5.4De beoordeling van de tenlastelegging
Op 28 januari 2014 zijn er in de woning van verdachte – gelegen in Den Haag – onder meer DVD’s in beslaggenomen.Blijkens onderzoek stonden er op één DVD11 benaderbare films van kinderpornografische aard; deze films zijn beschreven door de verbalisantenen weergegeven in de tenlastelegging. Dit een en ander is geen onderwerp van debat. Uit onderzoek van die bestanden is naar voren gekomen dat de tien tenlastegelegde bestanden creatiedata tussen 31 oktober 2002 en 18 november 2014 hebben.
Verdachte heeft op 13 maart 2014 bij de politie als volgt verklaard toen hij werd bevraagd over de DVD met kinderpornografische inhoud: “
De dvd waar u het over hebt is al een keer door de politie meegenomen en onderzocht in verband met de zaak toen ik seks had met kinderen in 2008.”Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet wist hoe hij aan die DVD kwam en hij ontkent verder enig kinderpornografisch materiaal te hebben gedeeld (via het internet) of ontvangen.
Ter terechtzitting van 18 februari 2015 heeft verdachte nogmaals verklaard dat hij de DVD een half jaar na inbeslagname door de politie in het kader van een eerder strafrechtelijk onderzoek, van de politie heeft teruggekregen. Hij kreeg deze goederen in een zak mee en heeft ze vervolgens uitgepakt en op zijn slaapkamer in zijn kast neergezet zonder daar verder nog naar te kijken, aldus verdachte. Verdachte denkt dat één van de jongens die bij hem in zijn huis zijn geweest de kinderporno op de DVD heeft gezet. Dat er kinderpornografisch materiaal op die DVD stond, wist verdachte niet, zo heeft hij verklaard. Geconfronteerd met de omstandigheid dat de afbeeldingen creatiedata hebben gelegen in de periode van 2002 t/m 2004 heeft verdachte verklaard dat die jongens in 2008 in zijn woning waren en niet in de periode van 2002 t/m 2004. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij denkt dat het om een oudere DVD ging die door die jongens toen is meegenomen naar zijn huis. Geconfronteerd met de vraag of hij niet moest vermoeden dat er kinderpornografisch materiaal op de aan hem retourgegeven CD’s en DVD’s stond, heeft verdachte verklaard dat hij dat hij deze vraag ook aan de politie heeft voorgelegd toen hij die goederen terugkreeg.
Opzet op bezit?
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of verdachte opzet heeft gehad op het bezit van de kinderpornografische afbeeldingen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte de bewuste DVD van de politie heeft teruggekregen toen hij in het kader van een onderzoek uit 2008 in beslaggenomen goederen retour ontving. De rechtbank overweegt dat uit het door de officier van justitie overgelegde proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagname d.d. 1 april 2008 inzake het onderzoek uit 2008 naar voren komt dat er toentertijd meer dan 100 DVD’s/CD’s onder verdachte in beslag zijn genomen.In het eveneens overgelegde vonnis van de Rechtbank ‘s-Gravenhage, d.d. 4 december 2008 (parketnummer 09/757450-08) staat geen beslissing vermeld over enig in beslaggenomen goed. De ook overgelegde raadkamerbeschikking d.d. 16 juni 2009 (raadkamernummer 09/646) ontbeert eveneens een beslissing over de onder verdachte in beslaggenomen DVD’s/CD’s.De rechtbank concludeert dan ook dat uit deze stukken en de overige stukken in het dossier niet kan worden afgeleid wat er precies met de in 2008 onder verdachte in beslaggenomen DVD’s/CD’s is gebeurd. De rechtbank kan derhalve niet uitsluiten dat, zoals verdachte bij de politie heeft verklaard en ter terechtzitting heeft herhaald, de DVD met daarop de kinderpornografische afbeeldingen destijds door de politie, abusievelijk, niet als kinderpornografisch materiaal is onderkend en aan verdachte terug is gegeven.
Hieruit volgt echter niet, anders dan betoogd is door de verdediging, dat verdachte geen opzet heeft gehad op het bezit van die DVD en de kinderpornografische afbeeldingen daarop.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat een bewoner van een woning, zij het tot op zekere hoogte, wetenschap heeft van - en verantwoordelijk kan worden gehouden voor - de goederen die zich in zijn woning bevinden. De bestanden op de DVD hebben creatiedata die zijn gelegen tussen 31 oktober 2002 en 18 november 2014. In die periode waren er geen andere personen in de woning van verdachte woonachtig, zo heeft verdachte verklaard. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de betreffende DVD met daarop de kinderpornografische bestanden fysiek reeds in zijn bezit had vóór het moment van mogelijke inbeslagneming in het kader van de vorige strafzaak op 1 april 2008 en daarvan ook op de hoogte moet zijn geweest. Het daar tegenover gestelde scenario dat de DVD later door andere personen zou zijn meegebracht naar de woning van verdachte is door de verdediging niet aannemelijk gemaakt en acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte hierover bij de politie niets heeft verklaard, terwijl hem wel expliciet naar de herkomst van de DVD is gevraagd.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte wetenschap had van de DVD en haar inhoud voorafgaande aan de inbeslagname op 1 april 2008. Het enkele tijdverloop en de omstandigheid dat de DVD (mogelijk) een tijd lang bij de politie heeft gelegen, tasten zijn wetenschap en opzet op het bezit vanaf het moment dat de DVD eenmaal aan hem was teruggegeven, niet aan. Verdachte mocht er, voor zover hij dit heeft willen betogen, niet van uitgaan dat hij enkel ‘schoon’ materiaal van de politie terug zou krijgen, nu hij bekend was met de inhoud van de DVD. Uit de tenlastelegging van de zaak uit 2008 heeft hij bovendien kunnen afleiden dat het strafbare karakter van de DVD niet was onderkend. Op deze tenlastelegging was de inbeslaggenomen en geretourneerde DVD immers niet opgenomen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de 10 kinderpornografische films op de DVD in bezit heeft gehad in een groot deel van de tenlastegelegde periode. Als aanvangstijdstip voor de periode zal de rechtbank de datum van invrijheidstelling van verdachte in de vorige strafzaak aanhouden, 28 augustus 2009.
Overige tenlastegelegde handelingen
Dat verdachte andere handelingen heeft verricht ten aanzien van de 10 kinderpornografische films op de DVD, anders dan het in bezit hebben daarvan, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Ten aanzien van het betoog van de officier van justitie dat er meer handelingen hebben plaatsgevonden (verwerven, toegang verschaffen en verspreiden) overweegt de rechtbank als volgt. Ter beoordeling ligt een tenlastelegging voor die (gelet op de partiële nietigverklaring daarvan) alleen betrekking heeft op de 10 films die zich op een DVD bevonden. Als het dossier al aanwijzingen bevat dat verdachte meer handelingen heeft verricht ten aanzien van kinderpornografisch materiaal, heeft dat geen betrekking op de 10 films op de DVD. Tot een bewezenverklaring van andere handelingen dan enkel bezit komt de rechtbank dan ook niet.
Op grond van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen en in het licht van de hiervoor vermelde (bewijs)overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 28 augustus 2009 tot en met 28 januari 2014 tien films (afbeeldingen) van kinderpornografische aard in bezit heeft gehad.