3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend – te weten verduistering van € 400.000 terwijl hij dat geldbedrag onder zich had tegen geldelijke vergoeding – en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman hiervoor vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- proces-verbaal van aangifte door[benadeelde 4] namens [benadeelde partij 1], inhoudende dat er op de bankrekening van de vereniging van eigenaren € 400.000 stond, dat [benadeelde partij 1] daar eigenaar van was, dat verdachte bestuurder was van de stichting en uit die hoofde administrateur was van de vereniging van eigenaren, dat door verdachte een leenovereenkomst was overgelegd inzake € 400.000 die tweemaal was ondertekend door verdachte, eenmaal uit hoofde van zijn [bedrijf verdachte] en eenmaal uit hoofde van de vereniging van eigenaren, en dat de vereniging van eigenaren daar nooit toestemming voor had gegeven en dat de Raad van Toezicht ook niet in kennis was gesteld;
- proces-verbaal van verhoor aangever[benadeelde 4], inhoudende dat verdachte alleen bevoegd was, dat door verdachte geldbedragen van 4 maal € 10.000, 1 maal € 300.000 en 1 maal € 50.000 waren overgeboekt van rekeningnummer [rekeningnummer benadeelde partij 2] (de betaalrekening van de vereniging van eigenaren) naar de rekeningen [rekeningnnummer bedrijf verdachte] (ten name van[bedrijf verdachte]) en [rekeningnnummer verdachte] (de privérekening van [verdachte]);
- mutatie-overzicht van bankrekening [rekeningnummer benadeelde partij 2], inhoudende dat van die rekening op 23 mei 2011, 7 juni 2011, 15 juni 2011, 1 augustus 2011, 8 augustus 2011 en 17 september 2012 geldbedragen van respectievelijk € 10.000, € 10.000, € 300.000, € 10.000, € 10.000 en € 10.000 waren afgeboekt ten gunste van bankrekeningnummer [rekeningnnummer bedrijf verdachte] (op naam van[bedrijf verdachte]) en op 1 juli 2001 een bedrag van € 50.000 ten gunste van [rekeningnnummer verdachte] (op naam van [verdachte]);
- rekeningafschriften van de ABN AMRO bankrekening [rekeningnnummer bedrijf verdachte] op naam van [bedrijf verdachte], inhoudende dat op die rekening op 23 mei 2011, 7 juni 2011, 15 juni 2011, 1 augustus 2011, 8 augustus 2011 en 17 september 2012 geldbedragen van respectievelijk € 10.000, € 10.000, € 300.000, € 10.000, € 10.000 en € 10.000 waren gestort afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer benadeelde partij 2] op naam van “[benadeelde partij 2]”;
- rekeningafschrift van de ABN AMRO bankrekening [rekeningnnummer verdachte] op naam van [verdachte], inhoudende dat op die rekening op 4 juli 2011 een geldbedrag van € 50.000 was gestort afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer benadeelde partij 2] op naam van “[benadeelde partij 2]”;
- Kamer van Koophandel uittreksel betreffende de inschrijving van [benadeelde partij 1], inhoudende dat verdachte vanaf 10 januari 2009 tot en met 29 april 2013 bij de Kamer van Koophandel stond geregistreerd als alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van de stichting;
- Kamer van Koophandel uittreksel betreffende de inschrijving van [benadeelde partij 2], inhoudende dat [benadeelde partij 1] vanaf 15 maart 1973 tot en met 29 april 2013 bij de Kamer van Koophandel stond geregistreerd als administrateur van de vereniging;
- Kamer van Koophandel uittreksel betreffende de inschrijving van [bedrijf verdachte], inhoudende dat verdachte vanaf 1 augustus 1986 tot en met 24 april 2013 bij de Kamer van Koophandel stond geregistreerd als enig aandeelhouder en directeur;
- overeenkomst tot geldlening d.d. 10 juni 2011 tussen[bedrijf verdachte] als schuldenaar en de [benadeelde partij 2] als schuldeiser, inhoudende een geldlening van maximaal € 400.000 voor onbepaalde tijd waarbij het bedrag moet worden verstrekt op rekeningnummer [rekeningnnummer bedrijf verdachte] van de schuldenaar, tweemaal ondertekend door verdachte: zowel namens[bedrijf verdachte] alsmede namens “[benadeelde partij 2]”;
- opdrachtbevestiging 24 januari 2009, inhoudende de door verdachte en[benadeelde 4] in de hoedanigheid van Voorzitter Raad van Toezicht op 26 januari 2009 ondertekende opdrachtbevestiging dat verdachte wordt aangesteld als bestuurder van de “[benadeelde partij 3]”;
- proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 4 juni 2013, inhoudende dat verdachte bestuurder was van [benadeelde partij 1] in welk kader hij verantwoording moest afleggen aan de Raad van Toezicht en dat de stichting voorzitter was van de vereniging van eigenaren hij in dat kader verantwoording moest afleggen aan de vereniging van eigenaren, dat hij als de bestuurder gemachtigde was van de twee (en later drie) rekeningen van de stichting en van de twee rekeningen die werden gebruikt door de vereniging van eigenaren en nadat de flat in 2010 verkocht was als enige deze rekeningen kon inzien, dat hij de geldlening zowel voor de schuldeiser als de schuldenaar getekend heeft omdat hij formeel aan twee kanten zat, dat hij de fout gemaakt heeft het voorstel tot geldlening niet aan de Raad van Toezicht voor te leggen, dat de overboekingen van geldbedragen van 5 maal € 10.000 en 1 maal € 300.000 door hem waren gedaan in het kader van de geldlening, en dat de overboeking van 1 maal € 50.000 naar zijn privérekening een fout rekeningnummer moet zijn geweest;
- verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2015, inhoudende dat iedere maandelijkse factuur van[bedrijf verdachte] voor de diensten van verdachte werd geaccordeerd door de voorzitter van de raad van toezicht van de stichting voordat betaling plaatsvond en dat hij de overboekingen van in totaal € 400.000 niet ter accordering aan de voorzitter van de raad van toezicht van de stichting heeft voorgelegd en heeft gebruikt om voor eigen rekening te investeren door met dit bedrag een onderneming over te nemen.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 23 mei 2011 tot en met 17 september 2012 meermalen geldbedragen, van in totaal € 400.000, heeft verduisterd van de rekening van [benadeelde partij 2], welke geldbedragen hij uit hoofde van zijn functie als administrateur van die vereniging in beheer had, en terwijl hij die geldbedragen tegen geldelijke vergoeding onder zich had.