In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de stichting Kifid. [Eiseres] was sinds 1 september 1989 in dienst bij Kifid en bereikte op 24 april 2014 de pensioengerechtigde leeftijd. In december 2013 zijn partijen in gesprek gegaan over de voortzetting van het dienstverband na het bereiken van deze leeftijd, maar zij kwamen niet tot overeenstemming. Kifid vroeg een ontslagvergunning aan bij het UWV, die werd verleend, waarna het dienstverband van [eiseres] op 13 maart 2014 werd opgezegd per 1 juli 2014.
[Eiseres] vorderde in deze procedure een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk was en eiste een schadevergoeding van € 80.917,83 bruto. Zij stelde dat Kifid geen consistent beleid voerde met betrekking tot het voortzetten van dienstverbanden na de pensioengerechtigde leeftijd en dat Kifid alleen bereid was om het dienstverband voort te zetten onder slechtere arbeidsvoorwaarden. Kifid voerde gemotiveerd verweer en stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op zich gerechtvaardigd was en dat Kifid haar beleid voldoende had toegelicht. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijk onredelijk ontslag en wees de vordering van [eiseres] af. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment waren vastgesteld op € 1.200,-- aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met wettelijke rente.