ECLI:NL:RBDHA:2015:651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
C-09-465138 - HA ZA 14-524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding onder de VerBOUWgarantie na faillissement van de aannemer

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.A.A. van Oosterhout, een schadevergoeding van € 30.000,- op basis van de VerBOUWgarantie, nadat zijn aannemer failliet was verklaard. Eiser had een aannemingsovereenkomst gesloten voor de gedeeltelijke ruwbouw van een nieuw woonhuis en had ter afdekking van het risico van faillissement een overeenkomst met BouwGarant gesloten. Na het faillissement van de aannemer verzocht eiser om uitkering van het bedrag onder de VerBOUWgarantie, maar BouwGarant weigerde dit. De rechtbank moest beoordelen welke betalingsregeling van toepassing was voor de schadeberekening en of eiser recht had op de gevorderde schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat de betalingsregeling voor nieuwbouwwoningen van toepassing was, ondanks de stelling van eiser dat de regeling voor verbouwingen van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat eiser recht had op een schadevergoeding van € 30.000,-, het maximale bedrag onder de VerBOUWgarantie, omdat de extra afbouwkosten die eiser had gemaakt hoger waren dan het bedrag dat hij op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar had. De rechtbank wees de vordering van eiser toe en veroordeelde BouwGarant in de proceskosten. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de schadedatum, 12 februari 2013.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke afspraken in aannemingsovereenkomsten en de rol van garanties bij het afdekken van risico's in de bouwsector. De rechtbank bevestigde dat de schadevergoeding onder de VerBOUWgarantie niet alleen afhankelijk is van de gemaakte kosten, maar ook van de afspraken die zijn gemaakt in de betalingsregeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/465138 / HA ZA 14-524
Vonnis van 14 januari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.M.A.A. van Oosterhout te Tilburg,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de stichting
STICHTING BOUWGARANT,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagden,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en (gedaagden gezamenlijk) BouwGarant genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaardingen van 22 en 23 april 2014, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord (hierna: cva);
  • het tussenvonnis van 13 augustus 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 2 december 2014.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met [aannemer] Aannemingsbedrijf B.V. (hierna: de aannemer) voor de realisatie van de gedeeltelijke ruwbouw van een nieuw woonhuis. De totale aanneemsom inclusief meer- en minderwerk was € 355.036,24.
2.2.
Ter afdekking van het risico van een faillissement van de aannemer heeft [eiser] met BouwGarant op 22 oktober 2012 een overeenkomst gesloten (hierna: de VerBOUWgarantie). De VerBOUWgarantie luidt, voor zover relevant:
[…]
11 Schadeberekening
Schadeberekening vindt plaats, uitgaande van de toepasselijkheid van de door BouwGarant geadviseerde BouwGarant betalingsregeling. Deze is voor de verschillende soorten werken als volgt samengesteld:
[…]
Verbouwwerken van Euro 10.000,- tot en met Euro 350.000,-
[…]
Betalingsregeling voor nieuwbouwwoningen
[…]
Twee woonlagen (één verdiepingsvloer)
10% te declareren zodra met de bouw van de woning een aanvang is gemaakt
20% te declareren na het gereedkomen van de ruwe begane grondvloer
20% te declareren na het gereedkomen van de ruwe verdiepingsvloer
20% te declareren na het waterdicht maken van het dak van de woning
20% te declareren na het gereedkomen van het stuc-, spuit- en tegelwerk
10% te voldoen bij oplevering van de woning
[…]
Betalingen van de opdrachtgever aan de deelnemer die uitstijgen boven deze betalingsregeling, komen niet in aanmerking voor vergoeding onder de VerBOUWgarantie.
lid 2
In geval van “faillissement” (artikel 4 lid 1) worden de extra afbouwkosten vergoed die de opdrachtgever redelijkerwijs aan een nieuwe opdrachtnemer moet betalen om het werk te voltooien zoals contractueel overeengekomen. De extra afbouwkosten worden berekend door de afbouwkosten van de nieuwe aannemer te verminderen met het bedrag dat de opdrachtgever op grond van de BouwGarant betalingsregeling nog beschikbaar hoort te hebben.
[…]
lid 5 […] De maximale schadevergoeding bedraagt € 30.000,-
[…]
2.3.
Op 12 april 2013 is de aannemer failliet verklaard.
2.4.
[eiser] heeft BouwGarant verzocht een bedrag van € 30.000,= onder de VerBOUWgarantie aan hem uit te keren. BouwGarant heeft dat geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van BouwGarant tot betaling van € 30.000,=, vermeerderd met rente en kosten. Hij heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd.
3.1.1.
Volgens [eiser] had voor de schadeberekening de staffel “Verbouwwerken van Euro 10.000,- tot en met Euro 350.000,-” uit artikel 11 van de VerBOUWgarantie moeten worden gehanteerd, omdat die het best aansluit bij de werkelijkheid van de realisatie van de ruwbouw zoals tussen [eiser] en de aannemer overeengekomen.
