in de afgelopen maanden drie maal weggelopen. In het belang van de minderjarige zal de behandeling voortgezet moeten worden in een strakker regime en uit de buurt van zijn netwerk.
De advocaat heeft aangegeven sinds begin december 2014 geen contact meer te hebben gehad met de minderjarige.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de moeder en de minderjarige niet bereid zijn zich te doen horen, zodat toepassing van artikel 6.1.10 van de Jeugdwet achterwege kan blijven.
De stiefvader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Krachtens artikel 6.1.2 onder 5 van de Jeugdwet behoeft een verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort te voren heeft onderzocht. In de beschikking d.d. 8 juli 2014 heeft de kinderrechter aangegeven dat er voor de nadere terechtzitting een nieuwe instemmingsverklaring moest worden overgelegd. De overgelegde instemmingsverklaring d.d. 18 december 2014 voldoet niet aan het wettelijke vereiste dat de minderjarige kort voor het afgeven van de instemmingsverklaring door de gedragswetenschapper is onderzocht De minderjarige is weggelopen uit [C] en onvindbaar sinds 29 november 2014.
Wegens het ontbreken van een wettelijk vereiste zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015 in tegenwoordigheid van mr. Y.D. David als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.