ECLI:NL:RBDHA:2015:3804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
09-857287-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met geweld en oplichting door vervalsing van documenten

Op 25 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op 22 juni 2014 in Zoetermeer. De overval vond plaats in een bedrijfspand waar de slachtoffers, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], aanwezig waren. De overvallers, waaronder de verdachte, bedreigden de slachtoffers met vuurwapens, bonden hen vast met tie-rips en namen een aanzienlijk geldbedrag van € 251.000,00 en andere goederen mee. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger van de overval moet worden aangemerkt, gezien zijn actieve rol in de voorbereiding en uitvoering van de overval. De verdachte ontkende enige betrokkenheid en stelde zelf slachtoffer te zijn van de overval, maar de rechtbank achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een oplichtingszaak waarbij hij valse documenten had vervalst om [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te misleiden. Hij beweerde dat hij een bedrijf had overgenomen en dat hij exclusiviteitsrechten had van China Postal, terwijl dit niet waar bleek te zijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse documenten had gebruikt om zich financieel te bevoordelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/857287-14 en 09/852195-14
Datum uitspraak: 25 maart 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (China),
BRP-adres: [adres 1],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 januari 2015 (parketnummer 09/857287-14, pro forma) en 11 maart 2015 (parketnummers 09/857287-14 en 09/852195-14, inhoudelijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.J. Laman en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.L. Pöll, advocaat te Den Haag, en door de verdachte (hierna ook: [verdachte]) naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 09/857287-14 (hierna: dagvaarding I):
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 250.000 euro, althans een geldbedrag, en/of een I-pad (mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- (met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus;
en / of
hij op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 250.000 euro, in elk geval een geldbedrag, en/of een I-pad (mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- (met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer tot nu toe onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen 250.000 euro, in elk geval een geldbedrag en/of een I-pad (mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die een of neer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)nen) en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- (met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 22 juni 2014 te Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door informatie te geven over de plaats en locatie van de overdracht en/of door af te spreken met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] dat er met contant geld betaald moet worden;
en/of
Een of meer tot nu toe onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 250.000 euro, althans een geldbedrag en/of een I-pad(mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meet telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die een of meer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- (met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus;
tot en/of bij het plagen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en net 22 juni 2014 te Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door informatie te geven over de plaats en locatie van de overdracht en/of door af te spreken met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] dat er met contant geld betaald moet worden;

2.

hij op of omstreeks 26 juni 2014, te Zoetermeer, althans in Nederland, (een) voorwerpen), te weten 140.000 euro, in elk geval een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten 140.000 euro, in elk geval een geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf en/of van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt;

ten aanzien van parketnummer 09/852195-14 (hierna: dagvaarding II):
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 september 2013 en 5 december 2013 te Rotterdam en/of Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere pakketten) met diverse inhoud en/of 80.000 euro, in elk geval 50000 euro, in elk geval van enig goed en/of een geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een vals exemplaar van een uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 2]/[bedrijf 2] aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] getoond en/of
- aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] valselijk aangegeven het bedrijf [bedrijf 1] te hebben overgenomen en/of
- een vals exemplaar van een uittreksel van de Kamer van Koophandel uit China van het bedrijf [bedrijf 1] aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] getoond en/of
- een vals exemplaar van de gelegaliseerde notariele akte van de business license van [bedrijf 1]aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] getoond en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gezegd dat hij de exclusiviteitsrechten had gekregen van het Chinese Postal staatsbedrijf EMS en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gezegd dat China Postal een bedrag van 80000 euro als deposit wilde ontvangen en/of
- een samenwerkingsovereenkomst met die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gesloten en/of
- drie, in elk geval een of neer, keer pakket(ten) (laten) op(ge)ha(a)l(d)(en) (die niet bij hun bestemming zijn aangekomen) en/of
- meerdere email(s) gestuurd met daarin niet bestaande en/of verzonden track&tracenummerfs) van de opgehaalde en (niet) verzonden pakket(jes) en/of
- een valse airwaybill gestuurd, waardoor[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 maart 2013 tot en met 26 juni 2014 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer geschrift(en), te weten
- een (kopie) uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 2] en / of
- een air China Air Waybill en/of
- twee, althans een of meer, emails (met track & trace nummers) (elk) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of
van voornoemd(e) uittreksel van de Kamer van Koophandel en/of Air Waybill en/of emails gebruik heeft/hebben gemaakt als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- voornoemd uittreksel aan [slachtoffer 6] en/of[slachtoffer 5] getoond en/of
- voornoemde air China Air Waybill aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] overhandigd en/of
- voornoemde email(s) aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] gestuurd

ter bevestiging van de betrouwbaarheid van zijn/hun bedrijf en/of de verzending van een of meer postpakket(ten)

bestaande die valsheid hierin dat
- verdachte zijn naam heeft gezet in plaats van de naam van de feitelijke eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] op voornoemd (kopie) uittreksel van de Kamer van Koophandel en/of
- op de Air Waybill onder vakje Airport of Departure Peiking staat in plaats van Beijing en/of in het vakje currency EUR staat in plaats van CNY en/of het vluchtnummer voor een vlucht naar Parijs is en niet naar Amsterdam en/of de prefix van het AWB nummer hoort bij een Argentijnse luchtvaartmaatschappij en niet bij Air China en/of de verzender op de Air Waybill genoemd geen zendingen heeft binnengebracht en/of
- in de email(s) wordt aangegeven dat de pakket(ten) verzonden zijn en/of worden niet bestaande en/of verzonden track & tracenummers vermeld;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 maart 2013 tot en met 27 juni 2014 te Rotterdam in elk geval in Nederland een kennisgeving van vergoeding uit het buitenland van de ING bank en/of een ABN AMRO bankafschrift, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte toen en daar valselijk
