ECLI:NL:RBDHA:2015:6224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
C-09-463769 - HA ZA 14-449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van verstekvonnis en schadevergoeding bij onrechtmatige sloopwerkzaamheden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser [Z] een herroeping van een eerder verstekvonnis verzocht, dat op 16 oktober 2013 was uitgesproken in kort geding. Dit vonnis verplichtte [Z] om noodzakelijke voorzieningen te treffen en schadevergoeding te betalen aan het echtpaar [XY] wegens onrechtmatige sloopwerkzaamheden aan een naastgelegen registergoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat [Z] niet tijdig verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis, waardoor dit vonnis onherroepelijk is geworden. [Z] heeft in deze procedure een beroep gedaan op het buitengewone rechtsmiddel van herroeping, stellende dat het echtpaar [XY] bedrog heeft gepleegd door bewijsstukken achter te houden.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door [Z] ingebrachte stukken, die dateren van na het kort geding, niet relevant zijn voor de beoordeling van het verstekvonnis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vorderingen van [Z] in conventie tot herroeping van het verstekvonnis moeten worden afgewezen. In reconventie heeft het echtpaar [XY] schadevergoeding gevorderd, die is veroorzaakt door de onrechtmatige sloopwerkzaamheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat [Z] onrechtmatig heeft gehandeld en heeft de vordering van het echtpaar [XY] toegewezen, waarbij de schade nader moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Tevens is [Z] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan het echtpaar [XY].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel (civiele bodemzaken)
zaaknummer / rolnummer: C/09/463769 / HA ZA 14-0449

Vonnis van 27 mei 2015

in de zaak van:

[Z],

wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat: mr. E.J.P. Nolet te Den Haag,
tegen
1.
[X],
2.
[Y],
beide echtgenoten wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat: mr. M. de Boorder te Den Haag.
De rechtbank zal de procespartijen hierna [Z] en het echtpaar [XY] noemen.

De procedure

1.1
De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de inhoud van de volgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
  • de dagvaarding van 4 april 2014 tegen de eerste rolzitting van 16 april 2014, met de producties 1 t/m 4 van [Z];
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 28 mei 2014, met de producties 1 t/m 11 van het echtpaar [XY];
  • het comparitievonnis van 11 juni 2014 en de beschikkingen datumbepaling van 18 en 25 juli 2014 van de rechtbank;
  • de op 10 november 2014 ter civiele griffie ontvangen faxbrief van mr. De Boorder met extra producties (ongenummerd) van het echtpaar [XY];
  • het door de rechtbank opgemaakte proces-verbaal van de zitting van 18 november 2014.
1.2
De vonnisdatum is nader bepaald op vandaag, 27 mei 2015.

De vaststaande feiten

2.1
Het echtpaar [XY] is gezamenlijk eigenaar van het registergoed aan de [adres 1] te [woonplaats]. [Z] is (mede)eigenaar van het naastgelegen registergoed aan de [adres 2] te [woonplaats]. In opdracht en/of onder verantwoordelijkheid van [Z] hebben sinds omstreeks maart 2013 ingrijpende sloop- en bouwwerkzaamheden plaatsgevonden aan het registergoed aan de [adres 2] te [woonplaats]. Het echtpaar [XY] heeft meerdere malen geprotesteerd tegen die werkzaamheden, stellende dat daarvan overlast en schade wordt ondervonden.
2.2
Bij verstekvonnis in kort geding van 16 oktober 2013 heeft deze rechtbank op vordering van het echtpaar [XY] samengevat [Z] ten eerste veroordeeld om op straffe van een dwangsom van maximaal € 15.000,- alsnog de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van gevaar en lekkages, daaronder in ieder geval begrepen het alsnog aanbrengen van een adequate hemelwaterafvoer en het dichtstorten van de gaten in het fundament, en ten tweede om te betalen aan het echtpaar [XY] € 7.500,- voor de herstelkosten van twee door de sloopwerkzaamheden beschadigde plafonds, met proceskostenveroordeling.
2.3
Dit verstekvonnis in kort geding is op 21 oktober 2013 niet in persoon aan [Z] betekend. Op 6 november 2013 heeft de advocaat van [Z] door de inhoud van een brief aan de advocaat van het echtpaar [XY] een daad van bekendheid gepleegd zoals bedoeld in wetsartikel 143 Rv. Tegen het advies van zijn advocaat in heeft [Z] niet binnen vier weken na 6 november 2013 zekerheidshalve verzet doen instellen tegen het verstekvonnis in kort geding, waardoor tegen dat verstekvonnis geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat.
2.4
Bij proces-verbaal van 12 december 2013 met bijgevoegd zestien foto’s heeft deurwaarder [deurwaarder] op verzoek van het echtpaar [XY] geconstateerd dat [Z] samengevat toen nog steeds niet de nodige voorzieningen had doen treffen waartoe hij bij kort geding vonnis van 16 oktober 2013 veroordeeld was, met vocht- en lekkageschade aan de [adres 1] van het echtpaar [XY] tot gevolg.
2.5
Bij kort geding vonnis van 7 april 2014 heeft deze rechtbank in een executiegeschil de vorderingen van [Z] afgewezen, die ertoe strekten het echtpaar [XY] te verbieden om het verstekvonnis in kort geding (verder) te executeren, met proceskostenveroordeling.

