ECLI:NL:RBDHA:2015:16398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2015
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
C/09/498074/ KG RK 15/2002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2015 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris mr. A.C.M. Höppener afgewezen. Het verzoeker, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, stelde dat de rechter-commissaris vooringenomen was door in het proces-verbaal op te nemen dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had, en dat zij niet inhoudelijk had gekeken naar stukken die hij tijdens het verhoor had overgelegd. De rechter-commissaris had hem gehoord in verband met een vordering tot bewaring en de rechtmatigheid van zijn inverzekeringstelling. Na een schorsing van het verhoor had de rechter-commissaris de vordering tot inbewaringstelling toegewezen, wat leidde tot het wrakingsverzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2015 was verzoeker aanwezig met zijn raadsman, mr. H. Weisfelt, terwijl de gewraakte rechter-commissaris niet verscheen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet vooringenomen was, en dat de opname in het proces-verbaal gebruikelijk was in het kader van de vordering tot inbewaringstelling. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechter-commissaris om de overgelegde stukken niet inhoudelijk te bekijken werd als een processuele beslissing beschouwd, die op zichzelf geen grond voor wraking vormde.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen reden was om te vrezen dat de rechter-commissaris niet onpartijdig was, en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en de gewraakte rechter-commissaris.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingsnummer 2015/67
zaak-/rekestnummer: C/09/498074 / KG RK 15/2002
parketnummer: 09/819438-15
RC-nummer: 15/4219
datum beschikking: 16 november 2015
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
zonder vaste woonplaats hier te lande,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
verzoeker,
raadsman: mr. H. Weisfelt,
strekkende tot wraking van:
mr. A.C.M. Höppener,
rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 14 oktober 2015 is verzoeker door de rechter-commissaris gehoord op de vordering tot bewaring alsmede in verband met de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Blijkens het proces-verbaal heeft verzoeker na een schorsing van het verhoor de rechter-commissaris gewraakt. De rechter-commissaris heeft vervolgens na een tweede schorsing meegedeeld dat de vordering tot inbewaringstelling een spoedeisende aangelegenheid betreft en dat om die reden de beslissing van de wrakingskamer niet kan worden afgewacht. Het verhoor is vervolgens ondanks protest daartegen door de bij het verhoor aanwezige raadsman van verzoeker voortgezet, waarna de rechter-commissaris heeft meegedeeld dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig is, dat de vordering tot inbewaringstelling wordt toegewezen en dat een bevel tot bewaring voor een termijn van veertien dagen zal worden afgegeven alsmede dat het verzoek tot opschorting van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De rechter-commissaris heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 2 november 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, is verschenen. De rechter-commissaris is met bericht niet verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. De rechter-commissaris heeft verzoeker geplaatst in de categorie ‘zonder vaste woon- verblijfplaats’ omdat verzoeker volgens de rechter-commissaris niet bereikbaar is voor politie en justitie, terwijl verzoeker heeft aangegeven dat hij een verblijfadres heeft. Ook heeft de rechter-commissaris tijdens het verhoor gezegd niets te kunnen met de door verzoeker besproken papieren waaruit volgens verzoeker zou blijken dat de door hem aangekochte goederen niet geregistreerd staan als gestolen. Hieruit blijkt dat de rechter-commissaris vooringenomen is.

4.Het standpunt van de gewraakte rechter-commissaris

De rechter-commissaris berust niet in de wraking. Volgens haar is van enige vooringenomenheid geen sprake. Verzoeker wordt verdacht van heling van een aanzienlijke hoeveelheid gereedschap en andere zaken. Omdat het tijdens een voorgeleiding onmogelijk is om nauwgezet de nummers en stukken van de inbeslaggenomen goederen te bekijken en te vergelijken met de serienummers die de raadsman van verdachte heeft opgezocht op de website stopheling.nl, heeft de rechter-commissaris op dat moment gezegd dat zij niets met de papieren kon die de raadsman van verzoeker tijdens het verhoor toeschoof aan verzoeker. Zij heeft tegen verzoeker gezegd dat ze de betreffende lijst aan de stukken zou toevoegen, zodat de politie kan nagaan of hetgeen hij zegt klopt. Overigens wil het feit dat de serienummers niet voorkomen op de website stopheling.nl volgens de rechter-commissaris nog niet zeggen dat er geen sprake kan zijn van heling.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer geeft het feit dat de rechter-commissaris in de kop van het proces-verbaal van het verhoor van 14 oktober 2015 heeft doen opnemen dat verzoeker geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande heeft geen grond om te vrezen dat het de rechter-commissaris aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van haar de schijn van partijdigheid gewekt. Het is niet ongebruikelijk dat in de kop van het proces-verbaal wordt aangesloten bij de vordering tot inbewaringstelling, waar ook is vermeld dat verzoeker geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande heeft. In het proces-verbaal heeft de rechter-commissaris vervolgens de verklaring van verzoeker ten aanzien van zijn verblijfplaats doen opnemen, zodat zij recht heeft gedaan aan de stellingen van verzoeker hieromtrent.
5.4.
Dat de rechter-commissaris tijdens het verhoor de door de advocaat meegenomen uitdraaien van de website stopheling.nl niet inhoudelijk heeft bekeken, is een beslissing van processuele aard die in beginsel geen grond voor een wraking vormt. Dit is slechts anders indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat dit hier niet het geval is. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat de door de raadsman van verzoeker tijdens het verhoor overgelegde uitdraaien slechts een deel van de in beslag genomen goederen betreffen en voorts het niet voorkomen van de serienummers van de inbeslaggenomen goederen nog niet betekent dat er geen sprake kan zijn van heling.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker raadsman mr. H. Weisfelt;
• de rechter-commissaris mr. A.C.M. Höppener.
Aldus beslist in raadkamer van deze rechtbank door mrs. G.P. Verbeek, A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en D.G.J. Dop, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2015 .