- een kennisgeving van een vergoeding uit het buitenland opgesteld in een ander lettertype met daarin een onjuiste en/of niet bestaande opdrachtgever en/of begunstigde en/of
- op voornoemde kennisgeving een onjuiste datum vermeld en/of
- op zijn ABN-AMRO bankafschrift het woord foreign student account veranderd naar business account en/of
- op voornoemd afschrift overboekingen vermeld aan [bedrijf 3] die niet hebben plaatsgevonden en/of
- op voornoemd afschrift een onjuiste datum en/of adresgegevens vermeld terwijl dit niet nodig/correct is en/of de volgorde van de boekdata andersom geplaatst

zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 (de overval):
3.1.1
Inleiding [1]
Op 22 juni 2014 vond omstreeks 16.00 uur een overval plaats in het bedrijfspand (loods) van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) aan de [straat] te Zoetermeer. Vlak voor de overval was een witte bestelbus, waarmee 23.200 blikken melkpoeder zouden worden bezorgd, in het bedrijfspand naar binnen gereden. Nadat deze bus de loods was binnengereden en de roldeuren van de loods achter de bus waren gesloten, sprong een aantal personen uit de bus, sommigen met bivakmutsen op en met wapens. [2] Op dat moment waren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] aanwezig in het pand, tezamen met F. [slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3]), [slachtoffer 1] en [verdachte]. De aanwezigen werden door de overvallers geslagen, geschopt, vastgebonden met tie-rips en bedreigd met vuurwapens. [3] De overvallers hebben vervolgens een bedrag van € 251.000,00 – de contante koopsom van het te leveren melkpoeder – van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] weggenomen. Verder hebben zij de mobiele telefoons van de aanwezigen meegenomen, alsook een fototoestel, een iPad, een horloge en een hoeveelheid melkpoeder. [4]
Naar aanleiding van de overval is een onderzoek ingesteld. Op grond van de bevindingen uit dit onderzoek zijn onder meer [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangemerkt als verdachten en aangehouden. Bij de aanhouding van [verdachte] is in zijn fouillering een geldbedrag van € 140.243,00 aangetroffen, voornamelijk in coupures van € 50,00.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte als dader betrokken is geweest bij de overval en zo ja, hoe zijn rol in dat geval juridisch moet worden geduid. Verdachte ontkent enige betrokkenheid en stelt zelf slachtoffer van de overval te zijn.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld heeft begaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de combinatie van bewijsmiddelen blijkt dat verdachte als medepleger een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval. Hij heeft een overeenkomst tot levering van melkpoeder met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] gesloten, de bestelbus waarmee de overval is gepleegd, gehuurd en teruggegeven aan de verhuurder en hij heeft nauw en bewust samengewerkt met de overvallers.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn wat betreft de betrokkenheid van verdachte niet bruikbaar als bewijs. Verdachte was zelf slachtoffer van de overval. Daarbij bevat het dossier volgens de verdediging veel aannames en vergezochte redeneringen omtrent de betrokkenheid van verdachte.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Aangifte en nadere verklaringen van [slachtoffer 4]
heeft in haar aangifte verklaard dat zij een grote partij melkpoeder van [verdachte] zou kopen voor € 251.000,00. Volgens [verdachte] zou het melkpoeder direct afkomstig zijn van de fabriek van [bedrijf 4] en wilde de eigenaar van het melkpoeder dat bij aflevering cash zou worden. Het melkpoeder zou aanvankelijk op 21 juni 2014 tussen 15.00 en 16.00 uur worden geleverd en [verdachte] kwam om 14.00 uur langs om het geld te zien. [verdachte] begon het geld te tellen, maar vond dat uiteindelijk teveel werk en stopte het geld weer weg. [slachtoffer 4] wilde dat [verdachte] bleef wachten op de levering van het melkpoeder. Toen de levering uitbleef, belde [verdachte] meermalen met de bestuurder van het voertuig waarmee de partij melkpoeder zou worden geleverd. Op enig moment ging [verdachte] weg om de bestuurder te zoeken en hij liet [slachtoffer 4] enige tijd later weten dat hij hem had gevonden en dat er twee grote auto’s waren met het melkpoeder. [5] Rond middernacht belde [verdachte] met de mededeling dat de bestuurder het geld wilde zien. Daarom spraken [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] omstreeks 1.00 uur af met [verdachte] bij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat te Zoetermeer. [verdachte] kwam aanrijden met een andere man. Die andere man keek even naar het geld en is vervolgens weer met [verdachte] weggereden. [verdachte] belde vervolgens weer op om te vertellen dat de manager van het bedrijf [bedrijf 4], die het melkpoeder zou leveren, het geld zou komen ophalen op 22 juni 2014 tussen 15.00 en 16.00 uur. [6]
Op 22 juni 2014 omstreeks 14.00 uur kwam [verdachte] weer langs bij het bedrijfspand en telde het geld. Daarbij waren aanwezig [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]. [verdachte] noteerde op een stuk papier dat het geld en de melkpoederbussen compleet waren en dat hij verantwoordelijk was voor eventuele tekortkomingen. De naam van de vrouwelijke manager van [bedrijf 4] die bij de levering aanwezig zou zijn, stond ook op het papier vermeld. Vervolgens kwam er een bestelwagen aan bij het bedrijfspand. De man die [slachtoffer 4] bij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat had ontmoet, stapte uit. De bestelwagen reed vervolgens achteruit de loods in en de man zei een paar keer in gebrekkig Engels: “Money, money”. Nadat [slachtoffer 3] hem het geld had gebracht, zag [slachtoffer 4] ineens zes tot acht mensen met bivakmutsen op en met wapens in de hand uit de bestelwagen stormen. [slachtoffer 4] zag alleen de schaduwen van de wapens. Deze mannen duwden de aanwezigen op de grond. Toen [slachtoffer 4] wilde opkijken, werd met een melkpoederblik tegen haar hoofd gedrukt. De man die bij haar stond zei: “Head down, head down” toen zij wilde opkijken. [slachtoffer 4] hoorde de overvallers kisten met melkpoeder, die al voor de overval in het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] stonden, naar de bestelwagen sjouwen. Vervolgens pakten de overvallers de mobiele telefoons af van alle aanwezigen en zij bonden de aanwezigen vast met tie-rips. Later bleek ook het geld waarmee het melkpoeder zou worden betaald, te zijn verdwenen. [7]
Aangifte en nadere verklaring van [slachtoffer 2]
Op 22 juni 2014 omstreeks 14.00 uur kwam [verdachte] langs bij het bedrijfspand. Hij telde langzaam het geld, en kreeg en stuurde voortdurend sms’jes. Vervolgens kwam er een bestelauto aan, die naar binnen werd gereden. Naast de bestuurder zat de man die [slachtoffer 6] de nacht ervoor bij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat had ontmoet. Plotseling kwamen vier of vijf mensen de bestelauto uitstormen. Zij droegen allen bivakmutsen en wapens. [slachtoffer 2] kreeg een wapen op de zijkant van zijn hoofd en werd op de grond geduwd. Hij kon niet veel bewegen want dan kreeg hij een klap. De persoon naast hem duwde met een wapen tegen zijn rug. Hij hoorde een geluid alsof de overvallers kisten met melkpoeder in hun bestelauto aan het laden waren. De overvallers bonden zijn handen vast met tie-rips. [slachtoffer 2] zag later dat iedereen was vastgebonden. [8] De overvallers waren de hele tijd in de loods aan het zoeken en dat duurde ongeveer vijf tot zes minuten.
