ECLI:NL:RBDHA:2015:298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
C-09-466619 - HA ZA 14-624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoop van levensverzekeringen en de zorgplicht van de verzekeraar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. De eiseres, die een affectieve relatie had met de heer [A], vorderde betaling van de afkoopwaarde van twee levensverzekeringen die zonder haar medeweten door [A] waren afgekocht. De eiseres stelde dat Achmea haar zorg- en onderzoeksplicht had geschonden door de afkoopwaarden over te maken naar een bankrekeningnummer dat door [A] was opgegeven, zonder haar toestemming te verifiëren. Achmea voerde aan dat zij niet verplicht was om de handtekeningen op de aanvraagformulieren te controleren, vooral omdat een kopie van het identiteitsbewijs van de eiseres was meegestuurd. De rechtbank oordeelde dat Achmea niet tekort was geschoten in haar verplichtingen, omdat het opvragen van een identiteitsbewijs voldoende was om de vervalsing van handtekeningen te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres zelf verantwoordelijk was voor het gebruik van haar identiteitsbewijs door [A] en dat Achmea rechtmatig had gehandeld door de afkoopsommen over te maken. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/466619 / HA ZA 14-624
Vonnis van 14 januari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. H.C. Schutrops te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding 5 mei 2014, met producties,
  • de conclusie van antwoord,
  • het tussenvonnis van 6 augustus 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2013 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft van 1999 tot juli 2012 een affectieve relatie gehad met de heer [A ] (hierna: [A ]). [eiseres] en [A ] woonden samen. Zij waren niet gehuwd en geen geregistreerd partners.
2.2.
Met ingang van 1 mei 2000 hebben [eiseres] en [A ] samen twee levensverzekeringen (hierna: de verzekeringen) afgesloten bij Royal & SunAlliance Levensverzekering N.V., een rechtsvoorganger van Achmea. Verzekerden onder de polissen zijn de kinderen van [eiseres] uit een eerdere relatie.
2.3.
Artikel 10 van de toepasselijke algemene voorwaarden (“Uitkeringsprocedure”) luidt, voor zover relevant, als volgt:
Royal & SunAlliance keert uit, zodra zij de polis en andere stukken heeft ontvangen en deze stukken blijkt dat en aan wie er uitgekeerd moet worden.
(…)
Royal & SunAlliance zal de uitkering verrichten aan de in de polis aangewezen begunstigde of categorie van begunstigden met het laagste nummer. In geval dat meer dan een begunstigde de aanspraak op een uitkering maakt, zal Royal & SunAlliance voor zij tot uitkering overgaat een gezamenlijke kwijting verlangen.
2.4.
De jaarlijkse premie voor de verzekeringen is steeds voldaan ten laste van de bankrekening van [eiseres].
2.5.
[A ] is in december 2010 vertrokken naar zijn tweede huis in [plaatsnaam], Spanje.
2.6.
[A ] heeft Achmea bij brief van 27 oktober 2011 verzocht om, onder meer, de verzekeringen af te kopen. [A ] heeft daartoe twee aanvraagformulieren aan Achmea verzonden, welke aanvraagformulieren geen handtekening van [eiseres] bevatten. [A ] heeft Achmea tevens de gegevens verstrekt van het bankrekeningnummer waarnaar de afkoopsommen moesten worden overgemaakt.
2.7.
Bij e-mail van 2 november 2011 heeft Achmea [A ] erop gewezen dat op de aanvraagformulieren ten behoeve van de afkoop de handtekening van de tweede verzekeringnemer, [eiseres], en een kopie van haar identiteitsbewijs ontbraken en hem verzocht alsnog twee door beide verzekeringnemers ondertekende aanvraagformulieren, alsmede een kopie van het identiteitsbewijs van [eiseres], toe te sturen.
2.8.
[A ] heeft vervolgens op 3 november 2011 per e-mail aan Achmea twee aanvraagformulier toegezonden die elk waren voorzien van twee handtekeningen, alsmede een kopie van het identiteitsbewijs van [eiseres]. Op deze aanvraagformulieren heeft [A ] ter hoogte van de plaats waar, onder meer, het bankrekeningnummer dient te worden vermeld met de hand geschreven: “de rest heeft u al”.
2.9.
Achmea heeft vervolgens op 8 november 2011 aan [A ] bericht dat zij een bedrag van € 35.229,24 aan afkoopwaarde op het door hem opgegeven bankrekeningnummer had overgemaakt.
