In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verpleegkundige, eiseres, en haar werkgever, Stichting Bronovo-Nebo, gedaagde. Eiseres, die sinds 1 oktober 1989 in dienst is bij gedaagde, vorderde betaling van onregelmatigheidstoeslag over haar vakantie-uren. Gedaagde had deze vordering afgewezen, met het argument dat de toepasselijke CAO bepaalt dat tijdens vakantie-uren het loon wordt doorbetaald exclusief onregelmatigheidstoeslag. Eiseres stelde dat dit in strijd is met het recht, verwijzend naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd geoordeeld dat alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken van de werknemer ook tijdens vakantie moeten worden doorbetaald.
De kantonrechter overwoog dat artikel 7:639 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de werknemer recht heeft op loon tijdens zijn vakantie, en dat dit begrip niet ten nadele van de werknemer kan worden uitgelegd. De rechter concludeerde dat de onregelmatigheidstoeslag intrinsiek samenhangt met de taken van eiseres, die voornamelijk in nachtdiensten werkt. De kantonrechter oordeelde dat de bepaling in de CAO die stelt dat het salaris tijdens vakantie exclusief onregelmatigheidstoeslag is, in strijd is met dwingend recht.
De rechter verklaarde voor recht dat gedaagde tot 1 januari 2015 in strijd heeft gehandeld door geen onregelmatigheidstoeslag over de vakantie-uren te betalen en dat eiseres recht heeft op betaling van € 4.676,--, met wettelijke verhoging en rente. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van een correcte toepassing van het loonbegrip in relatie tot vakantiegeld en onregelmatigheidstoeslagen, vooral in de zorgsector waar dergelijke toeslagen gebruikelijk zijn.