ECLI:NL:RBDHA:2015:16403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
C/09/495140/ KG RK 15/1691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2015 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een civiele procedure tegen de officier van justitie procedeerde, had de kantonrechter mr. E. Weiss gewraakt. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een beslissing van de kantonrechter om een gepubliceerde uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 23 december 2009 toe te laten als bewijsstuk. Verzoeker stelde dat deze beslissing blijk gaf van vooringenomenheid van de kantonrechter.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter om het stuk toe te laten een processuele beslissing was, waartegen in beginsel geen wraking kan worden ingediend. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die een vermoeden van vooringenomenheid rechtvaardigden. Bovendien had verzoeker in het verleden al twee keer geprobeerd de kantonrechter te wraken, wat de wrakingskamer als misbruik van het rechtsmiddel beschouwde.

De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek om wraking in deze hoofdprocedure niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de procesgang in de hoofdzaak werd voortgezet. De wrakingskamer benadrukte het belang van vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid in deze zaak.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/60
zaak-/rekestnummer: C/09/495140/ KG RK 15/1691
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 2693722 MB VERZ 14-142
datum beschikking: 19 oktober 2015
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [adres] ,
verzoeker,
(eiser in de hoofdzaak),
tegen
de officier van justitie,
gemachtigde: mr. J. Vergoossen,
(verweerder in de hoofdzaak),
strekkende tot wraking van:
mr. E. Weiss,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

[verzoeker] (hierna: [verzoeker] ) heeft beroep ingesteld bij de kantonrechter tegen de beslissing van de officier van justitie naar aanleiding van het administratief beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen een opgelegde administratieve sanctie. De behandeling van dit beroep is op 28 augustus 2014 geschorst omdat [verzoeker] de kantonrechter (om een andere reden) had gewraakt, welk wrakingsverzoek bij beslissing van 3 november 2014 is afgewezen. Ter zitting van 13 april 2015 is de behandeling van het beroep voortgezet. Op deze zitting heeft de kantonrechter de vertegenwoordiger van de officier van justitie toestemming gegeven om een fotokopie van een gepubliceerde uitspraak van het Hof Leeuwarden d.d. 23 december 2009 over te leggen. Daarop heeft [verzoeker] de kantonrechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het door de kantonrechter en de griffier opgestelde en ondertekende proces-verbaal van voornoemde behandeling van het beroep op 13 april 2015. Daarnaast heeft de wrakingskamer op 3 september 2015 van de kantonrechter een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ontvangen. Ten slotte heeft de wrakingskamer kennisgenomen van een e-mailbericht van J.M. Vergoossen d.d. 16 september 2015, houdende de mededeling dat er namens parket CVOM niemand aanwezig zal zijn ter zitting van 5 oktober 2015.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 5 oktober 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker [verzoeker] is verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht.
De kantonrechter en de vertegenwoordigster van het CVOM zijn als aangekondigd niet ter zitting verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.
[verzoeker] heeft gesteld dat sprake is van vooringenomenheid van de kantonrechter jegens hem, nu de kantonrechter op de zitting van 13 april 2015 de vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie het woord niet heeft ontnomen en haar heeft toegelaten een uitspraak van het gerechtshof van 23 december 2009 te overhandigen. Volgens [verzoeker] had de kantonrechter het stuk moeten weigeren.
3.2.
Ter zitting van 5 oktober 2015 heeft [verzoeker] toegelicht dat hij het CVOM ziet als een verlengstuk van de rechtbank. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de rechter – anders dan bij de burger – niet kritisch is als het CVOM iets doet dat niet kan, zoals in het onderhavige geval, een stuk overleggen buiten de wettelijke 10-dagen termijn. Door de late overlegging van dit stuk, had [verzoeker] niet de gelegenheid om onderzoek te toen naar en te reageren op dit stuk, zo heeft hij gesteld.

4.Het standpunt van mr. Weiss

De kantonrechter berust niet in de wraking en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek. Volgens de kantonrechter heeft [verzoeker] geen feiten en omstandigheden aangevoerd die blijk geven van vooringenomenheid of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De door de vertegenwoordigster van de officier van justitie overgelegde fotokopie van een uitspraak van het Hof Leeuwarden, is gepubliceerd en had dus door [verzoeker] voorafgaand aan de zitting kunnen worden geraadpleegd. De kantonrechter heeft in haar reactie voorts aangegeven dat zij weliswaar bereid was om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen om de uitspraak te bestuderen en daarop te reageren, maar dit was niet mogelijk omdat [verzoeker] haar onmiddellijk wraakte. Ten slotte heeft de kantonrechter de wrakingskamer verzocht om [verzoeker] te verbieden om haar in de onderhavige Mulderzaak nogmaals te wraken.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Het wrakingsverzoek is – naar de wrakingskamer begrijpt – gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door de vertegenwoordigster van het CVOM toe te laten om ter zitting een gepubliceerde uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 23 december 2009 te overhandigen aan de kantonrechter en aan verzoeker. Dat de kantonrechter geen bezwaar had tegen het overleggen van voornoemd stuk is een processuele beslissing waartegen in beginsel niet het middel van wraking kan worden ingezet. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan deze (processuele) beslissing in het onderhavige geval ook geen grond opleveren voor wraking, nu deze geen zwaarwegende aanwijzing oplevert als hiervoor bedoeld. Niet valt in te zien dat de kantonrechter met deze beslissing blijk heeft gegeven van een partijdige dan wel vooringenomen opstelling. De kantonrechter is met deze beslissing evenmin vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, noch heeft zij op enige wijze de schijn van vooringenomenheid jegens [verzoeker] gewekt.
5.4.
Nu de wrakingskamer ook niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de kantonrechter een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, wordt het verzoek tot wraking afgewezen.
5.5.
Gelet op het gehalte en de inhoud van het wrakingsverzoek, alsmede de omstandigheid dat [verzoeker] in de onderhavige procedure de kantonrechter reeds tweemaal heeft getracht te wraken, ziet deze wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer stelt vast dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking, betrekking hebbend op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling wordt genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker [verzoeker] , betrekking hebbend op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de vertegenwoordigster van het CVOM mr. J. Vergoossen;
• de kantonrechter mr. E. Weiss.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A. van Rens, D. Aarts en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2015.