2.10.
In juli 2012 is de relatie tussen [eiseres] en [A ] geëindigd. In september 2012 heeft [eiseres] van een voormalig werknemer van [A ] vernomen dat [A ] de verzekeringen heeft afgekocht.
2.11.
Medio 2013 heeft [eiseres] contact opgenomen met Achmea met de vraag hoe het mogelijk was dat de verzekeringen zonder haar medeweten op verzoek van [A ] zijn afgekocht.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. Achmea veroordeelt om aan [eiseres] te betalen de som van € 35.229,24, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2011 dan wel 10 december 2013, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
2. Achmea veroordeelt om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.570,99 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
3. de na de uitspraak aan de zijde van [eiseres] te maken afwikkelingskosten te begroten en terzake daarvan een bevelschrift als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv af te geven;
4. Achmea veroordeelt tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van veertien dagen na het te dezen te wijzen eindvonnis, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering primair ten grondslag dat Achmea haar zorg- en onderzoeksplicht heeft geschonden door zonder nadere controle en zonder contact met haar op te nemen de afkoopwaarden van de verzekeringen over te maken naar het door [A ] opgegeven buitenlandse bankrekeningnummer. Daarmee heeft zij haar verplichting om zich er van te vergewissen dat [eiseres] toestemming gaf voor de afkoop geschonden en is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Subsidiair voert [eiseres] aan dat Achmea in strijd met artikel 10 van de toepasselijke algemene voorwaarden heeft nagelaten om i) de (originele) polis op te vragen en ii) een gezamenlijke kwijting te verlangen alvorens tot uitkering van de afkoopwaarden over te gaan. Ook dat levert toerekenbare tekortkomingen van Achmea op. Meer subsidiair vordert [eiseres] met een beroep op artikel 3:296 BW uitkering van het haar toekomende deel van de afkoopwaarden van de verzekeringen.
3.3.
Achmea voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Primair: schending contractuele zorg- en onderzoeksplicht

4.1.
De rechtbank is, anders dan [eiseres] betoogt, van oordeel dat Achmea de op haar rustende zorg- en onderzoeksplicht niet heeft geschonden door zonder nadere controle en zonder contact met haar op te nemen de afkoopwaarden van de verzekeringen over te maken naar het door [A ] opgegeven buitenlandse bankrekeningnummer.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeraar niet kan worden verlangd dat deze door middel van eigen onderzoek zekerstelt dat handtekeningen op toegezonden aanvraagformulieren niet zijn vervalst in gevallen waarin tevens een kopie van een identiteitsbewijs is meegezonden. Een verzekeraar mag er, behoudens gevallen waarin de verzekeraar duidelijke aanwijzingen heeft dat er een reëel risico op vervalsing bestaat, van uit gaan dat handtekeningen niet zijn vervalst wanneer een kopie van het identiteitsbewijs wordt meegezonden. Het gaat te ver om van een verzekeraar te verlangen dat hij er vervolgens toe overgaat de handtekening op de kopie van het identiteitsbewijs te vergelijken met de handtekening op het betreffende formulier. Het beoordelen of een handtekening is vervalst, vereist specialistische kennis. Van een verzekeraar kan in redelijkheid niet worden verlangd dat hij zijn organisatie zo inricht dat alle werknemers die met handtekeningen van klanten in aanraking komen dergelijke specialistische kennis bezitten.
4.3.
Het opvragen van een kopie van het identiteitsbewijs vormt naar het oordeel van de rechtbank een voldoende controlemechanisme om de vervalsing van handtekeningen tegen te gaan. Een redelijk bekwaam en redelijk handelend verzekeraar mag er immers van uit gaan dat een kopie van een identiteitsbewijs uitsluitend kan worden toegezonden met instemming of medewerking van de eigenaar van het identiteitsbewijs. Op eenieder rust de verplichting om zijn identiteitsbewijs zorgvuldig te bewaren en te voorkomen dat dit zonder toestemming wordt gebruikt of gekopieerd. [eiseres] had er dan ook zelf voor moeten zorgdragen dat [A ] niet, zoals zij stelt, zonder haar toestemming een kopie van haar identiteitsbewijs kon gebruiken. Dat [eiseres] met [A ] samenwoonde en er (om die reden) op vertrouwde dat hij (een kopie van) haar identiteitsbewijs niet zonder haar toestemming zou gebruiken, mag zo zijn, maar dat kan zij – hoe gerechtvaardigd dat vertrouwen mogelijk ook is geweest – niet met succes aan Achmea tegenwerpen. De omstandigheid dat [A ] zonder toestemming van [eiseres] (een kopie van) haar identiteitsbewijs heeft gebruikt, ligt in de verhouding met Achmea derhalve binnen de risicosfeer van [eiseres] en komt derhalve voor haar rekening. Het levert jegens Achmea in ieder geval geen geslaagd beroep op overmacht op, juist nu het in de macht van [eiseres] lag om te voorkomen dat [A ] over een kopie van haar identiteitsbewijs kon beschikken. Een verzekeraar moet er immers op kunnen vertrouwen dat de gevraagde kopie van een identiteitsbewijs met medewerking en/of toestemming van de rechthebbende is verstrekt.
