Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 oktober 2013;
- de akte overlegging producties met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 22;
- het tussenvonnis van 5 maart 2014 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van de op
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
Inleidende overwegingen
Ik wil benadrukken dat er geen sprake was en is van een geestelijke en/of lichamelijke gesteldheid die bewindvoerderschap noodzakelijk maakten, slechts externe gebeurtenissen noopten daartoe”en “
[Erflaatster] is beslist een lastige 'tante', die zeer expliciet weet wat ze wil en vooral wat ze niet wil”.Gezien de inhoud van de zojuist aangehaalde verklaring, moet het ervoor worden gehouden dat de onderbewindstelling niet is verzocht op grond van een geestelijke stoornis zoals dementie, zoals ook blijkt uit de onder 2.3 aangehaalde, door [A] onvoldoende betwiste passages uit de brief van [belastingadviseur] en uit het onder 2.7 aangehaalde hoger beroepsschrift van mr. Brinkman.
Mevrouw is geboren Française, heeft ook de Franse nationaliteit en spreekt nauwelijks Nederlands. Zij was ruim 40 jaar in diplomatieke dienst bij de Franse Ambassade, de meeste jaren in Nederland. De Nederlandse taal heeft zij in dat beschermde wereldje maar mondjesmaat opgepakt”.Aan een beperkt vermogen van erflaatster tot het spreken van de Nederlandse taal kan dan ook niet veel gewicht worden gehecht.
De heren [C] en [D] hebben de heer [A] tegenover mevrouw [erflaatster] […] zwart gemaakt […] De vertrouwensrelatie tussen mevrouw [erflaatster] en de heer [A] heeft een dusdanige deuk opgelopen dat deze tot op heden wederzijds nog niet hersteld is”.Daarvoor geldt dat deze kennelijke beïnvloeding van erflaatster door [C] en [D] op zichzelf niet op een geestelijke stoornis bij erflaatster wijst. Ook als het wantrouwen jegens [A] onterecht was - waarvan de rechtbank op grond van het tussen partijen gewisselde overigens uitgaat - duidt bedoelde ondertekening door erflaatster in onvoldoende mate op enige geestelijke stoornis, nu noemenswaardig nadeel voor erflaatster daaraan redelijkerwijs niet was te voorzien. De (leden van de) VvE konden op grond van de door erflaatster ondertekende verklaring immers niet beschikken over het vermogen van erflaatster.