Aangifte en nadere verklaring van [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij op 22 juni 2014 aanwezig was in het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en dat zij minimaal vier tot vijf overvallers heeft zien staan. In ieder geval hadden vier mannen een vuurwapen bij zich. De overvallers schopten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] tegen de buik. Ze rukten het horloge van de pols van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 3] werd vastgepakt en naar de grond gedrukt. Toen zij haar hoofd probeerde op te tillen, werd haar hoofd weer naar beneden gedrukt. De persoon die dat deed, had een vuurwapen in zijn hand dat hij tegen haar hoofd hield. Alle aanwezigen werden vastgebonden met tie-rips. De overvallers doorzochten het pand. Ze hebben onder meer de iPad van [slachtoffer 1] meegenomen. [9]
Aangifte van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op 22 juni 2014 aanwezig was in het bedrijfspand van [slachtoffer 2], toen plotseling vier tot vijf mensen met zwarte bivakmutsen op uit een bestelbus sprongen. In ieder geval drie personen hadden een vuurwapen. [slachtoffer 1] kreeg meteen een vuurwapen tegen zijn hoofd. Hij werd op de grond geduwd. Hij dacht dat hij werd geslagen en hij is in ieder geval op zijn rug, benen en achterhoofd geraakt. Hij is op zijn been gestampt, een paar keer geschopt en heeft meermalen een vuurwapen tegen zijn hoofd gekregen. Zijn vrouw lag naast hem. Hij hoorde dat zij tegen haar hoofd werd geslagen. De overvallers bonden tie-rips om de handen van [slachtoffer 1] en namen zijn horloge weg. Zij namen alle telefoons en een iPad en een paar tassen mee. In de tas van [slachtoffer 3] zat waarschijnlijk een fototoestel. [10]
Reçus
Na de overval werden in het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] twee reçu’s gevonden met een Engelse tekst en daaronder een Chinese tekst. De Engelse tekst luidde als volgt. Reçu 1: “
Dear Mrs [naam] and Mr [slachtoffer 6]. As the agent between Mr. [slachtoffer 6] and Mrs [naam] I confirm the cash in the bag is € 251.000,00. It is correct. Any shortage will be the agent’s responsibility. Z.L.” Reçu 2: “
Dear Mrs [naam] and Mr [slachtoffer 6]. As the agent between Mr. [slachtoffer 6] and Mrs [naam] I confirm the produkts are 23.200 cans. Any shortage will be the agent’s responsibility. Z.L. [11]
Historische verkeersgegevens van telefoons van verdachte en medeverdachte
Verdachte [verdachte]
Naar [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard, maakte hij gebruik van een telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [12] Uit de historische verkeersgegevens van het nummer volgt dat dit nummer op 21 juni 2014 om 18.12 uur een mast in Zoetermeer heeft aangestraald en vervolgens masten te Zevenhuizen (18.16 uur), Waddinxveen (18.22 uur), Nieuwerkerk aan den IJssel (18.24 uur), Capelle aan den IJssel (18.53 uur), Rotterdam (van 18.59 tot 23.28 uur); en Zoetermeer (23.28 uur). [13]
Uit verder onderzoek naar de historische verkeersgegevens volgt dat dit telefoonnummer op 22 juni 2014 om 14.53 uur een zendmast op de [adres 3] te Zoetermeer aanstraalde, nabij het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]. [14] Vlak voor de overval vanaf 15.54 uur - heeft dit nummer acht maal sms contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. [15] Laatstgenoemd nummer is – zoals hierna wordt uiteengezet - in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1], die zich op dat moment in de nabije omgeving van het bedrijfspand aan de [straat] te Zoetermeer bevond. [16]
Voorts volgt uit zendmastgegevens dat de telefoon, voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 1], zich op 22 juni 2014 omstreeks 16.00 uur verplaatste in de richting van Rotterdam en vanaf 16.53 uur zendmasten aanstraalde in Rotterdam. Uit die zendmastgegevens volgt verder dat de telefoon zich van 20.53 uur tot 21.31 uur bevond in de omgeving van de Kralingseplas/Kralingen-Crooswijk. [17] Het adres waar [medeverdachte 1] vaak verbleef, [adres 4] te Rotterdam, is gelegen in deze omgeving. [18]
Medeverdachte [medeverdachte 1]
In de woning aan de [adres 4] te Rotterdam, waar [medeverdachte 1] regelmatig verbleef, is tijdens een doorzoeking een mobiele telefoon aangetroffen waar op 21 april 2014 een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in heeft gezeten. [19] In de maanden april en mei heeft dit nummer contact gehad met verschillende andere telefoonnummers, die onder andere toebehoorden aan de oom en tante van [medeverdachte 1] en aan personen die [medeverdachte 1] herkennen van een foto die door de politie aan hen is getoond. [20] Getuige [getuige 1] heeft een politiefoto van [medeverdachte 1] gezien en heeft verklaard dat hij deze persoon kent als “[medeverdachte 1]”. Hij bestelde cocaïne bij “[medeverdachte 1]” en herkende het telefoonnummer [telefoonnummer 2] als het mobiele telefoonnummer waarop hij “[medeverdachte 1]” kon bereiken. [21] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] kent van de middelbare school en dat hij hem “[medeverdachte 1]” noemt. [22] In voormelde woning is in een kamer, waar [medeverdachte 1] zijn persoonlijke spullen bewaarde, een SIM-kaart aangetroffen en in beslag genomen waarop een SMS-bericht staat met als inhoud: “[medeverdachte 1] ik laat je morgen weeten”. Dit bericht was ontvangen op 11 januari 2013. Tijdens de doorzoeking is voorts een mobiele telefoon van het merk Nokia aangetroffen waarop in het menu “verzonden items” het volgende bericht staat: “This is my new number. [medeverdachte 1]”. [23]
In de periode van 3 januari 2014 tot 3 juli 2014 straalde het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de nachtelijke uren voornamelijk zendmasten aan op de [adres 5], [adres 6] en [adres 7]. [24] Het nummer bevond zich in die periode het meest in de omgeving van de Kralingseplas/Kralingen-Crooswijk. [25] De [adres 4] te Rotterdam is gelegen in deze omgeving. [26]
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] aan [medeverdachte 1] toebehoorde en ten tijde van de overval ook door hem werd gebruikt.
Het mobiele telefoonnummer van [medeverdachte 1] straalde op 22 juni 2014 om 14.05 uur een zendmast aan in de nabijheid van de [adres 4] te Rotterdam. [27] Tussen 15.54 uur en 15.59 uur heeft het nummer achtmaal sms‑contact met het telefoonnummer van [verdachte] gehad. [28] Hierbij straalde het nummer van [medeverdachte 1] een zendmast aan op de Granietgroen te Zoetermeer, gelegen in de nabije omgeving van het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]. [29]
ARS paal- en cameragegevens en controle van de auto’s van verdachte en medeverdachten
Witte bestelbus met kenteken [kenteken 1]
[verdachte] heeft van 22 juni 2014, 9.30 uur, tot 24 juni 2014, 21.38 uur, een witte bestelbus met kenteken [kenteken 1] gehuurd bij het bedrijf Top Rental. [30] Van deze bestelbus zijn de door het bedrijf ARS Traffic & Transport technology B.V. geregistreerde paal- en cameragegevens opgevraagd. Hieruit volgt dat de bestelbus zich op 22 juni 2014 voorafgaand aan de overval op de volgende tijdstippen bij de volgende ARS palen/camera’s heeft bevonden:
15.31
15.31 uur: paal/camera op de G.K. van Hogendorpweg te Rotterdam;
15.36
15.36 uur: paal/camera op de N470 te Pijnacker;
16.17
16.17 uur: paal/camera op de Rokkeveenseweg te Zoetermeer.
