Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding van 28 mei 2014, met producties 1 tot en met 24;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 13;
- het tussenvonnis van 17 september 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 25;
- de brief van 7 november 2014 van mr. Dubois-Van Kleef, met producties 26 tot en met 28;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 november 2014.
2.De feiten
AQUISITIECONTRACT MET BETREKKING TOT HAAGLANDEN BUSINESS
Dit contract geldt voor het uitgeefproject Business Haaglanden/ Amsterdam, verder te noemen “het project” van Uitgeverij Business Haaglanden, Amsterdam Business.
[…]
3.Het geschil
4.De beoordeling
in conventie
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [B] op de hoogte was van de adverteerders, klanten, marges en kosten van [A] en dat hij na zijn indiensttreding bij New Media Group B.V. (potentiële) klanten en adverteerders van [A] is gaan benaderen, nog niet maakt dat het handelen van [B] onrechtmatig is. Voor het overnemen van klanten en adverteerders van (zoals hier aan de orde) een voormalige business partner geldt dat eerst van onrechtmatigheid sprake is, indien daaraan substantiële en stelselmatige werving vooraf is gegaan. Dat is niet gebleken. De rechtbank betrekt in de beoordeling het volgende. Tijdens de comparitie is gebleken dat tussen [A] en [B] een vorm van samenwerking heeft bestaan, waarbij [B] zich onder meer heeft bezig gehouden met de werving van klanten en adverteerders voor het blad Amsterdam Business van [A]. [B] heeft met het oog op acquisitie flink geïnvesteerd in zijn (nieuwe) netwerk, te meer daar hij van oorsprong geen marketing, maar een technische achtergrond heeft. Het staat [B] vrij aan personen met wie hij ten behoeve van de acquisitie voor Amsterdam Business contacten heeft onderhouden, te laten weten dat de samenwerking met [A] voor Business Amsterdam is geëindigd en dat hij bij New Media Group B.V. in dienst zal treden. Verder staat het hem, zeker nu hij niet gebonden is aan een non-concurrentiebeding, vrij na die overstap met die personen contacten te onderhouden. Wanneer vervolgens adverteerders van [A] – al dan niet naar aanleiding van de overstap van [B] – besluiten te adverteren via New Media Group B.V., kan niet van New Media Group B.V. gevergd worden niet met die adverteerders in zee te gaan. Overigens is niet gebleken dat de door [B] benaderde klanten/adverteerders een duurzame contractuele relatie met [A] hadden die thans is verbroken.
€ 6.500,= per maand.