ECLI:NL:RBDHA:2015:16398
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2015 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris mr. A.C.M. Höppener afgewezen. Het verzoeker, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, stelde dat de rechter-commissaris vooringenomen was door in het proces-verbaal op te nemen dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had, en dat zij niet inhoudelijk had gekeken naar stukken die hij tijdens het verhoor had overgelegd. De rechter-commissaris had hem gehoord in verband met een vordering tot bewaring en de rechtmatigheid van zijn inverzekeringstelling. Na een schorsing van het verhoor had de rechter-commissaris de vordering tot inbewaringstelling toegewezen, wat leidde tot het wrakingsverzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2015 was verzoeker aanwezig met zijn raadsman, mr. H. Weisfelt, terwijl de gewraakte rechter-commissaris niet verscheen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet vooringenomen was, en dat de opname in het proces-verbaal gebruikelijk was in het kader van de vordering tot inbewaringstelling. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechter-commissaris om de overgelegde stukken niet inhoudelijk te bekijken werd als een processuele beslissing beschouwd, die op zichzelf geen grond voor wraking vormde.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen reden was om te vrezen dat de rechter-commissaris niet onpartijdig was, en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en de gewraakte rechter-commissaris.