Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 januari 2015 in de zaak tussen
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
In beroep heeft verzoeker ter staving van zijn asielrelaas alsnog de volgende stukken overgelegd:
- een rijbewijs dat expireert op 31 december 2014
- een taxivergunning dat expireert op 11 oktober 2012
- een aanbevelingsbrief van [naam 2] association
- een kwitantie van Gambia tourism authority van 17 januari 2011
- een applicatieformulier van Gambia tourism authority van 17 januari 2011.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat deze stukken alsnog bij de beoordeling betrokken moeten worden en er niet toe kunnen leiden dat artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw hem kan worden tegengeworpen.
Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat zij in het voornemen en het bestreden besluit niet leest dat verweerder verzoeker ook tegenwerpt dat hij onvoldoende documenten ter onderbouwing van zijn nationaliteit/identiteit heeft overgelegd.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij, met voorgaande motivering, verzoeker niet enkel tegenwerpt het ontbreken van documenten ter onderbouwing van zijn relaas, maar evenzeer ten aanzien van zijn identiteit en nationaliteit. Ten aanzien van de door verzoeker in beroep overgelegde taxivergunning en rijbewijs heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze stukken niet afdoen aan de tegenwerping van artikel, 31, tweede, aanhef en onder f, Vw, aangezien verzoeker nog steeds niet (genoemde) documenten ter staving van zijn identiteit heeft overgelegd, zodat het ontbreken van documenten hem terecht is tegengeworpen.
Ter zitting heeft verweerder het voorgaande (onder meer) toegelicht dat Gambia weliswaar geen homovriendelijk land is maar juist daarom zou het voor de hand liggen dat verzoeker de geruchten zou ontzenuwen.
tenzij een andere rechtsgrond voor rechtmatig verblijf van toepassing is’ onvoldoende concreet is en daarom niet geldt als een terugkeerbesluit.
dat het besluit van rechtswege tot gevolg heeft dat de vreemdeling na bekendmaking van de beschikking niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, tenzij een andere rechtsgrond voor rechtmatig verblijf van toepassing is’ wordt gebezigd zoals in de voornoemde uitspraak van de Afdeling. In het bestreden besluit staat vermeld “
Dit besluit heeft de rechtsgevolgen als opgesomd in artikel 45 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit houdt onder meer in dat betrokkene na bekendmaking van de beschikking niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Dit besluit wordt tevens aangemerkt als terugkeerbesluit. (…)”.Het standpunt van verzoeker volgt de voorzieningenrechter dan ook niet. De beroepsgrond faalt.