De laatstgenoemde paal/camera bevindt zich vlakbij de plaats delict. [31]
Uit onderzoek naar de door ARS Traffic & Transport technology B.V geregistreerde gegevens volgt dat vlak voor de overval twee voertuigen direct voor en achter de bestelbus aanreden, te weten op de G.K. van Hogendorpweg te Rotterdam en de N470 te Pijnacker. Een van die voertuigen betreft een Mercedes Benz B180 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Mercedes) [32] , die van 19 juni 2014 tot en met 4 juli 2014 door medeverdachte [medeverdachte 2] werd gehuurd. [33]
Mercedes met kenteken [kenteken 2]
Uit onderzoek van de politie naar de track & trace gegevens van de Mercedes volgt dat de auto zich op 22 juni 2014 om 00.34 uur verplaatste vanaf [adres 8] te Zoetermeer naar de [straat] 103 te Zoetermeer, waar de auto om 00.47 uur arriveerde. [34] Uit de open bron Google Maps valt op te maken dat de [adres 8] en de [straat] 71 zich op 2,4 respectievelijk 1,5 kilometer afstand van de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat te Zoetermeer bevinden.
De rechtbank stelt op grond van deze gegevens vast dat de Mercedes zich omstreeks 1.00 uur ophield in de omgeving van McDonalds waar het later buitgemaakte geld werd geteld, ten tijde van de overval in de buurt was van het bedrijfspand waar de overval plaatsvond, en na de overval is teruggereden naar het adres van [medeverdachte 1].
BMW met kenteken [kenteken 3]
Het andere voertuig dat op de G.K. van Hogendorpweg te Rotterdam en de N470 te Pijnacker achter de bestelbus reed, betrof een BMW 530D Sedan met kenteken [kenteken 3] (hierna: de BMW). [35] Deze auto bleek op naam te staan van de vader van medeverdachte [medeverdachte 3]. De vader van [medeverdachte 3] heeft verklaard dat alleen hijzelf, zijn dochter en zijn zoon gebruik maakten van de auto. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat alleen hij of zijn vader de auto gebruikten. [36]
Vrij kort na de overval om 17.40 uur werd de BMW op de Cederstraat te Rotterdam gecontroleerd door de politie. Op dat moment zaten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en een derde persoon in de auto. [37]
3.1.5
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het voren overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de overval in de loods aan de [straat] te Zoetermeer.
De levering van de partij melkpoeder
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van verdachte over de levering van de partij melkpoeder niet geloofwaardig. Ten eerste ontbreekt voor zijn verklaring dat hij het melkpoeder zou leveren namens [betrokkene], een salesmanager van [bedrijf 4], ieder aanknopingspunt. Verdachte heeft voorts geen achternaam, contact- of adresgegevens van deze salesmanager kunnen of willen opgeven. Onderzoek van de politie heeft verder uitgewezen dat in de desbetreffende periode bij de producent van [bedrijf 4] geen salesmanager met de naam [betrokkene] (of een daarop gelijkende naam) heeft gewerkt. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij op 20 juni 2014 van de man, die door [betrokkene] werd gestuurd om de verkoop van het melkpoeder te bespreken, zijn iPhone 4S heeft moeten inwisselen voor een iPhone 5S, waarbij hij zijn eigen telefoonnummer kon behouden. Uit onderzoek van de politie is echter gebleken dat geen SIM-wissel heeft plaatsgevonden en dat verdachte de iPhone 5S al zeker sinds 24 december 2013 gebruikte. Ook daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte geen zaken heeft gedaan met de door hem genoemde salesmanager van [bedrijf 4].
Evenmin acht de rechtbank de verklaring van verdachte geloofwaardig dat hij een grote partij melkpoeder heeft gezien op de rustplaats van benzinestation BP bij Harmelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de telefoon van verdachte op het tijdstip, waarop hij zegt dat hij de partij melkpoeder heeft gezien, niet heeft aangestraald in de omgeving van Harmelen, maar wel op andere plaatsen.
Voorts acht de rechtbank redengevend dat verdachte heeft verklaard dat hij het melkpoeder en het geldbedrag, dat diende als koopprijs van het melkpoeder, slechts vluchtig heeft bekeken, hetgeen ook volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 4]. De rechtbank acht dit hoogst opmerkelijk, gezien de in de loods aangetroffen reçu’s waarop verdachte had aangegeven garant te staan voor de overeengekomen hoeveelheid melkpoeder en het geld dat daarvoor zou worden betaald.
Het huren van de bestelbus waarmee de overval is gepleegd
Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat verdachte de bus, waarmee de overval is gepleegd, heeft gehuurd. Hij is ook degene geweest die de bus heeft opgehaald, zo heeft hij verklaard. Uit het onderzoek van de politie is af te leiden dat verdachte na de overval de bus op 24 juni 2014 op de Mecklenburglaan te Rotterdam aan de verhuurder heeft teruggegeven. De verhuurder, [getuige 5], heeft immers verklaard dat hij de bus heeft teruggekregen van de man die de bus op 22 juni 2014 had opgehaald. Voorts blijkt uit een telefoongesprek tussen verdachte en de verhuurder dat ze met elkaar hebben afgesproken op de locatie waar de bus stond geparkeerd en zou worden teruggegeven. Verdachtes verklaring dat een niet nader genoemde student de bus heeft teruggegeven aan de verhuurder acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Het bij verdachte aangetroffen bedrag van € 140.243,00
De omstandigheid dat bij de aanhouding van verdachte twee dagen na de overval een bedrag van € 140.243,00 is aangetroffen, sterkt de overtuiging van de rechtbank dat verdachte bij de overval betrokken is geweest.
Medeplegen
De rechtbank acht op grond van het voren overwogene eveneens bewezen dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en degenen die de aangevers hebben overvallen, dat van medeplegen kan worden gesproken. Verdachte heeft voor en tijdens de overval in ieder geval met [medeverdachte 1], die bij vonnis van heden van deze rechtbank voor het medeplegen van de overval is veroordeeld, in nauw contact gestaan. Dat de verdachte bij de overval een cruciale rol heeft gespeeld, volgt ook uit de omstandigheid dat hij het vertrouwen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] heeft weten te winnen en hen heeft weten te bewegen een overeenkomst met hem te sluiten, waarbij is afgesproken dat de koopsom (€ 250.000,00) contant bij de levering van het melkpoeder zou worden betaald.