3.1.2.
Omdat de aannemingsovereenkomst ziet op de gedeeltelijke ruwbouw van een nieuw huis, zijn veel onderdelen die gebruikelijk zijn voor het bouwen van een compleet huis (zoals het dak, de technische installaties, het stuc-, spuit- en tegelwerk) niet in de aannemingsovereenkomst opgenomen. Deze onderdelen kunnen volgens [eiser] niet meetellen in de betalingsregeling van de VerBOUWgarantie. De berekening van de door BouwGarant ingeschakelde expert is daarom niet juist.
3.2.
BouwGarant voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is allereerst in geschil welke betalingsregeling van toepassing is voor de berekening van de schade van [eiser]. [eiser] meent dat de betalingsregeling van “Verbouwwerken van Euro 10.000,- tot en met Euro 350.000,-” van toepassing is en BouwGarant de “Betalingsregeling voor nieuwbouwwoningen”.
4.2.
Tijdens de comparitie is door [eiser] erkend dat sprake is van nieuwbouw. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor de berekening van de schade de “Betalingsregeling voor nieuwbouwwoningen” uitgangspunt is. Dat bepaalde werkzaamheden wel zijn opgenomen in de staffels van de betalingsregeling maar niet in de aannemingsovereenkomst, maakt immers nog niet dat sprake is van de verbouw van een woning.
4.3.
Tussen partijen is dan nog in geschil hoe de schade, zijnde de extra afbouwkosten, in geval van faillissement van de aannemer moeten worden berekend. Op de voet van artikel 11 lid 2 van de VerBOUWgarantie worden de extra afbouwkosten berekend door de afbouwkosten van de nieuwe aannemer te verminderen met het bedrag dat [eiser] op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar hoort te hebben.
4.4.
BouwGarant voert als verweer dat de afbouwkosten van de nieuwe aannemer lager zijn dan het bedrag dat [eiser] op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar hoort te hebben. Om die reden is volgens BouwGarant geen sprake van extra afbouwkosten en komt [eiser] geen vergoeding toe onder de VerBOUWgarantie. De rechtbank zal daarom eerst nagaan welk bedrag [eiser] op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar hoorde te hebben.
4.5.
[eiser] heeft gesteld dat de werkzaamheden opgenomen in de vierde en vijfde staffel van de betalingsregeling, te weten het waterdicht maken van het dak en het stuc-, spuit- en tegelwerk, niet zijn opgenomen in de aannemingsovereenkomst. Daarom kunnen die staffels niet meetellen in de betalingsregeling, aldus [eiser]. BouwGarant heeft daar tegen aangevoerd dat de staffels (“milestones”) in de betalingsregeling ook bruikbaar zijn als die niet op alle onderdelen aansluiten bij de daadwerkelijk overeengekomen werkzaamheden. De staffels staan voor een fase van de bouw die min of meer inwisselbaar is/zijn voor andere staffels, aldus BouwGarant. Als voorbeeld noemt BouwGarant (alinea 19 cva) dat als het stucwerk niet tot de overeengekomen werkzaamheden hoort, het optrekken van de binnenwanden daarvoor in de plaats kan worden gesteld.
4.6.
Tijdens de comparitie is vervolgens tussen partijen uitgebreid gedebatteerd over hoe de staffels in de betalingsregeling zich verhouden tot de daadwerkelijk overeengekomen werkzaamheden. Van de zijde van BouwGarant is nog verklaard dat als werkzaamheden niet zijn overeengekomen maar wel zijn opgenomen in een staffel, de betreffende staffel wordt uitgesmeerd over de andere. De eerste en laatste staffel blijven 10% en er komen geen staffels bij, maar je kunt wel wat doen met de percentages, aldus BouwGarant. Uitgangspunt blijft volgens BouwGarant dat de opdrachtgever niet meer heeft betaald dan door de aannemer uitgevoerd is.
4.7.
Om te kunnen beoordelen welk bedrag [eiser] op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar hoorde te hebben, dient de rechtbank dan ook vast te stellen welke werkzaamheden door de aannemer als uitgevoerd kunnen worden beschouwd. Tijdens de comparitie heeft [eiser] verklaard dat de bevindingen op pagina 5 uit het rapport van de door BouwGarant ingeschakelde schade-expert juist zijn. Die luiden:
[…]
Bevindingen
Tijdens ons bezoek aan het werkadres stelden wij vast dat ten aanzien van de vrijstaande villa op het perceel van de opdrachtgever tot bouw de fundering gereed was, de ruwe begane grondvloer gelegd en gestort was en dat een aanvang was gemaakt met de uitvoering van het metselwerk van binnenwanden op de begane grond en het buitengevelmetselwerk. Het metselwerk was echter nog niet geheel op hoogte tot aan de onderzijde van de eerste verdiepingsvloer.
