ECLI:NL:RBDHA:2015:650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
C-09-467700 - HA ZA 14-693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van een bedrag in bewaring gegeven door zus aan broer na verkeersongeluk

In deze zaak vordert eiseres, de zus, van gedaagde, haar broer, de terugbetaling van een bedrag van € 50.000,= dat zij in 2013 aan hem heeft overgemaakt. Dit bedrag was bedoeld om juridische stappen te ondernemen tegen de echtgenoot van eiseres, die met haar schadevergoeding naar Marokko was vertrokken. Eiseres heeft het bedrag op 3 april 2014 teruggevraagd, maar gedaagde heeft dit niet gedaan. Gedaagde erkent het ontvangen bedrag, maar stelt dat hij het voor eiseres heeft beheerd om te voorkomen dat het in handen van haar echtgenoot zou vallen. Tijdens de comparitie is gebleken dat gedaagde een deel van het bedrag heeft terugbetaald, maar dat er nog een geschil bestaat over de terugbetaling van € 8.000,= en € 12.000,=. De rechtbank oordeelt dat gedaagde het bedrag van € 30.061,50 aan eiseres moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 14 januari 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/467700 / HA ZA 14-693
Vonnis van 14 januari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Erik te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. Backx te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 2 juni 2014, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5b;
  • het tussenvonnis van 10 september 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 2 december 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn broer en zus van elkaar.
2.2.
[eiseres] heeft in 2007 een ernstig verkeersongeluk gehad. Als gevolg daarvan heeft zij een schadevergoeding ontvangen van meer dan € 500.000,=.
2.3.
Op 2 november 2013 heeft [eiseres] een bedrag van € 50.000,= overgemaakt op de bankrekening van [gedaagde].
2.4.
Op 3 april 2014 heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht het bedrag van € 50.000,= terug te betalen. Dat is niet gebeurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 50.000,=, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij vordert terugbetaling van het bedrag van € 50.000,= dat zij destijds aan [gedaagde] in bewaring heeft gegeven. Het was volgens [eiseres] de bedoeling dat [gedaagde] met dat geld de nodige stappen zou ondernemen in Marokko tegen de (toenmalige) echtgenoot van [eiseres], teneinde te bewerkstelligen dat [eiseres] weer de beschikking zou krijgen over de som geld die zij als schadevergoeding na het verkeersongeluk had ontvangen. De echtgenoot van [eiseres] was met dat geld tegen haar zin naar Marokko vertrokken, aldus [eiseres]. Omdat [gedaagde] geen actie heeft ondernomen, heeft [eiseres] hem op 3 april 2014 verzocht het bedrag van € 50.000,= terug te betalen.
4.2.
[gedaagde] erkent het bedrag van € 50.000,= van [eiseres] te hebben ontvangen. Volgens [gedaagde] heeft hij dit geld voor [eiseres] beheerd, teneinde te voorkomen dat ook dit bedrag in handen van haar echtgenoot zou vallen. Zo heeft [gedaagde] op 19 november 2013 op [eiseres]’s verzoek € 200,= aan [eiseres] overgemaakt. Verder stelt [gedaagde] dat hij € 8.000,= in contanten aan [eiseres] heeft gegeven voor de door haar gewenste verbouwing van haar huis. Ook heeft hij op verzoek van [eiseres] € 12.000,= in contanten aan zijn broer [broer 2] gegeven om in Marokko een procedure te starten tegen de echtgenoot van [eiseres]. [gedaagde] erkent dan ook het saldo van € 29.800,= aan [eiseres] terug te moeten betalen. Omdat [eiseres] inmiddels beslag had laten leggen ten laste van hem, heeft hij op 15 juli 2014 slechts een bedrag van
€ 7.738,50 aan [eiseres] terug kunnen betalen, aldus [gedaagde].
4.3.
Tijdens de comparitie is gebleken dat [eiseres] de bedragen van € 200,= en € 7.738,50 van [gedaagde] heeft ontvangen. [gedaagde] heeft verder erkend dat het door het beslag getroffen bedrag van € 22.061,50 moet worden terugbetaald aan [eiseres]. Tussen partijen is daarom nog slechts in geschil of [gedaagde] gehouden is de bedragen van € 8.000,= en € 12.000,= aan [eiseres] terug te betalen.
4.4.
