In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2015 uitspraak gedaan over de vaststelling van de behoefte van een bijna 17-jarige minderjarige die bij zijn grootmoeder woont. De rechtbank oordeelde dat de richtlijnen van het Tremarapport niet van toepassing zijn, omdat de minderjarige na de zomer zal gaan studeren. In plaats daarvan werd de rekenhulp van DUO gebruikt om de behoefte van de minderjarige vast te stellen. De rechtbank bepaalde dat de onderhoudsplichtige vader een bijdrage van € 600,-- per maand dient te betalen, waarbij de richtlijn van het Tremarapport wel werd toegepast voor de berekening van de draagkracht van de vader.
De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en correspondentie van beide partijen. De minderjarige heeft zich ook schriftelijk uitgelaten over het verzoek. Tijdens de zitting op 7 april 2015 zijn beide partijen met hun advocaten verschenen. De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 553,-- per maand, gebaseerd op de studiefinanciering die de minderjarige ontvangt.
De draagkracht van de vader werd berekend op basis van zijn netto besteedbaar inkomen, dat op € 1.944,-- per maand werd vastgesteld. Na het toepassen van de formule voor de draagkracht, kwam de rechtbank uit op een bedrag van € 340,-- per maand. De rechtbank hield ook rekening met de onderhoudsplicht van de vader jegens zijn stiefdochters, wat leidde tot een aanpassing van het bedrag dat hij voor de minderjarige diende te betalen. Uiteindelijk werd de totale onderhoudsbijdrage vastgesteld op € 260,-- per maand, te betalen aan de minderjarige, met ingang van 1 februari 2014.
De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. van der Meer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Heins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.