ECLI:NL:RBDHA:2015:3367
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vervangende toestemming voor reisdocument voor minderjarige na schorsing gezag vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor het verkrijgen van een reisdocument voor een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de moeder, die vertegenwoordigd werd door haar advocaat, mr. T. Dreiling. De vader, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de onderbouwing van de moeder, die stelde dat de verblijfplaats van de vader sinds ongeveer twee jaar onbekend is. Hierdoor was het voor de moeder onmogelijk om toestemming te vragen voor het aanvragen van een paspoort voor de minderjarige en voor het op reis gaan met het kind.
De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 34 van de Paspoortwet, in overweging genomen. Dit artikel vereist dat bij een aanvraag voor een minderjarige een verklaring van toestemming van alle gezaghebbenden wordt overgelegd. Indien één van de gezaghebbenden weigert deze toestemming te geven, kan de rechter op verzoek van de andere gezaghebbende een vervangende verklaring afgeven. In deze zaak heeft de rechtbank eerder, in een andere beschikking, vastgesteld dat het gezag van de vader over de minderjarige is geschorst. Dit betekent dat de moeder nu alleen het gezag uitoefent en geen vervangende toestemming meer nodig heeft voor het aanvragen van een paspoort voor de minderjarige.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen wegens gebrek aan belang. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit kinderrechters J.M. Vink, M. van Paridon en M.P. Verloop, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.