De geschillen

3.1
In conventievordert [Z] dat de rechtbank in deze procedure samengevat het verstekvonnis in kort geding van 16 oktober 2013 zal herroepen op grond van wetsartikel 382 Rv en opnieuw rechtdoende de vorderingen van het echtpaar [XY] in kort geding alsnog zal afwijzen, met veroordeling tot terugbetaling van alle al ten laste van [Z] geïncasseerde bedragen. Daartegen voert het echtpaar [XY] verweer.
3.2
In reconventievordert het echtpaar [XY] dat de rechtbank samengevat [Z] zal veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding nader op te maken bij staat, voor zover die schade is veroorzaakt wegens de op onrechtmatige wijze in opdracht van [Z] uitgevoerde sloop- en bouwwerkzaamheden. Daartegen voert [Z] verweer.
3.3
De daartoe ingenomen stellingen van partijen in conventie en in reconventie komen hierna aan de orde bij de beoordeling door de rechtbank.

De beoordeling in conventie

4.1
Tegen het verstekvonnis in kort geding van 16 oktober 2013 staat geen gewoon rechtsmiddel meer open. [Z] beroept zich mede daarom in deze procedure op het buitengewone rechtsmiddel van herroeping. In de wetsartikelen 382 en 383 Rv zijn de bijzondere vereisten opgesomd die de wetgever heeft gesteld aan een geslaagd beroep op het buitengewone rechtsmiddel van herroeping van vonnissen waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. In deze procedure beroept [Z] zich op bedrog door het echtpaar [XY] in de kort geding procedure bij verstek gepleegd, zulks in het bijzonder door het achterhouden van twee stukken van volgens [Z] beslissende aard: een e-mail van de heer [A] van 6 november 2013 en een rapport van de heer [B] van 12 januari 2014.
4.2
Tegen dit aldus door [Z] gedane beroep op herroeping van het verstekvonnis in kort geding van 16 oktober 2013 heeft het echtpaar [XY] meerdere formele en materiële verweren gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt reeds het formele verweer dat aldus niet aan het wettelijk vereiste voor eventuele herroeping is voldaan dat in dit geval door toedoen van het echtpaar [XY] in de kort geding procedure de voornoemde e-mail van de heer [A] en/of het voornoemde rapport van de heer [B] zijn achtergehouden.
4.3
Die twee stukken van [A] en [B] van 6 november 2013 en 12 januari 2014 - nog daargelaten of zij materieel van beslissende aard zijn, zoals [Z] summier heeft gesteld maar het echtpaar [XY] uitgebreid inhoudelijk heeft betwist - dateren immers beide van ná het kort geding vonnis van 16 oktober 2013. Reeds daardoor konden deze twee nieuwe bewijsstukken waarop [Z] zich nu beroept uit de aard der zaak en per definitie niet in de voordien gevoerde kort geding procedure (al dan niet door toedoen van het echtpaar [XY]) voor de kort geding rechter worden achtergehouden.
4.4
Indien en voor zover [Z] zich daarnaast nog op eventueel ander door het echtpaar [XY] in de kort geding procedure gepleegd bedrog heeft willen beroepen, voert het echtpaar [XY] daartegen terecht aan dat dit ook betwiste eventuele andere bedrog in deze procedure niet of onvoldoende concreet door [Z] is gesteld en onderbouwd.
4.5
Reeds hierdoor moeten de vorderingen van [Z] in conventie, die samengevat strekken tot herroeping van het verstekvonnis in kort geding, worden afgewezen.