Door de aannemer was voor diens faillissement een aanvang gemaakt met het maken van een tijdelijke ondersteuningsconstructie ten behoeve van de betonnen breedplaatvloeren, die onderdeel zouden uitmaken van de verdiepingsvloer van de vrijstaande villa. De ruwe verdiepingsvloer was dus niet gereed. […]
4.8.
De rechtbank leest hierin dat de ruwe begane grondvloer (opgenomen in staffel 2 van de betalingsregeling) gereed was en dat de ruwe verdiepingsvloer (opgenomen in staffel 3 van de betalingsregeling) niet gereed was. In zoverre zijn partijen het ook eens. Uit het feit dat de tijdelijke ondersteuningsconstructie al was aangebracht maakt de rechtbank op dat de binnenmuren op de begane grond en het buitengevelmetselwerk zo goed als af waren. Dat is tijdens de comparitie bevestigd door de heer C.L. Rodenburg, de schade-expert die het rapport heeft opgemaakt. Hij heeft toen verklaard dat de binnenmuren op de begane grond niet helemaal gereed waren, maar wel bijna. Naar eigen zeggen van BouwGarant (zie 4.5 hiervoor) kunnen werkzaamheden als het optrekken van de binnenmuren geacht worden te vallen in de vijfde staffel van de betalingsregeling. Volgens de eigen stellingen van BouwGarant zijn deze werkzaamheden uitgevoerd. Dat betekent dat de werkzaamheden behorend bij de staffels 2 en 5 als uitgevoerd kunnen worden beschouwd.
4.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser] op grond van de betalingsregeling nog 50% (het totaal van de staffels 3, 4 en 6 van de betalingsregeling) van de totale aanneemsom beschikbaar behoorde te hebben. Dat komt neer op een bedrag van € 177.518,12 (de helft van € 355.036,24). Ten aanzien van staffel 4 heeft de rechtbank in de beoordeling betrokken dat er volgens BouwGarant wel degelijk werkzaamheden aan het dak zijn, zoals het leveren en aanbrengen van dakisolatie en het leveren en plaatsen van dakramen (vermeld op pagina 6 van genoemd schaderapport). Vast staat dat die werkzaamheden niet zijn uitgevoerd.
Verder zijn partijen het er over eens dat de afbouwkosten van de nieuwe aannemer € 241.717,03 belopen. Het verweer van BouwGarant dat de afbouwkosten van de nieuwe aannemer lager zijn dan het bedrag dat [eiser] op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar hoort te hebben, slaagt daarom niet.
4.10.
Zoals hiervoor onder 4.3 overwogen belopen de extra afbouwkosten dan € 64.198,91, het saldo van € 241.717,03 (de afbouwkosten van de nieuwe aannemer) minus € 177.518,12 (het bedrag dat [eiser] op grond van de betalingsregeling nog beschikbaar hoort te hebben). Op de voet van het bepaalde in artikel 11 lid 5 bedraagt de maximale schadevergoeding onder de VerBOUWgarantie € 30.000,=.
4.11.
Tenslotte heeft BouwGarant nog betoogd dat [eiser] teveel aan de aannemer heeft betaald, zodat hij om die reden geen recht op een vergoeding heeft onder de VerBOUWgarantie. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In de laatste zin van artikel 11 lid 1 van de VerBOUWgarantie is bepaald dat betalingen van de opdrachtgever ([eiser]) aan de deelnemer (de aannemer) die uitstijgen boven de betalingsregeling, niet in aanmerking komen voor vergoeding onder de VerBOUWgarantie.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de werkzaamheden behorend bij de staffels 2 en 5 van de betalingsregeling als uitgevoerd kunnen worden beschouwd. Op grond van de betalingsregeling heeft [eiser] dus 50% (het totaal van de staffels 1, 2 en 5) van de totale aanneemsom aan de aannemer mogen betalen om in aanmerking te komen voor een vergoeding onder de VerBOUWgarantie. Vast staat dat [eiser] € 149.336,24 inclusief BTW aan de aannemer heeft betaald; dat is ruim minder dan 50% van de totale aanneemsom van € 355.036,24. Het betoog van BouwGarant slaagt daarom niet.
4.12.
De vordering van [eiser] zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal zoals gevorderd worden toegewezen vanaf de schadedatum (12 februari 2013, als zodanig ook vermeld in genoemd schaderapport).
4.13.
BouwGarant zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,80
- griffierecht 868,=
- salaris advocaat
1.158,=(2 punten × tarief € 579,=)
Totaal € 2.134,80
De proceskosten zullen zoals gevorderd worden vermeerderd met de wettelijke rente. Desgevorderd zal BouwGarant ook worden veroordeeld in de nakosten met wettelijke rente.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt BouwGarant hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 30.000,= (dertig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 12 februari 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt BouwGarant hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.134,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt BouwGarant in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,= aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,= aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: 2226