ECLI:NL:RBDHA:2015:652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
C-09-469482 - HA ZA 14-806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en huurbetaling na staking van onderneming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde eiser, een tandarts, dat gedaagde, de bestuurder van Tandartspraktijk [A] B.V., aansprakelijk werd gesteld voor het niet nakomen van huurbetalingen na de staking van de onderneming. De procedure begon met een dagvaarding op 24 juni 2014, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde als bestuurder van [A] niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die eiser heeft geleden door het niet betalen van huur. Dit is gebaseerd op de overweging dat gedaagde niet opzettelijk of onzorgvuldig heeft gehandeld, ondanks dat de tandartspraktijk gesloten moest worden na inspecties van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet persoonlijk een ernstig verwijt te maken viel, omdat hij na de eerste inspectie maatregelen had genomen door een BIG-geregistreerde tandarts in dienst te nemen. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 2.026,= werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 21 januari 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/469482 / HA ZA 14-806
Vonnis van 21 januari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A. Schippers te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 24 juni 2014, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord, met productie 1;
  • het tussenvonnis van 10 september 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van mr. Schippers van 25 november 2014, met producties 2 tot en met 4;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 december 2014.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een in Polen gediplomeerde tandarts. Hij is enig aandeelhouder en bestuurder van Tandartspraktijk [A] B.V. (hierna: [A]). [A] is in 2007 door [gedaagde] opgericht voor het uitoefenen van een tandartspraktijk.
2.2.
[eiser] was tandarts te Zaltbommel. Hij heeft zijn praktijk op 13 augustus 2007 verkocht aan [A]. Eveneens op 13 augustus 2007 heeft [eiser] met [A] met ingang van 1 september 2007 een huurovereenkomst gesloten voor de praktijkruimte aan de Korte Steigerstraat 12 te Zaltbommel voor de duur van vijf jaar.
2.3.
Voor het aangaan van deze overeenkomsten is tussen [eiser] en (een vertegenwoordiger van) [gedaagde] meermaals gesproken en per e-mail gecorrespondeerd over de omstandigheid dat [gedaagde] nog niet beschikte over de vereiste Wet BIG-registratie om de tandartspraktijk zelfstandig uit te kunnen oefenen. [gedaagde] is de tandartspraktijk daarom aanvankelijk gaan uitoefenen onder toezicht van tandarts [B] die wel ingevolge de Wet BIG was geregistreerd (hierna: BIG-geregistreerd). In de koopovereenkomst van 13 augustus 2007 is daarover het volgende opgenomen:
[…]
Artikel 7De medische en verantwoordelijk en aansprakelijkheid is tot de datum van overname gelegen bij J.O.B. [eiser]. Na de overname ligt de medische verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij het personeel van de BV te weten o.a. [B], BIG-registratie 99066569402. […]
2.4.
Een melding over het onterecht voeren van de titel van tandarts en het onbevoegd zelfstandig uitvoeren van aan een tandarts voorbehouden handelingen is voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de Inspectie) aanleiding geweest de tandartspraktijk [A] op 22 september 2010 te bezoeken. De Inspectie heeft toen ernstige gebreken geconstateerd die een gevaar inhielden voor de patiëntveiligheid. De Inspectie heeft daarbij aangegeven dat de praktijk pas weer open kon vanaf 29 oktober 2010, als aan de eisen van verantwoorde zorg was voldaan.
2.5.
Met ingang van 1 november 2010 heeft [A] de BIG-geregistreerde tandarts [C] (hierna: [C]) in dienst genomen.
2.6.
De Inspectie heeft op 27 oktober 2010, 11 januari 2011, 23 juni 2011 en 6 juli 2011 herhaalbezoeken aan de tandartspraktijk gebracht om na te gaan of de praktijk nog steeds voldeed aan de voorwaarden voor het leveren van verantwoorde zorg.
2.7.
Bij brief van 8 juli 2011 heeft de Inspectie aan [A] ter attentie van [gedaagde] geschreven:
[…]
In het kader van haar toezichthoudende taak heeft de [Inspectie] op 6 juli 2011 een onaangekondigd herhaalbezoek gebracht aan de Tandartspraktijk [A] B.V. […] (hierna: de instelling). Doel van dit bezoek was te beoordelen of de instelling voldoet aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg.
