In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een verkeersongeval dat plaatsvond op 3 december 2006 op de Laan van Meerdervoort in Den Haag. De eiser, een dansleraar, was betrokken bij een aanrijding met de gedaagde, die achter hem reed. De eiser claimt dat hij door het ongeval nekletsel heeft opgelopen, wat zijn werkzaamheden als dansleraar belemmert. De gedaagde, verzekerd bij Reaal Schadeverzekeringen N.V., erkent aansprakelijkheid, maar beroept zich op gedeeltelijke eigen schuld van de eiser. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een rapport van de politie en getuigenverklaringen zijn ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde als volgend bestuurder een fout heeft gemaakt door onvoldoende afstand te houden tot de eiser. De gedaagde heeft echter ook een beroep gedaan op eigen schuld van de eiser, die volgens hen met hoge snelheid reed en pas op het laatste moment zijn richtingaanwijzer aanstak. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsregel is die de eiser verplichtte om de gedaagde te laten passeren, aangezien de manoeuvre van de eiser niet kan worden aangemerkt als een bijzondere manoeuvre die onder artikel 54 RVV valt.
De rechtbank heeft de gedaagde opgedragen te bewijzen dat de eiser met onverminderd hoge snelheid heeft gereden en pas op het laatste moment zijn richtingaanwijzer heeft gebruikt. Dit bewijs zal worden geleverd door het horen van getuigen. De comparitie na enquête is gepland voor 16 juni 2015, waar de partijen zich moeten uitlaten over de gevolgen van eventuele eigen schuld van de eiser voor de vergoedingsplicht van Reaal. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het getuigenbewijs is besproken.