ECLI:NL:RBDHA:2015:3362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
C-09-477414 - FA RK 14-8994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake schorsing gezag vader over minderjarige

Op 25 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende het gezag over een minderjarige. De moeder heeft verzocht om haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten, omdat de vader, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, al geruime tijd afwezig is. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de omstandigheden rondom het gezag. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen.

De moeder heeft aangevoerd dat de vader nooit invulling heeft gegeven aan het gezag en dat hij een zwervend bestaan leidt, waardoor communicatie tussen hen onmogelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van rechtswege in zijn gezag is geschorst, omdat hij feitelijk niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) in overweging genomen, die bepalen dat wanneer een ouder niet in staat is om het gezag uit te oefenen, de andere ouder het gezag alleen uitoefent.

De rechtbank heeft echter ook overwogen dat de moeder niet voldoende heeft onderbouwd dat het in het belang van de minderjarige is om haar het eenhoofdig gezag toe te kennen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarom heeft de rechtbank de verklaring voor recht afgewezen en vastgesteld dat het gezag van de vader over de minderjarige is geschorst, zonder het verzoek tot eenhoofdig gezag van de moeder toe te wijzen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 14-8994
Zaaknummer: C/09/477414
Datum beschikking: 25 maart 2015

Gezag

Beschikking op het op 14 november 2014 ingekomen verzoek van:

[de moeder],

de moeder,
wonende te[woonplaats],
advocaat: mr. T. Dreiling te Leiderdorp.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader],

de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift.
Op 18 februari 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank gelijktijdig met het verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor het verkrijgen van een reisdocument voor de minderjarige behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen per advertentie in de [naam dagblad] d.d. [datum], niet verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, in die zin dat de moeder verzoekt haar met het eenhoofdig gezag over na te noemen minderjarige te belasten.
De moeder doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden zijn gewijzigd.
De vader heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van[datum huwelijk] tot [datum echtscheiding].
- Uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats].
- De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.

Beoordeling

De moeder verzoekt de rechtbank haar met het eenhoofdig gezag te belasten. De moeder stelt daartoe dat de vader al ten tijde van het huwelijk maar ook na de echtscheiding van partijen nooit invulling aan het gezag heeft gegeven. Alle beslissingen zijn altijd aan de moeder overgelaten. Thans is de verblijfplaats van de vader onbekend. Volgens de moeder leidt de vader een zwervend bestaan waardoor communicatie tussen partijen onmogelijk is. Hij neemt geen contact op met de moeder of de minderjarige en toont geen enkele interesse in de minderjarige. De moeder beseft dat de vader thans van rechtswege in zijn gezag is geschorst maar verzoekt toch haar met het eenhoofdig gezag te belasten omdat zij het gezag niet meer met de vader wil delen. Gebleken is namelijk, aldus de moeder, dat de vader de minderjarige heeft mishandeld.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) blijkt dat, wanneer één van de ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen, op één der in artikel 1:246 BW genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de andere ouder alleen het gezag over de kinderen uitoefent. Conform artikel 1:253r BW is het bepaalde in artikel 1:253q BW van overeenkomstige toepassing, onder meer indien één van de ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen of het bestaan of de verblijfplaats van deze ouder onbekend is. Gedurende de tijd waarin één van deze omstandigheden zich voordoet, is het gezag van die ouder geschorst, zo blijkt uit artikel 1:253r BW, en wordt het gezag door de andere ouder alleen uitgeoefend.
Nu de vader blijkens informatie uit de basisregistratie personen op 9 september 2013 met onbekende bestemming is vertrokken en de moeder niet weet waar de vader verblijft, verkeert hij in de feitelijke onmogelijkheid om het gezag samen met de moeder uit te oefenen en is tijdens zijn afwezigheid zijn gezag geschorst.
Dit betekent dat de moeder zelfstandig gezagsbeslissingen kan nemen ten behoeve van de minderjarige. De (onderhavige) vaststelling dat de moeder – gedurende die schorsing – het gezag alleen uitoefent wordt ingevolge artikel 1:244 BW in verbinding met artikel 2, onder a, van het Besluit gezagsregisters, aangetekend in het gezagsregister.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat indien de omstandigheid die leidt tot de schorsing zich niet meer voordoet, deze aantekening kan worden doorgehaald door een beslissing van de rechtbank na een daartoe ingediend verzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de vader van rechtswege in het gezag is geschorst niet zonder meer met zich brengt dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige verkrijgt. De moeder heeft ter aanvulling van het door haar gestelde belang bij toekenning van het eenhoofdig gezag nog aangevoerd dat de vader weliswaar de juridische vader maar niet de biologische vader van de minderjarige is en dat er sprake is geweest van mishandeling van de minderjarige door de vader. Nu de moeder deze stellingen niet nader heeft onderbouwd kan de rechtbank van de juistheid daarvan niet zonder meer uitgaan. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank in de hier aan de orde zijnde situatie op dit moment geen risico dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders of dat anderszins wijziging van het gezamenlijk gezag noodzakelijk zou zijn. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, zoals ter zitting is besproken, voor recht verklaren dat, wegens de onbekendheid van de verblijfplaats, de vader van rechtswege in de uitoefening van het gezag over de minderjarige is geschorst en wordt het verzoek tot eenhoofdig gezag van de vrouw afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat het gezag van de vader over de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] is geschorst;
wijst af het anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M. van Paridon en M.P. Verloop, kinderrechters, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2015.
Bij afwezigheid van de voorzitter getekend door de oudste rechter