3.2
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 2 (witwassen)
3.2.1
Inleiding
Op 26 juni 2014 is verdachte aangehouden. Daarbij is in zijn handtas ongeveer € 140.243,00 aan contanten aangetroffen, in coupures van voornamelijk € 50. [38]
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van het hiervoor vermelde bedrag. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het geld is aan te merken als afkomstig uit misdrijf, dat verdachte geen verifieerbare en geloofwaardige verklaring voor de aanwezigheid van dit geld heeft gegeven en dat verdachte op het punt stond om met het geld naar China te vertrekken.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien niet kan worden vastgesteld dat verdachte het geld heeft verworven, overgedragen, omgezet of daarvan gebruik heeft gemaakt. Voorts heeft verdachte geen handeling verricht die erop gericht was het geldbedrag veilig te stellen teneinde de vermeende criminele herkomst te verbergen of te verhullen.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat, indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Gelet op de stukken in het dossier en de daaropvolgende bewezenverklaring ter zake van de overval te Zoetermeer en de hierna te bespreken oplichting te Rotterdam, is de rechtbank van oordeel dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is van een door verdachte zelf begaan misdrijf. Verdachte had dit geld tijdens zijn aanhouding in een tas voorhanden, zodat het feit bewezen kan worden verklaard.
3.3
Ten aanzien van dagvaarding II, feiten 1 en 2 (oplichting en valsheid in geschrift)
3.3.1
Inleiding
Deze verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte meermalen documenten heeft vervalst, waarmee hij [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) en [slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6]) heeft misleid.
3.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte tijdens het sluiten van de overeenkomst met [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en het aan hen overleggen van diverse bewijsstukken het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling had. Zij acht niet bewezen dat verdachte op dat moment al van plan was om postpakketten niet te exporteren en/of het geld voor het transport van de postpakketten niet over te maken aan China Postal.
3.3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [39]
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] (hierna tezamen: aangevers) zijn eigenaar van het bedrijf [bedrijf 5]. Eind september 2013 spraken zij met verdachte over een eventueel samenwerkingsverband, waarbij verdachte het luchtvervoer van postpakketten naar China en de aflevering van die pakketten aan China Postal zou regelen, die de pakketten bij de geadresseerden in China zou bezorgen. Verdachte vertelde aangevers dat hij het Chinese bedrijf [bedrijf 1]. had overgenomen en de exclusiviteitsrechten had gekregen van China Postal, terwijl later bleek dat dit niet het geval was. [40] Verdachte liet aangevers een uittreksel van de Kamer van Koophandel zien van het bedrijf [bedrijf 2], waarvan hij de eigenaar zou zijn. [41] Dit document bleek later vervalst. [42] Verdachte heeft aangevers verteld dat China Postal eiste dat voor het vervoer van de pakketten een aanbetaling zou moeten worden gedaan van € 80.000,00. [43]
Op 30 oktober 2013 sloten verdachte en [slachtoffer 5] een overeenkomst, waarbij werd afgesproken dat verdachte postpakketten voor hen zou versturen naar China. [44] [slachtoffer 5] maakte op achtereenvolgens 30 oktober 2013, 4 november 2013 en 12 november 2013 respectievelijk € 30.000,00, € 10.000,00 en € 3.000,00 over naar bankrekeningen waarover verdachte kon beschikken. Op 9 november 2013 gaf [slachtoffer 5] verdachte nog eens € 7.000,00 contant. [45]
Op 4, 6 en 11 november 2013 kwam verdachte, of een partner van verdachte, pakketten ophalen bij aangevers. Deze pakketten werden naar het bedrijf [bedrijf 6] bij Schiphol gebracht. [46] Vervolgens ontvingen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meerdere mailberichten afkomstig van het e-mailadres [e-mailadres], met daarin niet bestaande track & tracenummers van de opgehaalde pakketten, waardoor de schijn werd gewekt dat de pakketten onderweg waren naar China. Nadat aangevers berichten van hun klanten hadden ontvangen dat de pakketten niet in China waren aangekomen, vroegen zij verdachte om de pakketten aan hen terug te geven. Verdachte verklaarde daarop dat de pakketten konden worden teruggestuurd, maar dat aangevers daarvoor wel moesten betalen.
Verdachte heeft aangevers tevens een vervalste Air Waybill van de luchtvaartmaatschappij Air China overhandigd. [47] Nadat het bedrijf [bedrijf 6] verdachte had meegedeeld dat het geen haalbare kaart was om de door verdachte afgeleverde goederen naar China te versturen, [48] zijn de goederen op verzoek van verdachte getransporteerd naar het adres [adres 9] te Rotterdam. [49]
Oplichting
Gelet op het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels aangevers heeft bewogen tot afgifte van de pakketten en een bedrag van € 50.000,00. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank bewezen dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling reeds bestond op het moment dat verdachte een schriftelijke overeenkomst met aangevers sloot. Op geen enkele wijze kan worden vastgesteld dat verdachte zijn toezeggingen ten aanzien van het luchtvervoer naar China en de aflevering van de pakketten aan China Postal zou kunnen waarmaken. De schriftelijke stukken die verdachte ter onderbouwing van zijn beweringen aan aangevers heeft overgelegd en kennelijk dienden om het vertrouwen van aangevers te winnen, zijn vals. De omstandigheid dat verdachte de pakketten die hij bij aangevers had opgehaald naar het bedrijf [bedrijf 6] heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Dit was immers geen onderdeel van de afspraken die verdachte met aangevers heeft gemaakt en [bedrijf 6] is ook niet in staat gebleken die goederen naar China te versturen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een vals exemplaar van de gelegaliseerde notariële akte van de business license van [bedrijf 1] aan aangevers heeft getoond. In het dossier bevindt zich een document dat deze gelegaliseerde notariële akte zou betreffen, maar dat document is opgesteld in het Chinees en niet vertaald. De rechtbank kan de valsheid daarvan dan ook niet vaststellen.
Valsheid in geschrift
De rechtbank acht op grond van de onder 3.3.4. omschreven feiten en omstandigheden voorts bewezen dat verdachte een (kopie) uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 2] en een China Air Waybill en twee e-mails met track & trace nummers valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken. Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij deze documenten valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst. Het vervalste uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 2] [50] en de valse China Air Waybill [51] zijn echter beide op de computer van verdachte aangetroffen.
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde valse documenten. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw van verdachte dat het opzet op het gebruik maken niet is tenlastegelegd. De rechtbank leest de tenlastelegging zo dat het woord ‘opzettelijk’ in de vierde regel ook betrekking heeft op hetgeen in de tweede alinea is tenlastegelegd.
3.4
Ten aanzien van dagvaarding II, feit 3 (valsheid in geschrift)
3.4.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte twee documenten heeft vervalst: een kennisgeving van vergoeding uit het buitenland van de ING bank en een bankafschrift van de ABN AMRO bank.
