In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank NV en [C], voorheen h.o.d.n.v. [B] Assurantiën. De procedure volgde op een eerdere verwijzing door de kantonrechter en betrof de opzegging van een kredietovereenkomst. ING Bank vorderde betaling van een openstaande hoofdsom van € 42.478,86, vermeerderd met rente en kosten, omdat [C] zich niet aan de contractuele betalingsverplichtingen had gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [C] meerdere keren in gebreke is gebleven met betalingen en dat ING Bank de kredietfaciliteit rechtsgeldig heeft opgezegd op basis van de Algemene Bepalingen van Kredietverlening (ABK). De rechtbank oordeelde dat de opzegging niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, aangezien ING Bank [C] herhaaldelijk had gewaarschuwd en een betalingsregeling had aangeboden. De rechtbank heeft de vordering van ING Bank toegewezen en [C] veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De kosten van de procedure zijn ook aan [C] opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.