In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot kinderalimentatie en partneralimentatie naar Egyptisch recht. De vrouw, wonende in Egypte, had een verzoek ingediend voor alimentatie na de echtscheiding van de man, die in Nederland woont. De rechtbank had eerder, op 21 juli 2014, een beslissing ter zake van de alimentatie aangehouden en het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) verzocht om advies over de toepasselijke Egyptische wetgeving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onderhoudsverplichting bestaat voor de vader jegens zijn kinderen volgens het Egyptische recht, waarbij meisjes recht hebben op onderhoud totdat zij huwen of een eigen inkomen genereren. De rechtbank heeft de hoogte van de kinderalimentatie vastgesteld op 800 EGP per maand, wat overeenkomt met ongeveer € 95,-, en heeft bepaald dat deze ingaat per 1 september 2012. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de eerdere uitspraak van de rechtbank in Egypte en het verschil in levensstandaard tussen Nederland en Egypte.
Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw geen recht heeft op de muta, een vorm van compensatie na de echtscheiding, omdat de echtscheiding door de vrouw was geïnitieerd. De rechtbank heeft het verzoek tot partneralimentatie afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.