3.4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van dit feit. Ook indien de rechtbank van oordeel is dat de documenten vervalst zijn, dan nog kan niet worden bewezen dat het oogmerk bestond om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Met het autobedrijf [bedrijf 3] was in het geheel geen overeenkomst tot stand gekomen.
3.4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [52] De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een bankafschrift van de ABN AMRO bank heeft vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Op de computer van verdachte is een vervalst ABN AMRO bankafschrift aangetroffen, waarop is te lezen dat verdachte twee bedragen van respectievelijk € 115.000,00 en € 5.000,00 heeft overgeschreven naar de bankrekening [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3]). Namens de ABN AMRO bank is bij de politie bevestigd dat deze overschrijvingen niet hebben plaatsgevonden en dat verdachtes rekening een Foreign Student Account is en niet ook een Business Account kan zijn. Voorts is komen vast te staan dat het afschrift een onjuiste datum en onjuiste adresgegevens bevat en dat de volgorde van de boekdata andersom is vermeld. [53] Uit het dossier volgt verder dat verdachte meermalen contact heeft gehad met het autobedrijf [bedrijf 3] in verband met de aankoop van diverse BMW’s. Uiteindelijk is geen koopovereenkomst gesloten, waardoor het voor verdachte niet nodig was dat een bewijs van aanbetaling aan [bedrijf 3] werd overgelegd. [54] Gelet op het vorengaande, gaat de rechtbank ervan uit dat het de bedoeling is geweest het bankafschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde feit, voor zover dat betrekking heeft op de kennisgeving van een vergoeding uit het buitenland van de ING bank. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat dit document vals is en dat een bewerkbare versie van dit document op de computer van verdachte is aangetroffen. De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte het oogmerk had om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen
ten aanzien van dagvaarding I:
1. primair eerste cumulatief/alternatief
dat verdachte op 22 juni 2014 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 250.000 euro en een I-pad (mini) en een fototoestel en een horloge en telefoons en een hoeveelheid melkpoeder, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een bivakmuts op houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- naar de grond duwen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- slaan en schoppen tegen het lichaam en (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] en
- vastbinden van de handen met tie-rips van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 4] met een melkpoederbus;
2.
hij op 26 juni 2014 in Nederland, een voorwerp, te weten 140.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist datditvoorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
en ten aanzien van dagvaarding II:
1.
dat verdachte in de periode van 20 september 2013tot5 december 2013 te Rotterdam en Zwijndrecht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere pakketten met diverse inhoud en 50.000 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een vals exemplaar van een uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 2] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] getoond en
- aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] valselijk aangegeven het bedrijf [bedrijf 1] te hebben overgenomen en
- een vals exemplaar van een uittreksel van de Kamer van Koophandel uit China van het bedrijf [bedrijf 1] aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] getoond en
- tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gezegd dat hij de exclusiviteitsrechten had gekregen van het Chinese Postal staatsbedrijf EMS en
- tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gezegd dat China Postal een bedrag van 80.000 euro als deposit wilde ontvangen en
- een samenwerkingsovereenkomst met die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] gesloten en
- driekeer pakketten (laten) op(ge)ha(a)l(d)(en) die niet bij hun bestemming zijn aangekomen en
- meerdere e-mails gestuurd met daarin niet bestaande en/of verzonden track & tracenummers van de opgehaalde en (niet) verzonden pakketjes en
- een valse Air Waybill gestuurd, waardoor [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
dat verdachte op tijdstippen gelegen in de periode van 15 maart 2013 tot en met 26 juni 2014 in Nederland, opzettelijk geschriften, te weten
- een (kopie) uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [bedrijf 2] en
- een air China Air Waybill en
- twee e-mails (met track & tracenummers) elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,heeft vervalst, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
van voornoemd uittreksel van de Kamer van Koophandel en Air Waybill
en e-mails gebruik heeft gemaakt als ware die geschriften echt en onvervalst,
immers heeft hij, verdachte,
- voornoemd uittreksel aan [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] getoond en
- voornoemde air China Air Waybill aan die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] overhandigd en
- voornoemde e-mails aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] gestuurd ter bevestiging van de betrouwbaarheid van zijn bedrijf en de verzending van postpakketten,
bestaande die valsheid hierin dat
- verdachte zijn naam heeft gezet in plaats van de naam van de feitelijke eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] op voornoemd (kopie) uittreksel van de Kamer van Koophandel en
- op de Air Waybill onder vakje Airport of Departure Peiking staat in plaats van Beijing en in het vakje currency EUR staat in plaats van CNY en het vluchtnummer voor een vlucht naar Parijs is en niet naar Amsterdam en de prefix van het AWB nummer hoort bij een Argentijnse luchtvaartmaatschappij en niet bij Air China en de verzender op de Air Waybill genoemd geen zendingen heeft binnengebracht en
- in de e-mails wordt aangegeven dat de pakket(ten) verzonden zijn en worden niet bestaande track & tracenummers vermeld;
3.
op tijdstippen gelegen in de periode van 15 maart 2013 tot en met 27 juni 2014 te Rotterdam,in elk geval in Nederland,een ABN AMRO bankafschrift, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte toen en daar valselijk
- op zijn ABN-AMRO bankafschrift de woorden foreign student account veranderd naar business account en
- op voornoemd afschrift overboekingen vermeld aan [bedrijf 3] die niet hebben plaatsgevonden en
- op voornoemd afschrift onjuiste datum en adresgegevens vermeld en de volgorde van de boekdata andersom geplaatst,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank stelt ten aanzien van dagvaarding I feit 2 vast dat verdachte geen gedragingen heeft verricht die gericht waren op het verhullen en/of verbergen van de criminele herkomst van het geld. De enkele omstandigheid dat hij het geld bij zich droeg en plannen had om op korte termijn naar China te vertrekken, is daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat verdachte voor dit feit zal worden ontslagen van rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde is voor het overige volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van dagvaarding I primair eerste cumulatief/alternatief:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van dagvaarding II:
feit 1:
oplichting;
feit 2:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd
feit 3:
valsheid in geschrift.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren zal worden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, nu zij vrijspraak heeft verzocht voor alle ten laste gelegde feiten, geen opmerkingen gemaakt over de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in hun eigen – niet voor publiek toegankelijke – bedrijfspand. Daarbij zijn een groot geldbedrag en andere goederen weggenomen. De daders hebben hun slachtoffers bedreigd met vuurwapens, hun handen vastgebonden en hen geslagen en geschopt. Een dergelijke overval is een zeer ernstig feit, niet alleen vanwege de grote materiele schade die de daders hebben berokkend aan de slachtoffers, maar ook vanwege de grote psychische en lichamelijke impact van de overval. De slachtoffers zullen mogelijk nog gedurende lange tijd worden geconfronteerd met de gevolgen daarvan. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] blijkt dat zij niet alleen ten tijde van de overval doodsangsten hebben moeten doorstaan, maar dat zij ook sindsdien voortdurend in angst leven, nauwelijks meer naar buiten of naar het bedrijfspand durven te gaan, de slaap slecht kunnen vatten en wantrouwend zijn waardoor zij nauwelijks meer sociale contacten onderhouden.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van diverse documenten, waarmee hij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft opgelicht voor een eveneens groot geldbedrag, te weten € 50.000,00. Doordat het overgrote gedeelte van de pakketten die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aan verdachte hebben overhandigd niet op hun plaats van bestemming zijn aangekomen, zijn [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] bovendien geconfronteerd met vele schadeclaims van eigenaars van de pakketten. Daarmee heeft verdachte niet alleen het vertrouwen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] beschadigd, maar hen en hun klanten ook grote materiele schade toegebracht.
