ECLI:NL:RBDHA:2015:15916
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsuitkering op grond van bijzondere omstandigheden en nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had eerder bijstand ontvangen, maar deze was per 1 november 2013 ingetrokken omdat zij niet was verschenen op een afspraak in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek. Eiseres heeft op 13 februari 2015 opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd, die aanvankelijk met terugwerkende kracht tot 3 december 2014 werd toegekend. Eiseres was het niet eens met deze ingangsdatum en stelde dat de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht tot 1 november 2013 had moeten worden toegekend, omdat zij op dat moment niet in staat was om haar belangen te behartigen door haar geestelijke toestand.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eerdere intrekking van de bijstandsuitkering, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden. De rechtbank heeft ook gekeken naar de verklaringen van de psychiater en de medisch adviseur van eiseres, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres in november 2013 niet in staat was om te voldoen aan de verplichtingen die aan de bijstandsverlening verbonden zijn. De rechtbank oordeelde dat de psychiater weliswaar nieuw gebleken feiten had aangedragen, maar dat deze niet voldoende waren om het eerdere besluit te herzien.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en eiseres kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.