De inspectie constateerde tijdens het bezoek op 6 juli 2011 dat u zelfstandig dus onbevoegd een aan tandartsen voorbehouden handeling uitvoerde terwijl er geen tandarts in de praktijk aanwezig was om supervisie uit te voeren. De geconstateerde gedraging is in strijd met artikel 35 van de Wet BIG.
[…]
Op grond van uw handelwijze en het gevaar dat dit met zich brengt voor de veiligheid van de patiëntenzorg heb ik besloten u […] te bevelen de Tandartspraktijk [A] te Zaltbommel te sluiten met ingang van vrijdag 8 juli 2011.
Het bevel gaat op 8 juli 2011 in om 14.00 uur voor de duur van 7 dagen.
[…]
2.8.
Op 8 juli 2011 heeft [A] de tandartspraktijk gesloten.
2.9.
Bij brief van 7 september 2011 heeft [A] de huurovereenkomst met [eiser] met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.10.
Op 7 september 2011 is in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat [A] is ontbonden met ingang van 7 september 2011.
2.11.
Vanaf oktober 2011 heeft [A] geen huur meer betaald aan [eiser].
2.12.
Sinds 2013 is [gedaagde] als tandarts geregistreerd ingevolge de Wet BIG.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (i) dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de huurovereenkomst en dat [eiser] als gevolg daarvan schade heeft geleden en (ii) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 26.438,60, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft de gevorderde verklaring voor recht tijdens de comparitie ingetrokken, omdat gebleken is dat niet [gedaagde] maar [A] de contractuele wederpartij van [eiser] is onder de huurovereenkomst.
4.2.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. [eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Door toedoen van [gedaagde] is [A] de verplichtingen jegens [eiser] onder de huurovereenkomst niet nagekomen over de periode oktober 2011 tot en met 31 augustus 2012. [gedaagde] heeft namelijk de voorschriften uit de Wet BIG overtreden, als gevolg waarvan de Inspectie [A] heeft bevolen de tandartspraktijk te sluiten, aldus [eiser]. Volgens [eiser] is [gedaagde] als bestuurder [A] daarom persoonlijk aansprakelijk voor de door hem geleden schade. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3.
De rechtbank dient te beoordelen of [gedaagde] als bestuurder [A] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser]. Van onrechtmatig handelen door een bestuurder van een vennootschap kan sprake zijn, indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
4.4.
Vast staat dat [gedaagde] bij de aanvang van de tandartspraktijk in 2007 nog niet beschikte over een Wet BIG-registratie en dat [eiser] daarvan op de hoogte was. Zowel [gedaagde] als [eiser] gingen er van uit dat het ontbreken van een Wet BIG-registratie niet aan het uitoefenen van de tandartspraktijk door [gedaagde] in de weg stond. Beiden waren in de veronderstelling dat het in die tijd mogelijk was om onder toezicht van een BIG-geregistreerde tandarts (supervisor) te werken, waarbij die supervisor niet in dezelfde praktijk werkzaam was, maar wel op afroep beschikbaar, tijdens het verrichten van handelingen die aan een tandarts voorbehouden zijn (zogenoemde voorbehouden handelingen). Met artikel 7 van de huurovereenkomst hebben partijen uitdrukking gegeven aan deze omstandigheden. Ondertussen was [gedaagde] in afwachting van de door hem aangevraagde Wet BIG-registratie.
4.5.
Tijdens het bezoek van de Inspectie op 22 september 2010 aan de tandartspraktijk [A] zijn ernstige gebreken geconstateerd, als gevolg waarvan afspraken met patiënten afgezegd moesten worden en aan de buitenzijde aangeplakt moest worden dat de praktijk tijdelijk gesloten was. Pas vanaf 29 oktober 2010 mochten er weer patiënten worden behandeld, als aan de eisen van verantwoorde zorg was voldaan. Daarvoor was kennelijk nodig, zo is tijdens de comparitie gebleken, dat een BIG-geregistreerde tandarts steeds in de praktijk aanwezig was wanneer [gedaagde] voorbehouden handelingen verrichtte.