Dat het autobedrijf [bedrijf 3] niet eveneens is benadeeld, is slechts te danken aan het feit dat er uiteindelijk geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte ook jegens hen een vervalst document had willen overleggen om hen te bewegen tot afgifte van een of meer auto’s.
Verdachte heeft alle voornoemde feiten puur en alleen voor zijn eigen financiële gewin gepleegd en zich geen enkele rekenschap gegeven voor de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.
De rechtbank laat bij de bepaling van de strafmaat voorts zwaar meewegen dat verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat telkens in hem werd gesteld, waartoe hij steevast en op doordachte wijze leugens heeft verteld en documenten heeft vervalst. Ook weegt mee dat verdachte nimmer openheid van zaken heeft gegeven dan wel enige blijk van inzicht heeft gegeven of spijt heeft betoond.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 september 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande en met inachtneming van de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Inleiding
Er hebben zich een aantal benadeelde partijen gevoegd.
Ten aanzien van dagvaarding I hebben zich de volgende benadeelde partijen ter zake van een vordering tot schadevergoeding gevoegd.
[slachtoffer 2], voor een bedrag van in totaal € 267.825,78, bestaande uit:
€ 259.262,28 aan weggenomen geld;
€ 3.000,00 voor een aanbetaling;
€ 636,00 voor weggenomen melkpoederblikken;
€ 450,00 voor een weggenomen mobiele telefoon;
€ 1497,50 voor een geïnstalleerd alarmsysteem; en
€ 2.928,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 4], voor een bedrag van in totaal € 4.168,40 bestaande uit:
€ 586,40 voor een weggenomen laptop;
€ 319,00 voor een weggenomen iPod Touch;
€ 335,00 voor een weggenomen iPad mini; en
€ 2.928,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 1], voor een bedrag van in totaal € 6.080,20, bestaande uit:
€ 1.214,75 voor een weggenomen cameratas;
€ 1.000,00 aan weggenomen geld;
€ 635,09 voor een weggenomen mobiele telefoon;
€ 302,36 voor een weggenomen iPad mini; en
€ 2.928,00 aan immateriële schade.
F. [slachtoffer 3], voor een bedrag van in totaal 3.228,48 euro, bestaande uit:
€ 300,48 voor een weggenomen mobiele telefoon; en
€ 2.928,00 aan immateriële schade.
Ten aanzien van dagvaarding II hebben zich de volgende benadeelde partijen ter zake van een vordering tot schadevergoeding gevoegd.
[slachtoffer 5], voor een bedrag van in totaal € 191.832,20, bestaande uit:
€ 50.000,00 aan overgemaakte gelden;
€ 127.485,46 aan betaalde schadevergoedingen aan gedupeerden;
€ 8.108,05 aan overige kosten als reis- en accountantkosten;
€ 6.238,69 aan advocaatkosten
[slachtoffer 6], voor een bedrag van in totaal € 191.832,20, bestaande uit:
€ 50.000,00 aan overgemaakte gelden;
€ 127.485,46 aan betaalde schadevergoedingen aan gedupeerden;
€ 8.108,05 aan overige kosten als reis- en accountantkosten;
€ 6.238,69 aan advocaatkosten.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partijen in dagvaarding I geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, met uitzondering van de kosten die zijn gemaakt voor een alarminstallatie, omdat die kosten niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot 279.805,36 , ten behoeve van de slachtoffers genaamd [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
De officier van justitie heeft geen opmerkingen gemaakt over de toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5].
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet‑ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank ten aanzien van dagvaarding I gesteld dat de rechtbank, indien zij tot het oordeel komt dat verdachte niet de rechtmatige eigenaar is van de inbeslaggenomen 140.000 , dit geldbedrag geretourneerd moet worden aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en in mindering moet worden gebracht op de gevorderde schadevergoeding. Voor het overige verzoekt zij de vorderingen af te wijzen aangezien de opgevoerde schadeposten geen rechtstreekse schade betreffen.
Ten aanzien van dagvaarding II heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering tot vergoeding van betaalde schadevergoedingen aan gedupeerden, omdat deze vordering onvoldoende onderbouwd is en een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De kosten die zijn gemaakt aan advocaatkosten en overige kosten als reis- en accountantkosten dienen te worden afgewezen, nu dit geen rechtstreekse schade is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoedingen ten aanzien van dagvaarding I
Voor wat betreft de materiele schade die is opgevoerd door de benadeelde partijen, zal de rechtbank, gelet op de betwisting van de vorderingen, uitsluitend schadevergoeding toewijzen voor die weggenomen geldbedragen en goederen waarvan de rechtbank bewezen heeft verklaard dat deze zijn weggenomen.
De rechtbank zal evenwel de door [slachtoffer 2] gevorderde vergoeding van het weggenomen geld slechts toewijzen voor een bedrag van (€ 250.000,00 – € 140.243,00 =) € 109.757,00.
Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat het inbeslaggenomen geld dat verdachte enkele dagen na de overval bij zich droeg - in totaal € 140.243,00 - afkomstig is uit het misdrijf. Derhalve zal de rechtbank hiervan de teruggave aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] gelasten (zie hierna onder 8) en dient dit in mindering te worden gebracht op het toe te wijzen bedrag zoals dat bewezen is verklaard.
De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op de toelichting van de benadeelde partijen en gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken plegen te worden toegekend, naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 1.250,00.
