In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Bakkerij Visser B.V. en haar werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had in het verleden een drugsverslaving, maar was in de periode van 2010 tot 2012 behandeld en leek genezen. Echter, in 2014 meldde hij zich opnieuw ziek en gaf aan dat hij weer was teruggevallen in zijn verslaving. De werkgever, Bakkerij Visser, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, omdat het vertrouwen in de werknemer was verloren. De kantonrechter overwoog dat een drugsverslaving een ziekte is, maar dat de terugval in dit geval voor risico van de werknemer kwam, omdat hij eerder de kans had gekregen om zijn verslaving te overwinnen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet voldoende had aangetoond dat zijn terugval te maken had met andere psychische problemen die hem zouden hebben belet om weerstand te bieden aan de verleiding om drugs te gebruiken. Daarom werd de arbeidsovereenkomst ontbonden, zonder toekenning van een beëindigingvergoeding aan de werknemer, die verantwoordelijk werd gehouden voor de ontstane situatie. De arbeidsovereenkomst eindigde op 1 mei 2015, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.