Uitspraak
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
de besloten vennootschap De Jong Onderhoudswerken B.V.,
Procedure
- de dagvaarding van 7 januari 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en De Jong Onderhoudswerken B.V. [eiser] vorderde te verklaren voor recht dat zijn ontslag door De Jong Onderhoudswerken kennelijk onredelijk was en verzocht om een schadevergoeding. De gedaagde partij, De Jong Onderhoudswerken, voerde als verweer aan dat de vordering van [eiser] was verjaard. De kantonrechter heeft de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek besproken, met name artikel 7:681 juncto artikel 7:683, dat bepaalt dat een rechtsvordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag verjaart na zes maanden. De kantonrechter concludeerde dat de verjaringstermijn was gestuit door het instellen van een eis in de vereiste vorm, en dat de verjaring opnieuw was gestuit door een latere dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] ontvankelijk was, omdat deze tijdig was ingesteld binnen de geldende verjaringstermijnen. De kantonrechter heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten en heeft partijen opgedragen om hun verhinderingen in de periode juni en juli 2015 schriftelijk op te geven. De verdere beslissing is aangehouden.