ECLI:NL:RBDHA:2015:7317
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzame relatie in het kader van de aanvraag voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 Vw 2000
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Amerikaanse vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van haar relatie met een Engelse referent. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat eiseres en referent niet voldeden aan de eis van een gezamenlijke huishouding van minimaal zes maanden, wat volgens verweerder noodzakelijk was om te spreken van een duurzame relatie. Eiseres voerde aan dat er al wel degelijk sprake was van een duurzame relatie op het moment van de aanvraag, en dat de eis van zes maanden te restrictief was.
De rechtbank oordeelde dat de eis van zes maanden niet absoluut is en dat ook andere vormen van relaties, zoals lange afstandsrelaties, als duurzaam kunnen worden aangemerkt, mits goed onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat verweerder het begrip 'duurzame relatie' te strikt had geïnterpreteerd en dat het besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Eiseres had op het moment van de aanvraag nog niet voldoende tijd gehad om aan te tonen dat haar relatie duurzaam was, en de rechtbank oordeelde dat de intentie om de relatie te bestendigen niet voldoende was om aan de eisen te voldoen.
De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een flexibele interpretatie van wat een duurzame relatie inhoudt in het kader van het vreemdelingenrecht.