ECLI:NL:RBDHA:2015:3362
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verklaring voor recht inzake schorsing gezag vader over minderjarige
Op 25 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende het gezag over een minderjarige. De moeder heeft verzocht om haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten, omdat de vader, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, al geruime tijd afwezig is. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de omstandigheden rondom het gezag. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen.
De moeder heeft aangevoerd dat de vader nooit invulling heeft gegeven aan het gezag en dat hij een zwervend bestaan leidt, waardoor communicatie tussen hen onmogelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van rechtswege in zijn gezag is geschorst, omdat hij feitelijk niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) in overweging genomen, die bepalen dat wanneer een ouder niet in staat is om het gezag uit te oefenen, de andere ouder het gezag alleen uitoefent.
De rechtbank heeft echter ook overwogen dat de moeder niet voldoende heeft onderbouwd dat het in het belang van de minderjarige is om haar het eenhoofdig gezag toe te kennen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarom heeft de rechtbank de verklaring voor recht afgewezen en vastgesteld dat het gezag van de vader over de minderjarige is geschorst, zonder het verzoek tot eenhoofdig gezag van de moeder toe te wijzen.