ECLI:NL:RBDHA:2015:1986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
14 _ 7216 TOESL
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep en bezwaar in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot persoonlijke betalingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de ontvankelijkheid van een beroep en bezwaar van eiseres tegen een beslissing van verweerder inzake een persoonlijke betalingsregeling. Eiseres heeft zowel bij het indienen van het bezwaarschrift als bij het indienen van het beroepschrift de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijnen overschreden. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroep verschoonbaar is, omdat eiseres de uitspraak op bezwaar in eerste instantie niet heeft ontvangen. Na kennisname van de uitspraak heeft zij echter tijdig beroep ingesteld. De termijnoverschrijding voor het maken van bezwaar is echter niet verschoonbaar, omdat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van 13 september 2013. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bezwaar niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 9 augustus 2013 een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling van eiseres heeft ontvangen en dat op 13 september 2013 een beslissing op dat verzoek is genomen. Eiseres heeft op 20 mei 2014 een nieuw verzoek ingediend, dat als bezwaar tegen de eerdere beslissing is aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de beslissing op bezwaar op 12 juni 2014 naar het juiste adres is verzonden. Eiseres heeft echter betoogd dat zij deze beslissing niet heeft ontvangen, wat de rechtbank geloofwaardig acht. Hierdoor is de termijn voor het indienen van beroep verschoonbaar geacht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is, omdat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de eerdere beslissing. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/7216

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van25 februari 2015 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [plaats], eiseres

en

[P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 12 juni 2014 op het bezwaar van eiseres tegen de beslissing op verzoek persoonlijke betalingsregeling.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015.
Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Door verweerder is op 9 augustus 2013 een verzoek persoonlijke betalingsregeling van eiseres ontvangen. Op 13 september 2013 heeft verweerder een beslissing op het verzoek genomen.
2. Op 20 mei 2014 is door verweerder een nieuw verzoek persoonlijke betalingsregeling van eiseres ontvangen, welk verzoek door verweerder is aangemerkt als een bezwaar tegen de hiervoor vermelde beslissing. Op 12 juni 2014 heeft hij een beslissing op het bezwaar genomen.
3. Op of rondom 17 juli 2014 heeft eiseres een brief van verweerder ontvangen waarin is opgenomen dat de betalingsregeling vanwege een achterstand in de betalingen is komen te vervallen.
4. Eiseres heeft met dagtekening 28 juli 2014, door de rechtbank ontvangen op
30 juli 2014, beroep aangetekend tegen de beslissing op bezwaar van 12 juni 2014.
5. In geschil is of het beroep tegen de beslissing op bezwaar tijdig is ingediend. En indien dit het geval is of het bezwaar tijdig is ingediend.
6. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroep- of bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 36 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) aan op de dag na die van dagtekening van de uitspraak dan wel beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroep- of bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroep- of bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep
7. Omdat eiseres stelt dat zij de beslissing op bezwaar van 12 juni 2014 niet heeft ontvangen, is het in beginsel aan verweerder om aannemelijk te maken dat die beslissing op het adres van de geadresseerde is ontvangen of aangeboden dan wel haar op een andere manier heeft bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat verweerder in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres.
8. Ten bewijze dat hij de uitspraak op bezwaar heeft verzonden heeft verweerder een uitdraai uit het geautomatiseerde systeem van de belastingdienst/toeslagen overgelegd waarin is af te lezen dat de beslissing op bezwaar, gedateerd 12 juni 2014, op 10 juni 2014 is verzonden. Een kopie van de beslissing is tevens in het systeem opgenomen, waaruit blijkt dat het naar het in de GBA bekende adres van eiseres is verstuurd. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat hij de beslissing op bezwaar naar het juiste adres heeft verzonden.
9. Zoals hiervoor is overwogen rechtvaardigt de verzending naar een adres het vermoeden van ontvangst of aanbieding van het besluit op dat adres. Dan is het aan eiseres om dit vermoeden te ontzenuwen. Hierin is eiseres naar het oordeel van de rechtbank geslaagd. De rechtbank overweegt hierbij dat zij het niet ongeloofwaardig acht dat eiseres de beslissing op bezwaar niet heeft ontvangen, mede nu zij binnen twee weken na ontvangst van de brief van 17 juli 2014, het moment waarop zij kennis heeft genomen van de beslissing op bezwaar, beroep bij de rechtbank heeft aangetekend en zij ter zitting heeft verklaard dat zij meerdere malen brieven niet heeft ontvangen.
10. Nu eiseres voor het eerst met de brief van 17 juli 2014 van de uitspraak op bezwaar kennis heeft kunnen nemen en zij op 28 juli 2014, ontvangen door de rechtbank op 30 juli 2014, een beroepschrift heeft ingediend, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was, beroep ingesteld. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb in die zin dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar geacht moet worden. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
Ten aanzien van het in beroep bestreden besluit
11. Niet in geschil is dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing verzoek persoonlijke betalingsregeling van 13 september 2013. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, die aan de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar in de weg zou staan, is niet gebleken. Het bezwaar is derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Molenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.