4.4.
Van belang is nog dat Achmea er op basis van het aanvraagformulier voor de verzekeringen vanuit mocht gaan dat [eiseres] en [A ] samenwoonden op het moment dat [A ] het verzoek tot afkoop van de verzekeringen deed. Op het aanvraagformulier hebben [A ] en [eiseres] immers zelf aangegeven dat zij samenwoonden. Nu op het moment van het verzoek tot afkoop van de verzekeringen van samenwoning sprake was, bestond er voor Achmea geen aanleiding om te veronderstellen dat [A ] trachtte buiten medeweten van [eiseres] de afkoopsommen te incasseren. Dit wordt eerst anders wanneer [eiseres] aan Achmea had bericht dat de samenwoning tot een einde was gekomen of wanneer [eiseres] om andere redenen aan Achmea kenbaar had gemaakt dat zonder haar uitdrukkelijke toestemming [A ] niet tot afkoop van de verzekeringen mocht overgaan. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] een dergelijk bericht aan Achmea heeft doen uitgaan. In dit verband is voorts nog van belang dat Achmea onbestreden heeft gesteld dat [A ] steeds als aanspreekpunt fungeerde in verband met de verzekeringen.
4.5.
Nu van Achmea niet gevergd kan worden dat zij tot een controle van de handtekeningen over zou gaan, faalt het betoog van [eiseres] dat zelfs voor een leek te zien is dat de handtekeningen op de aanvraagformulieren geen vloeiende en strakke lijnen vertonen en houterig en onstabiel zijn en dat de handtekeningen bovendien afwijken van de handtekening op het identiteitsbewijs. De enkele omstandigheid dat de handtekeningen niet identiek zijn nu het geregeld voorkomt dat handtekeningen, ook indien die gezet zijn door dezelfde persoon, niet hetzelfde lijken, betekent immers niet dat die handtekeningen niet toch van dezelfde persoon afkomstig zijn.
4.6.
Met betrekking tot het betoog van [eiseres] dat op de eerste door [A ] toegezonden aanvraagformulieren haar handtekening als medeverzekeringnemer ontbrak, heeft Achmea aangevoerd dat dit veelvuldig wordt vergeten en normaliter geen indicatie is dat sprake is van mogelijke fraude. Hetzelfde geldt volgens Achmea voor de door [eiseres] aangevoerde omstandigheid dat de afkoopsommen moesten worden overgemaakt naar een buitenlandse rekening die uitsluitend op naam van [A ] stond en dat [A ] herhaaldelijk heeft verzocht om spoedige betaling. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door [eiseres] aangevoerde omstandigheden – noch afzonderlijk, noch in samenhang bezien – (voldoende) aanleiding voor Achmea om te veronderstellen dat mogelijk sprake was van een frauduleuze situatie die haar noopte tot het inschakelen van de bij haar werkzame fraude-experts, zoals [eiseres] betoogt.
Subsidiair: handelen in strijd met de polisvoorwaarden
4.7.
[eiseres] heeft voorts aangevoerd dat Achmea n strijd met artikel 10 van de toepasselijke algemene voorwaarden heeft nagelaten om: i) de originele polis op te vragen en ii) een gezamenlijke kwijting te verlangen alvorens tot uitkering van de afkoopwaarden over te gaan. Daarmee is Achmea toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst.
Ad i) opvragen van (originele) polis
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat Achmea de originele polis niet heeft opgevraagd. Volgens [eiseres] beschikte uitsluitend zij over het origineel van de polissen en had [A ] de originelen niet kunnen aanleveren, zodat de afkoop zonder medeweten en medewerking van [eiseres] geen doorgang had kunnen vinden.