De beoordeling in reconventie

5.1
Aan de tegenvorderingen die strekken tot schadevergoeding nader op te maken bij staat legt het echtpaar [XY] onrechtmatige daden door [Z] ten grondslag, die samengevat bestaan uit het sinds omstreeks maart 2013 op ondeskundige wijze en zonder passende voorzorgsmaatregelen doen verrichten van grove sloop-en bouwwerkzaamheden aan het registergoed aan de [adres 2]. Daardoor lijdt het echtpaar [XY] als eigenaren en exploitanten van het naastgelegen registergoed aan de [adres 1] schade door vooral grote trillingen en voortdurende lekkages. Die vermogensschade bestaat uit herstelkosten, inkomstenderving en bijkomende kosten, aldus het echtpaar [XY].
5.2
Ter onderbouwing van die eigen vorderingen en dat eigen standpunt heeft het echtpaar [XY] geproduceerd:
  • het hiervoor bij 2.2 al genoemde verstekvonnis in kort geding van 16 oktober 2013,
  • het hiervoor bij 2.4 al genoemde proces-verbaal van constatering met foto’s van deurwaarder [deurwaarder] van 12 december 2013,
  • een brief van de architect [architect] van 6 mei 2013 met verdere correspondentie,
  • een besluit van de gemeente [woonplaats] tot stillegging van de ondeugdelijke sloopwerkzaamheden aan de [adres 2] van 27 september 2013,
  • een rapportage met foto’s van ing. Ruijgrok van 20 september 2013,
  • een rapportage met foto’s van ing. Ruijgrok van 16 oktober 2013,
  • een rapportage met foto’s van de heer De Bruin van 5 oktober 2013,
  • een rapportage van ir. Corbey van 4 december 2013,
  • een rapportage met foto’s van adviesbureau Van Basten van 30 december 2013,
  • een rapportage met foto’s van adviesbureau Van Basten van 21 februari 2014,
  • een rapportage met foto’s van bouwkostenbureau Heijneman van 1 april 2014.
5.3
Ter weerlegging van die vorderingen en dat standpunt van het echtpaar [XY] heeft [Z] geproduceerd:
  • de hiervoor bij 4.1 t/m 4.3 genoemde e-mail van de heer [A] van 6 november 2013,
  • het bij 4.1 t/m 4.3 vermelde rapport met foto’s van de heer [B] van 12 januari 2014.
5.4
Alle hiervoor bij 5.2 en 5.3 opgesomde stukken inhoudelijk afwegende en in onderling verband bezien, is de rechtbank met het echtpaar [XY] en anders dan [Z] van oordeel dat de vordering in reconventie op hiervoor in 5.1 samengevatte gronden moet worden toegewezen. Tegenover de elf inhoudelijk voldoende tot uitgebreid en goed gemotiveerde schriftelijke bewijsstukken van het echtpaar [XY] leggen de twee summier en in dat verband onvoldoende gemotiveerde bewijstukken van [Z] eenvoudigweg onvoldoende tegengewicht in de schaal. Kortheidshalve verwijst de rechtbank daartoe overigens naar de inhoud van de bij 5.2 en 5.3 opgesomde bewijsstukken van partijen.
5.5
Daarom moet de rechtbank concluderen dat [Z] sinds omstreeks maart 2013 onrechtmatig heeft gehandeld jegens het echtpaar [XY]. Niet of onvoldoende weersproken is dat het echtpaar [XY] hierdoor schade heeft geleden als bedoeld in wetsartikel 6:96 BW. De omvang daarvan moet na eventueel verweer daartegen worden vastgesteld in de - zoals gevorderd - nog te voeren schadestaatprocedure. Bij gebreke van voldoende daartoe gestelde en geproduceerde gegevens kan de rechtbank die schade nu niet begroten.
5.6
Voor de door het echtpaar [XY] nog aangestipte benoeming van een deskundige door de rechtbank ter vaststelling van die schade is nu (nog) geen goede reden. Ook een eventuele deskundigenbenoeming zal immers pas kunnen en moeten worden beoordeeld in die schadestaatprocedure als bedoeld in de wetsartikelen 612 Rv en verder, vanzelfsprekend na een zo goed mogelijk onderbouwde schadestaat door het echtpaar [XY] en na daartegen eventueel gevoerd verweer door [Z].

Slotsom en proceskosten

6.1
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de hierna volgende beslissingen in conventie en in reconventie.
6.2
Als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij moet [Z] de proceskosten van het echtpaar [XY] betalen. De rechtbank begroot die proceskosten per saldo op € 282 voor betaald griffierecht plus € 1.808 voor forfaitair salaris advocaat, dat is in totaal dus € 2.090.
6.3
De rechtbank zal de daarnaast ook nog door het echtpaar [XY] gevorderde nakosten afwijzen, omdat de proceskostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vergelijk Hoge Raad 19 maart 2010, NJ 2011, 237).

De beslissingen

De rechtbank in conventie en in reconventie:
- wijst de vorderingen van [Z] in conventie af;
- veroordeelt in reconventie [Z] om aan het echtpaar [XY] te betalen alle schade van het echtpaar [XY], die veroorzaakt is door en toerekenbaar is aan de sloop- en bouwwerkzaamheden sinds omstreeks maart 2013 aan het registergoed aan de [adres 2] te [woonplaats] in opdracht en/of onder verantwoordelijkheid van [Z], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeelt [Z] om aan het echtpaar [XY] te betalen de proceskosten van het echtpaar [XY] in conventie en in reconventie van in totaal € 2.090;
- wijst af het door het echtpaar [XY] in reconventie meer of anders gevorderde;
- verklaart dit vonnis zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2015.