ECLI:NL:RBDHA:2015:1740
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens onvoldoende algemeen belang
Op 18 februari 2015 heeft de politierechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren en verkopen van vervalste horloges van het merk Omega. De terechtzitting vond plaats op 4 februari 2015, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.G.L. van Ardenne, aanwezig was. De officier van justitie, mr. N. Achahbar, eiste een geldboete van € 300,- of 6 dagen hechtenis. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er ten onrechte strafrechtelijke handhaving was toegepast in plaats van civielrechtelijke handhaving.
De politierechter overwoog dat de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude van het College van procureurs-generaal leidend is in deze zaak. Deze Aanwijzing stelt dat bij inbreuken op intellectuele eigendomsrechten de civielrechtelijke handhaving voorop moet staan, tenzij er sprake is van een algemeen belang dat strafrechtelijke handhaving rechtvaardigt. De rechter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij georganiseerde criminaliteit of dat er sprake was van grootschalige namaak. Bovendien was er geen bewijs dat de volksgezondheid of de veiligheid van de samenleving in gevaar was gebracht.
De politierechter oordeelde dat het openbaar ministerie niet in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing had kunnen komen, en dat de beginselen van behoorlijke procesorde waren geschonden. Daarom verklaarde de politierechter het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt het belang van de Aanwijzing en de noodzaak voor het openbaar ministerie om zorgvuldig te overwegen of strafrechtelijke vervolging gerechtvaardigd is in gevallen van intellectuele eigendomsfraude.