Op 16 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende internationale kinderontvoering. De moeder had een verzoek ingediend tot teruggeleiding van hun minderjarige kind naar Hongarije. Dit verzoek werd echter ingetrokken na succesvolle crossborder mediation tussen de ouders, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering. Tijdens de regiezitting op 13 februari 2015, waarbij de vader en zijn advocaat aanwezig waren, werd de mogelijkheid van mediation besproken. Op 24 februari 2015 werd de rechtbank geïnformeerd dat de mediation was geslaagd. De ouders kwamen overeen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder in [land] zou zijn, en legden deze afspraken vast in een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was om te beslissen over de opname van deze overeenkomst in de beschikking, aangezien de vader in Nederland woonachtig is en het belang van de minderjarige dit rechtvaardigt. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders om de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking toegewezen, omdat er geen bezwaren waren tegen het belang van de minderjarige. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.