ECLI:NL:RBDHA:2015:455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2015
Publicatiedatum
19 januari 2015
Zaaknummer
C-09-426481 - FA RK 12-6636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kinderalimentatie en partneralimentatie naar Egyptisch recht in het kader van een echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot kinderalimentatie en partneralimentatie naar Egyptisch recht. De vrouw, wonende in Egypte, had een verzoek ingediend voor alimentatie na de echtscheiding van de man, die in Nederland woont. De rechtbank had eerder, op 21 juli 2014, een beslissing ter zake van de alimentatie aangehouden en het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) verzocht om advies over de toepasselijke Egyptische wetgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onderhoudsverplichting bestaat voor de vader jegens zijn kinderen volgens het Egyptische recht, waarbij meisjes recht hebben op onderhoud totdat zij huwen of een eigen inkomen genereren. De rechtbank heeft de hoogte van de kinderalimentatie vastgesteld op 800 EGP per maand, wat overeenkomt met ongeveer € 95,-, en heeft bepaald dat deze ingaat per 1 september 2012. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de eerdere uitspraak van de rechtbank in Egypte en het verschil in levensstandaard tussen Nederland en Egypte.

Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw geen recht heeft op de muta, een vorm van compensatie na de echtscheiding, omdat de echtscheiding door de vrouw was geïnitieerd. De rechtbank heeft het verzoek tot partneralimentatie afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
7x
Rekestnummer: FA RK 12-6636
Zaaknummer: C/09/426481
Datum beschikking: 19 januari 2015

Scheiding

Beschikkingop het op 31 augustus 2012 ingekomen verzoek van:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende te Egypte,
advocaat: mr. S. Bhulai te ’s-Gravenhage
.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man],

de man,
wonende te [woonplaats],
advocaat: voorheen mr. M.N.R. Nasrullah, te Rotterdam, thans mr. A. Benamar te Almere.