De rechtbank zal de benadeelde partijen met betrekking tot de overige posten niet‑ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Deze posten zijn onvoldoende onderbouwd en leveren een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen in zoverre bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal ten aanzien van de toe te wijzen vorderingen bepalen dat deze hoofdelijk worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan schadevergoeding toewijzen aan:
[slachtoffer 2], een bedrag van in totaal € 112.093,00, bestaande uit:
€ 109.757,00 aan weggenomen geld,
€ 636,00 voor weggenomen melkpoederblikken,
€ 450,00 voor een weggenomen mobiele telefoon,
€ 1.250,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 4], een bedrag van:
€ 1.250,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 1], voor een bedrag van in totaal € 3.402,02, bestaande uit:
€ 1.214,75 voor een weggenomen camera(tas),
€ 635,09 voor een weggenomen mobiele telefoon,
€ 302,36 voor een weggenomen iPad mini en
€ 1.250,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 3], voor een bedrag van in totaal € 1.550,48, bestaande uit:
€ 300,48 voor een weggenomen mobiele telefoon,
€ 1.250,00 aan immateriële schade.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte het feit waarop de vorderingen zijn gebaseerd samen met anderen heeft gepleegd, zal de rechtbank de vorderingen hoofdelijk toewijzen.
Voorts zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 112.093,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], € 1.250,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], € 3.402,02 euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], en € 1.550,48 euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoedingen ten aanzien van dagvaarding II
De rechtbank zal de benadeelde partijen met betrekking tot de posten ‘betaalde schadevergoedingen aan gedupeerden’, ‘overige kosten als reis- en accountantkosten’ en ‘advocaatkosten’ niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vorderingen zijn wat dit betreft onvoldoende onderbouwd en leveren een onevenredige belasting op van het strafgeding. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vordering derhalve slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor het overige merkt de rechtbank op dat [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dezelfde post, te weten de ‘overgemaakte gelden’ hebben opgevoerd als schadepost. Nu [slachtoffer 5] degene is geweest die de bedoelde gelden heeft overgemaakt aan verdachte, zal de rechtbank de vordering van [slachtoffer 5] toewijzen. De vordering van [slachtoffer 6] wordt voor dat gedeelte als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Concluderend zal de rechtbank aan schadevergoeding toewijzen aan [slachtoffer 5], een bedrag van in totaal € 50.000,00 bestaande uit overgemaakte gelden.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 50.000,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5].
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoedingen ten aanzien van dagvaarding I en II
Het voorgaande brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag van € 140.243,00.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in het geval van een bewezenverklaring het geldbedrag van € 140.243,00 moet worden teruggegeven aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en het bedrag van de vordering van deze benadeelde partijen moet worden afgetrokken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu niet verdachte, maar [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] de rechthebbenden van het geldbedrag van € 140.243,00 zijn, zal de rechtbank teruggave aan hen gelasten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 57, 225, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan;
verklaart het in dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte hiervoor van alle rechtsvervolging;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in dagvaarding I onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief en de in dagvaarding II onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan;
verklaart het bij dagvaarding I onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar;
bepaalt dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
feit 1 primair eerste cumulatief/alternatief:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding II:
feit 1:
oplichting;
feit 2:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
valsheid in geschrift;
verklaart verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) JAREN en 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 112.093,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 112.093,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 (DRIEHONDERDVIJFENZESTIG) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
benadeelde partij [slachtoffer 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] een bedrag van € 1.250,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.250,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 (TWEEËNTWINTIG) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 3.402,02;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.402,02 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 44 (VIERENVEERTIG) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
benadeelde partij [slachtoffer 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] een bedrag van € 1.550,48;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.550,48 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 (VIJFENTWINTIG) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
benadeelde partij [slachtoffer 5]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 5] een bedrag van € 50.000,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 50.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 285 (TWEEHONDERDVIJFENTACHTIG) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
benadeelde partij [slachtoffer 6]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] met betrekking tot de post ‘overgemaakte gelden’ af;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
inbeslaggenomen voorwerpen
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] gelasten van de op de beslaglijst vermeld geldbedrag van € 140.243,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.L. Frenkel, voorzitter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
mr. E.M.M. Smilde-Schölvinck, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Zeeland, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2015.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500/2014125768 (Zaaksdossier Overval Zoetermeer, hierna: PVI), PL1500/2014125768 (Verdachtendossier [medeverdachte 2], hierna: PVII), PL1500/2014125768 (Verdachtendossier [medeverdachte 3], hierna: PV III) en PL1500/2014125768 (Verdachtendossier [verdachte], hierna: PV IV) van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1160 (PV I)) en (doorgenummerd blz. 1 t/m 92 (PVII)) en (doorgenummerd blz. 1 t/m 66 (PV III)) en (doorgenummerd blz. 1 t/m 145 (PV IV)).
2.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 45.
3.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 45, 46; PV I, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3], p. 110.
4.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], pp. 46, 69; PV I, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3], p. 111; PV I, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1], p. 120.
5.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 44.
6.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 43-45.
7.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 45, 46, 68, 69.
8.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 89-90.
9.PV I, Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3], p. 110, 111, 113.
10.PV I, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1], p. 118-120.
11.PV I, proces-verbaal relaas, p. 10.
12.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 11 maart 2015.
13.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 299.
14.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 722.
15.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 429.
16.PV I, proces-verbaal van bevindingen, pp. 415, 430 en 437.
17.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 269-270.
18.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 438.
19.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 415.
20.PV I, proces-verbaal van bevindingen, pp. 484, 487, 499, 503, 505
21.PV I, proces verbaal van bevindingen, p. 500.
22.PV I, proces-verbaal verhoor van verdachte [getuige 2], p. 511.
23.PV I, proces verbaal van bevindingen, p. 420, 421, 422.
24.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 431, 435.
25.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 432.
26.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 438.
27.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 439.
28.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 429.
29.PV I, proces-verbaal van bevindingen, pp. 415, 430 en 437.
30.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 11 maart 2015.
31.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 341.
32.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 348.
33.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 605.
34.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 604.
35.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 348.
36.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 381.
37.PV I, proces-verbaal van bevindingen, p. 380.
38.Beslagdossier PL 1500/2014 125768, proces-verbaal inbeslagname geld, p. 66.
39.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500/2014125768 (Zaaksdossier Oplichting Rotterdam, hierna: PV V) van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 343).
40.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5], p. 18; PV V, proces-verbaal van bevindingen, p. 264.
41.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5], p. 20.
42.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 40; PV V, proces-verbaal van bevindingen, p. 88.
43.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5], p. 18, 72.
44.PV V, proces-verbaal van bevindingen, pp. 65-69; PV V, proces-verbaal van getuige [slachtoffer 5],
45.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5], p. 19; PV V, proces-verbaal van bevindingen, p. 272.
46.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5], p. 20; PV V, proces-verbaal van getuige K. Stolk,
47.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5], p. 20; PV V, proces-verbaal van bevindingen, p. 96.
48.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 58.
49.PV V, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 59 en proces-verbaal van bevindingen p. 116.
50.PV V, proces-verbaal van bevindingen, p. 87-88.
51.PV V, proces-verbaal van bevindingen, p. 94-96.
52.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500/2014125768 (Zaaksdossier Vervalsingen, hierna PV VII) van de politie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 118).
53.PV VII, proces-verbaal van bevindingen, p. 13-14.
54.PV VII, proces-verbaal van bevindingen, p. 14.