In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. De eiseres, die een affectieve relatie had met de heer [A], vorderde betaling van de afkoopwaarde van twee levensverzekeringen die zonder haar medeweten door [A] waren afgekocht. De eiseres stelde dat Achmea haar zorg- en onderzoeksplicht had geschonden door de afkoopwaarden over te maken naar een bankrekeningnummer dat door [A] was opgegeven, zonder haar toestemming te verifiëren. Achmea voerde aan dat zij niet verplicht was om de handtekeningen op de aanvraagformulieren te controleren, vooral omdat een kopie van het identiteitsbewijs van de eiseres was meegestuurd. De rechtbank oordeelde dat Achmea niet tekort was geschoten in haar verplichtingen, omdat het opvragen van een identiteitsbewijs voldoende was om de vervalsing van handtekeningen te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres zelf verantwoordelijk was voor het gebruik van haar identiteitsbewijs door [A] en dat Achmea rechtmatig had gehandeld door de afkoopsommen over te maken. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.