In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van de minderjarige kinderen naar een andere plaats en voor hun inschrijving op een basisschool. De moeder heeft aangevoerd dat de vader eerder heeft ingestemd met de verhuizing, maar dat hij hieraan voorwaarden heeft verbonden die voor haar niet haalbaar zijn. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om wijziging van de zorgregeling, zodat de oudste minderjarige zijn basisschool in de oude woonplaats kan afmaken. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder toegewezen en het verzoek van de vader afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij bij elkaar blijven en dat de voorgestelde regeling van de vader te belastend is voor de moeder en de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.