Procedure

Bij beschikking van 21 juli 2014 van deze rechtbank is een beslissing ter zake van de kinderalimentatie, de partneralimentatie en de proceskosten aangehouden. Het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: IJI)is verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van het IJI d.d. 5 november 2014, kenmerk [kenmerknummer];
  • de brief met bijlage d.d. 20 november 2014 van de zijde van de vrouw;
  • de brief met bijlagen d.d. 21 november 2014 van de zijde van de man.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Kinderalimentatie
Bij voormelde beschikking is aan het IJI verzocht antwoord te geven op een aantal vragen betreffende het Egyptische recht dat van toepassing is op de kinderalimentatie.
Uit het rapport van het IJI blijkt – kort gezegd – dat er een onderhoudsverplichting bestaat voor een vader jegens zijn kinderen, waarbij meisjes recht hebben op onderhoud totdat zij huwen of een eigen inkomen genereren. Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de kinderalimentatie bestaan geen vaste regels in de rechtspraak, maar er lijkt sprake van een min of meer casuïstische, draagkrachtafhankelijke benadering.
De man is derhalve onderhoudsplichtig jegens de minderjarige. De rechtbank stelt evenwel vast dat enige gegevens over de draagkracht van de man ontbreken. Wel heeft de man een beslissing van de rechtbank te [plaats], Egypte uit 2008 overgelegd, waarin is bepaald dat de man 600,- Egyptische Pond (EGP) voor een ander kind dient te voldoen. De rechtbank te Egypte heeft hierbij overwogen dat van al hetgeen de vader verplicht is aan onderhoud te voldoen 40% van zijn totale inkomsten niet hoeft te overschrijden. Deze 40% wordt verdeeld over het volgende: de echtgenote, andere kinderen, dagelijkse en speciale levensbenodigdheden, onderhoud van verwanten naar gelang de soorten, de materiële en schriftelijke benodigdheden vóór anderen. Voorts is het verschil in levensstandaard tussen Egypte en Nederland in ogenschouw genomen.
In voornoemde Egyptische beslissing is de draagkracht van de man reeds beoordeeld naar Egyptisch recht. Hierbij zijn alle omstandigheden zijdens de man in aanmerking genomen, hetgeen heeft geresulteerd in een kinderalimentatie van 600,- EGP per maand voor een ander kind van de man dat ook in Egypte woonachtig is. In het licht van het rapport van het IJI acht de rechtbank het redelijk deze uitspraak tot uitgangspunt te nemen. Echter, de rechtbank neemt hierbij tevens in ogenschouw dat er thans ruim zes jaren zijn verstreken, waarbij zij het aannemelijk acht dat de draagkracht van de man is toegenomen. De man heeft evenwel geen inzicht verschaft in zijn draagkracht, hetgeen voor zijn rekening en risico dient te komen.
Anders dan door de man is aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat uit het rapport van het IJI niet is gebleken dat de man verplicht is al zijn kinderen gelijkwaardig te behandelen, waardoor er gelet op de eerdere Egyptische beslissing nooit een hogere kinderalimentatie dan 600,- EGP bepaald kan worden. Deze stelling wordt derhalve door de rechtbank gepasseerd. Daar staat tegenover dat de rechtbank – evenals de rechtbank te Egypte – van oordeel is dat rekening gehouden dient te worden met het verschil in levensstandaard tussen Nederland en Egypte. Derhalve acht de rechtbank het door de vrouw verzochte bedrag van € 300,- per maand, zijnde 2.553,- EGP per maand naar Egyptische maatstaven buitensporig. Dit geldt temeer nu de draagkracht van de man in 2008 reeds is beoordeeld, waarbij de omstandigheden (woonachtig en werkzaam buiten Egypte en zijn kind wel woonachtig in Egypte) vergelijkbaar zijn. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank in redelijkheid een kinderalimentatie van 800,- EGP per maand bepalen, zijnde € 95,- per maand.
Ingangsdatum
De vrouw verzoekt te bepalen dat de kinderalimentatie ingaat met ingang van 1 september 2012. De man verzoekt om de kinderalimentatie niet eerder in te laten gaan dan de datum van de beschikking, omdat het Egyptische recht geen terugwerkende kracht kent.
De rechtbank is van oordeel dat de man vanaf het moment waarop de vrouw haar verzoekschrift heeft ingediend, rekening kon houden met de mogelijkheid dat aan hem de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie zou worden opgelegd. Derhalve zal de rechtbank in redelijkheid bepalen dat de betalingsverplichting van de man met ingang van
1 september 2012 ingaat. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de stelling van de man niet is gebleken.
Partneralimentatie
Bevoegdheid
De vrouw heeft in de echtscheidingsprocedure als nevenvoorziening om partneralimentatie verzocht. Nu de rechtbank zoals is overwogen in de beschikking van [datum] 2013 bevoegd is in de echtscheidingsprocedure is zij tevens bevoegd kennis te nemen van het verzoek tot partneralimentatie. Het verzoek dient vervolgens beoordeeld te worden naar Egyptisch recht, maar dat brengt niet met zich dat sprake zou zijn van onbevoegdheid omdat naar de inhoud van het Egyptische recht de muta samenhangt met een verstoting. De rechtbank gaat derhalve voorbij aan de primaire stelling van de man dat de rechtbank onbevoegd zou zijn om van het verzoek tot partneralimentatie kennis te nemen.
Inhoudelijke beoordeling
Uit het rapport van het IJI blijkt – kort gezegd – dat in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat naar het recht van Egypte een onderhoudsverplichting van de man na het huwelijk wordt aangenomen indien de vrouw niet heeft ingestemd of berust in de huwelijksontbinding en zij geen schuld heeft aan de echtscheiding. Er bestaan twee vormen van compensatie na de echtscheiding, te weten ‘el idda’ (gedurende een jaar na echtscheiding) en ‘muta’.
De vrouw stelt dat zij recht heeft op de muta nu zij door de man is verstoten zonder dat zij daar aanleiding toe heeft gegeven. Uit het IJI-rapport blijkt dat de muta gezien kan worden als een vergoedingsrecht dat de gescheiden vrouw jegens de man gedurende twee jaren toekomt, onder de voorwaarde dat zij de echtscheiding zelf niet heeft geïnitieerd of om de echtscheiding heeft verzocht.
De rechtbank heeft bij haar beschikking van [datum] 2013 overwogen dat de Egyptische huwelijksontbinding tussen partijen op[datum] 2012 (verstoting) niet voor erkenning in Nederland vatbaar is nu niet is voldaan aan de vereisten in de artikelen 10:57 en 10:58, aanhef onder c, BW. Derhalve is door deze rechtbank op [datum] 2013 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsprocedure is geïnitieerd door de vrouw.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank derhalve tot de conclusie dat de vrouw geen recht heeft op de muta. Het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie zal derhalve worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt de door de man met ingang van 1 september 2012 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], op € 95,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. C.J.M. Manders als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2015.