ECLI:NL:RBDHA:2015:7939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
15_1224 IBPVV
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1989

In deze zaak heeft eiser verzocht om herziening van de aan hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1989. De inspecteur heeft dit verzoek op 1 juli 2014 afgewezen met de mededeling dat hiertegen bezwaar kon worden gemaakt. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bezwaar niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, dat bepaalt dat afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering plaatsvindt bij voor bezwaar vatbare beschikking, pas van kracht is voor belastingjaren vanaf 2010. Voor het belastingjaar 1989 geldt artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat niet voorziet in afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit betekent dat de inspecteur ten onrechte heeft vermeld dat er bezwaar gemaakt kon worden tegen zijn beslissing van 1 juli 2014.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2015. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/1224
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2015 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [plaats] , eiser,

en

[verweerder] , verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 5 januari 2015 op het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve herziening van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1989.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2015.
Eiser is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Verweerder heeft op de ochtend van de zitting per faxbericht meegedeeld niet te zullen verschijnen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats
treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder verzocht de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de daarbij toegepaste verhoging voor het jaar 1989 ambtshalve te herzien. Verweerder heeft dit verzoek op 1 juli 2014 afgewezen en daarbij vermeld dat tegen die beslissing bezwaar kan worden gemaakt.
2. Uit artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen volgt dat in het belastingrecht alleen in beroep kan worden gekomen tegen een belastingaanslag of tegen een voor bezwaar vatbare beschikking.
3. Artikel 9.6, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt dat afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering gebeurt bij een voor bezwaar vatbare beschikking, maar deze bepaling geldt eerst voor belastingaanslagen over het jaar 2010 en verder (artikel XXVII, eerste lid, onderdeel a, van de Fiscale vereenvoudigingwet 2010, Stb. 2009, 611).
4. Voor het belastingjaar 1989 geldt dat uitsluitend om ambtshalve herziening kan worden gevraagd op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een beslissing van de inspecteur ingevolge dat artikel is niet een voor bezwaar vatbare beschikking. Verweerder heeft dan ook ten onrechte in zijn beslissing van 1 juli 2014 vermeld dat daartegen bezwaar kon worden gemaakt.
5. Wanneer tegen een beslissing waartegen geen bezwaar openstaat toch bezwaar wordt gemaakt, moet verweerder dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Verweerder heeft het bezwaar van eiser echter ongegrond verklaard. Om die reden is het beroep gegrond verklaard.
6. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:72, derde lid, letter b, van de Algemene wet bestuursrecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat geen kosten zijn gesteld die voor vergoeding op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.