Ten aanzien van het bedrag van € 8.000,= overweegt de rechtbank het volgende. [gedaagde] voert aan dat hij op de trouwdag van een neef op 16 november 2013 € 8.000,= in contanten aan [eiseres] heeft gegeven voor de verbouwing. Zij wilde eigenlijk € 20.000,= voor de verbouwing, maar in goed overleg met de overige familieleden (zussen [zus 1] en [zus 2] en broer [broer 2]) was besloten dat € 8.000,= voldoende moest zijn, aldus [gedaagde]. Ter gelegenheid van de comparitie heeft [eiseres] betwist dat zij dat geld heeft ontvangen, laat staan voor de verbouwing van haar huis, een huurhuis nota bene. Zij heeft bovendien ontkend dat haar huis is verbouwd. [gedaagde] heeft tijdens de comparitie enkel verklaard dat hij het geld destijds contant in huis had. Daarmee heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat [eiseres] op 16 november 2013 € 8.000,= in contanten van hem heeft ontvangen voor de verbouwing van haar huis. Aan bewijslevering komt de rechtbank dan ook niet toe.
4.5.
Ten aanzien van het bedrag van € 12.000,= overweegt de rechtbank het volgende. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat [eiseres] met [broer 2] had afgesproken dat [broer 2] naar Marokko zou gaan om daar onder andere een juridische procedure tegen de echtgenoot van [eiseres] te beginnen. [gedaagde] heeft daarop op 4 en 6 december 2013 in totaal € 11.000,= gepind en dat bedrag samen met nog € 1.000,= die hij thuis had in contanten aan [broer 2] gegeven. [broer 2] heeft het geld vervolgens gebruikt voor een vliegticket, hotelovernachtingen, taxiritten en een voorschot voor de advocaat in Marokko, aldus [gedaagde]. Tijdens de comparitie heeft [eiseres] verklaard dat zij het geld aan [gedaagde] had overgemaakt, omdat hij haar zou helpen met een rechtszaak tegen haar echtgenoot om het geld terug te krijgen in Nederland, reden waarom zij hem alle documenten betreffende de schadevergoeding had gegeven. Tijdens de comparitie is bovendien gebleken dat [eiseres] samen met haar broers [gedaagde] en [broer 2] een tussenpersoon/advocaat in Rotterdam heeft bezocht die heeft geadviseerd over een procedure in Marokko tegen de echtgenoot van [eiseres]. Volgens [gedaagde] is deze tussenpersoon vervolgens niet door [eiseres] ingeschakeld, omdat hij te duur was. De rechtbank maakt uit deze feiten, in onderlinge samenhang beschouwd, op dat [eiseres] samen met haar broers plannen heeft gemaakt om in Marokko actie te ondernemen tegen haar echtgenoot. Het lijkt dan ook aannemelijk dat [broer 2] kosten heeft gemaakt voor [eiseres] met het oog op een in Marokko te voeren. Dat [eiseres] wat de betreft de uitvoering van die plannen door [broer 2] en/of [gedaagde] niet van de hoed en de rand weet, heeft zij door de wijze waarop zij de kwestie heeft aangepakt (door een bedrag van
€ 50.000,= over te maken aan een familielid, zonder dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt over hoe met het geld moet worden omgegaan) voor lief genomen en kan zij niet aan [gedaagde] tegenwerpen. Het verweer van [gedaagde] slaagt. Dit deel van de vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] nog een bedrag van € 30.061,50 (zijnde € 22.061,50 plus € 8.000,=) aan [eiseres] terug dient te betalen.
4.7.
[gedaagde] erkent wettelijke rente verschuldigd te zijn vanaf 4 april 2014. Ten aanzien van het bedrag van € 22.061,50 zal de wettelijke rente slechts worden toegewezen tot 12 juli 2014, omdat gebleken is dat [gedaagde] op die datum dit door het beslag getroffen bedrag al over wenste te maken aan [eiseres].
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht 77,=
- salaris advocaat
1.788,=(2 punten × tarief € 894,=)
Totaal € 1.960,77
De proceskosten zullen zoals gevorderd worden vermeerderd met de wettelijke rente.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 30.061,50 (dertig duizendéénenzestig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 22.061,50 met ingang van 4 april 2014 tot 12 juli 2014 en over het bedrag van € 8.000,= met ingang van 4 april 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.960,77, waarvan € 95,77 aan explootkosten na ontvangst van een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie moet worden voldaan aan de griffier,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.865,= met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: 2226