4.6.
Dit voorval was voor [A] aanleiding om met ingang van 1 november 2010 [C] in dienst te nemen. [C] was vier dagen per week in de praktijk aan de Korte Steigerstraat 12 aanwezig om het onder de Wet BIG vereiste toezicht te houden, zo heeft [gedaagde] tijdens de comparitie verklaard. Bij die gelegenheid heeft [gedaagde] ook aangegeven dat na het bezoek van de Inspectie op 22 september 2010 de praktijk negatief in de pers van Zaltbommel is gekomen, als gevolg waarvan veel klanten weg zijn gelopen. Hij heeft toen besloten de praktijk te verkopen. Ter zitting verklaarde hij daarover dat hij heeft onderhandeld met tandartsen uit Rotterdam en Utrecht; hij meende zich te herinneren te hebben geadverteerd in het tandartsenblad ANT. De onderhandelingen liepen volgens [gedaagde] steeds stuk, omdat de praktijk negatief in het nieuws was geweest, er maar één behandelplek was in de praktijkruimte, de huur hoog was en omdat de praktijk niet in de Randstad gevestigd was.
4.7.
Verder is gebleken dat de Inspectie op 27 oktober 2010, 11 januari 2011, 23 juni 2011 en 6 juli 2011 herhaalbezoeken aan de tandartspraktijk heeft gebracht om te controleren of de praktijk voldeed aan de voorwaarden voor het leveren van verantwoorde zorg. Dat was steeds het geval behalve op 6 juli 2011. Ter zitting heeft [gedaagde] daarover verklaard dat [C] net even naar de stad was toen de Inspectie langskwam. De praktijk moest toen op last van de Inspectie een week dicht. Dat was volgens [gedaagde] de druppel die de emmer deed overlopen; hij heeft daarop namens [A] het patiëntenbestand verkocht aan een tandarts in Kerkdriel en de huurovereenkomst met [eiser] opgezegd.
4.8.
Op 8 juli 2011 heeft [A] de tandartspraktijk definitief gesloten. [A] heeft vervolgens de van [eiser] gehuurde praktijkruimte verlaten. Vast staat dat [A] over de resterende looptijd van de huurovereenkomst, van oktober 2011 tot en met augustus 2012, geen huur aan [eiser] heeft betaald. In zoverre is [A] haar verplichtingen jegens [eiser] onder de huurovereenkomst niet nagekomen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] ter zake een vordering heeft ingesteld tegen [A]. Overigens heeft [gedaagde] tijdens de comparitie verklaard dat hij [A] in september 2011 heeft geliquideerd.
4.9.
De hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, kunnen niet leiden tot de conclusie dat [gedaagde] als bestuurder zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Na het eerste bezoek van de Inspectie in 2010 heeft [gedaagde] direct maatregelen getroffen om de geconstateerde gebreken te herstellen door [C] in dienst te nemen. Tegen de achtergrond van de negatieve publiciteit, de daaropvolgende terugloop van het klantenbestand en de hoge kosten (vanwege de extra tandarts in dienst), terwijl er geen zicht was op wanneer zijn eigen BIG-registratie rond zou komen, is het vervolgens niet onbegrijpelijk dat [gedaagde] heeft besloten de tandartspraktijk te willen verkopen. Die vrijheid heeft hij als ondernemer. De rechtbank neemt in de beoordeling mee dat vanuit het perspectief van de ondernemer wellicht al goede redenen waren om de onderneming na het eerste inspectiebezoek in september 2010 terstond te staken; dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Dat een beoogde verkoop (met overname van de gehuurde praktijkruimte) dan niet lukt, ondanks gerede inspanning, en de onderneming wordt gestaakt, maken nog niet dat [gedaagde] als bestuurder zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem een persoonlijk verwijt te maken valt. Van onrechtmatig handelen is dan ook geen sprake. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 868,=
- salaris advocaat
1.158,=(2 punten × tarief € 579,=)
Totaal € 2.026,=

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.026,=,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: 2226