4.9.
Anders dan [eiseres] stelt, schrijft artikel 10 van de polisvoorwaarden niet voor dat Achmea gehouden is de polis en andere stukken op te vragen. Uit de in artikel 10 opgenomen bewoordingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat, zoals Achmea terecht stelt, de toezending van de originele polis uitsluitend het belang van verzekeringnemers dient. Het stond Achmea op basis van de verzekeringsovereenkomst vrij om ook zonder toezending van de originele polis tot uitkering van de afkoopsommen over te gaan. Genoemde bepaling sterkt in ieder geval niet tot bescherming van een verzekeringnemer tegen fraude door een medeverzekeringnemer, zoals zich in het onderhavige geval heeft voorgedaan.
Ad ii) gezamenlijke kwijting
4.10.
[eiseres] heeft aangevoerd dat op de door [A ] ingediende aanvraagformulieren die waren voorzien van haar door hem vervalste handtekening een bankrekeningnummer waarop het afkoopbedrag diende te worden gestort niet was aangegeven. Daardoor is volgens [eiseres] geen rechtsgeldige kwijting tot stand gekomen.
4.11.
Dit verweer van [eiseres] faalt reeds vanwege het feit dat in artikel 10 van de polisvoorwaarden niet staat voorgeschreven dat vermelding van het bankrekeningnummer op het aanvraagformulier een voorwaarde is voor een rechtsgeldige kwijting. Van een schending van artikel 10 van de polisvoorwaarden is om die reden reeds geen sprake.
4.12.
Voor zover [eiseres] bedoelt te stellen dat deze voorwaarde volgt uit de tekst van de aanvraagformulieren, kan de rechtbank haar evenmin in dat standpunt volgen. De aanvraagformulieren vermelden in verband met de kwijting het volgende:
Door ondertekening van dit formulier wordt door verzekeringnemer(s) verklaard dat er, na uitkering van het afkoopbedrag op het aangegeven bankrekeningnummer, geen rechten meer ontleend zullen worden aan deze verzekering.
4.13.
Het is in zoverre juist dat in de aanvraagformulieren de kwijting wordt gekoppeld aan uitkering op “het aangegeven bankrekeningnummer”. [A ] had in het onderhavige geval echter reeds bij toezending van de uitsluitend door hem ondertekende aanvraagformulieren aangegeven op welk bankrekeningnummer de afkoopsommen dienden te worden overgemaakt, en had – zoals [eiseres] terecht opmerkt – volstaan met de vermelding “de rest heeft u al”. Anders dan [eiseres] lijkt te betogen, levert het ontbreken op de aanvraagformulieren van de vermelding van het bankrekeningnummer waarnaar de afkoopsommen moeten worden overgemaakt er niet toe dat van de contractueel overeengekomen kwijting geen sprake is.
4.14.
Achmea mocht er onder de gegeven omstandigheden, nu een kopie van het identiteitsbewijs van [eiseres] was meegezonden, zonder nadere verificatie op mocht vertrouwen dat de handtekening op de aanvraagformulieren van [eiseres] afkomstig was. Zij mocht er vanwege de vermelding “de rest heeft u al” tevens van uit gaan dat [eiseres] bekend was op welk bankrekeningnummer de afkoopsom zou worden betaald, althans dat zij naar aanleiding van de vermelding van voornoemde tekst eerst bij [A ] zou hebben nagevraagd op welk bankrekeningnummer zou worden betaald, alvorens het formulier voor kwijting te ondertekenen. Onder de gegeven omstandigheden is Achmea niet toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en is sprake van de op grond van artikel 10 van de polisvoorwaarden vereiste gezamenlijke kwijting.
4.15.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Achmea de afkoopsommen rechtsgeldig heeft overgemaakt naar het door [A ] opgegeven bankrekeningnummer en dat zij daarmee tevens gekweten is van haar afkoopverplichtingen jegens [eiseres]. Achmea is uit hoofde van de verzekeringsovereenkomsten dan ook niet (meer) tot enige betaling aan [eiseres] gehouden. Dit leidt ertoe dat alle vorderingen van [eiseres] worden afgewezen en de rechtbank niet meer toekomt aan bespreking van de overige stellingen en weren van partijen. [eiseres] dient zich in voorkomend geval te wenden tot [A ].
4.16.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op in totaal € 3.680,00 (€ 1.892,00 aan griffierecht en € 1.788,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × tarief € 894,00))

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 3.680,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2015.