ECLI:NL:RBDHA:2015:8632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
15/6819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing mvv-aanvraag voor gezinshereniging op basis van huwelijksakte en identiteitsbewijs

In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese nationaliteit bezittende vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag was gedaan met het doel van gezinshereniging met haar referent, die in Nederland woont en over een verblijfsvergunning asiel beschikt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 juli 2015, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de mvv-aanvraag op 14 juli 2014 was afgewezen, omdat verweerder twijfels had over de echtheid van de huwelijksakte en de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent. De rechtbank heeft de conclusie van bureau Documenten, dat de huwelijksakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet naar waarheid is opgemaakt, als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de hoorplicht zoals beschreven in artikel 7:2 Awb is geschonden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 980,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 juli 2015 en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/6819
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 juli 2015 in de zaak tussen
[naam], ook genoemd: [naam], eiseres,
gemachtigde: mr. M. Luijendijk,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. S.F.E. Verdonck.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 maart 2015 (het bestreden besluit).
Het beroep is ter zitting behandeld op 16 juli 2015. [naam 1] (hierna te noemen: referent of hoofdpersoon) is ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Referent is geboren op [geboortedatum] en bezit de Eritrese nationaliteit. Referent woont in Nederland en beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Referent heeft op 30 april 2014 een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres aangevraagd met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis’.
2. Bij besluit van 14 juli 2014 (het primaire besluit) is de mvv-aanvraag afgewezen. Het tegen dat besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar de Verklaring van onderzoek en de twee weerwoorden van het bureau Documenten op het standpunt dat het gestelde huwelijk en daarmee de gestelde feitelijke gezinsband tussen referent en eiseres niet aannemelijk is gemaakt en dat de mvv-aanvraag terecht is afgewezen. De door eiseres overgelegde huwelijksakte is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet naar waarheid opgemaakt en over de echtheid van de overgelegde kopie van de identiteitskaart van eiseres kan geen uitspraak worden gedaan. Daarbij komt dat referent vage en innerlijk tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het huwelijk en de registratie ervan. Die verklaringen doen afbreuk aan het gestelde huwelijk en de feitelijke gezinsband. Dat referent en eiseres niet in de gelegenheid zijn gesteld aanvullingen en correcties te maken op het rapport van gehoor van 7 juli 2014 kan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) worden hersteld in bezwaar. Na een telefonische mededeling door gemachtigde is – gelet op artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – door verweerder afgezien van het horen.
4. Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen. Op wat eiseres in beroep heeft aangevoerd wordt in het navolgende, voor zover van belang, nader ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), voor zover hier van belang, kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de echtgenote van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend indien deze op het tijdstip van binnenkomst van deze vreemdeling behoorde tot diens gezin.
6. Tussen partijen is de kern van het geschil of eiseres en referent met het overleggen van het huwelijkscontract en een kopie van de identiteitskaart van eiseres hun feitelijke gezinsband aannemelijk hebben gemaakt.
7. In de Verklaring van onderzoek van 8 juli 2014 van bureau Documenten is betreffende de echtheid, opmaak en afgifte van het huwelijkscontract geconcludeerd dat het huwelijkscontract gelet op technische- en tactische kenmerken met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet naar waarheid is opgemaakt en voorts dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de kopie van de identiteitskaart.
8. Eiseres en referent bestrijden het onderzoeksresultaat van bureau Documenten en hebben ter onderbouwing van hun standpunt door Günter Schröder een contra-expertise laten uitvoeren. Schröder geeft in zijn rapport van 14 oktober 2014 aan dat hij historicus is en sociaal antropoloog. Hij werkt als consultant, politiek analist, publicist en onderzoeker. Verder schrijft hij over zijn deskundigheid (pagina 5):
Because of my long years of intensive occupation with Horn of Africa issues I am well informed about the politics and the workings of the current Eritrean (…) administrations and their security organs.
Op pagina 6 onderaan stelt hij:
I am not a forensic expert and do not run a forensic laboratory. Thus I do not analyse the quality of the paper, the ink and stamps and seals of documents (…) Given the huge variety of papers, inks and toner used in Eritrea (…) from one office to the other and over the years that would be a nearly impossible undertaking even for a major forensic laboratory due to adequate specimens for comparison. However over the years I collected a large number of copies of genuine documents covering a broad spectrum of matters. These and my expertise allow me to asses the format and the contents of documents and where possible the signature of the officials allegedly issuing them and their political, legal and administrative contexts. When asked to assess documents I first request for a preliminary assessment genuine copies of the documents in question. If a final assessment is to be undertaken I request the see the originals.
Schröder concludeert dat de identiteitskaart van eiseres echt is en ook dat het overgelegde huwelijkscontract origineel is en echt. In zijn rapport schrijft hij dat de echtheid van het huwelijkscontract hem is bevestigd door een voormalig rechter en door een geleerde,
beiden werkzaam geweest in Asmara (Eritrea), aan wie Schröder – via Skype – het huwelijkscontract heeft getoond.
9. In het weerwoord van 19 november 2014 stelt bureau Documenten dat de inhoud van de contra-expertise over de identiteitskaart niet tot een ander oordeel leidt. Over het huwelijkscontract stelt bureau Documenten dat dit door Schröder beperkt technisch is onderzocht en dat de bijzonderheden die bureau Documenten ten aanzien van het huwelijkscontract heeft vastgesteld zijn gebaseerd op de technische en tactische kenmerken.
10. Schröder reageert in zijn ‘Comments on Weerwoord’ van 17 december 2014 dat bureau Documenten het huwelijkscontract
qualified as not valid. It apparently did not consider my arguments that
there are no standard formats for customary law marriage contracts
customary law marriage contracts are usually made up by one or more of the involved parties (…)
there is no mandatory registration of customary law marriage contracts with the civil authorities.
It also apparently did not consider all the other arguments concerning the contents, which led me tot conclude that it is genuine.
11. In zijn tweede weerwoord van 9 februari 2015 volgt bureau Documenten de ‘Comments on Weerwoord’ van Schröder onder a, b en deels c en vervolgt dan dat dit niet de kenmerken zijn die tot de conclusie hebben geleid over het huwelijkscontract.
12. Een Verklaring van onderzoek van het bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst mag worden aangemerkt als deskundigenadvies. Verweerder mag een advies van het bureau Documenten aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen, op voorwaarde dat hij zich ingevolge artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij zijn besluitvorming van die informatie uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of aan de volledigheid daarvan. De rechtbank verwijst hiertoe naar vaste rechtspraak van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 18 april 2012 (JV 2012/258).
13. De rechtbank stelt vast dat bureau Documenten ten aanzien van de huwelijksakte grotendeels volgt wat door Schröder is aangedragen. In zijn verweerschrift schrijft verweerder dat dit niet de aspecten zijn die tot de conclusies van bureau Documenten hebben geleid. Bureau Documenten blijft bij zijn conclusie dat de overgelegde huwelijksakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet naar waarheid is opgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat bureau Documenten onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij vasthoudt aan die conclusie, terwijl de ‘Comments on Weerwoord’ van Schröder inhoudelijk wordt gevolgd onder a, b en deels c. Uit dat laatste vloeit immers voort dat huwelijkscontracten vormvrij zijn en veelal worden opgemaakt door de betrokken partijen. De rechtbank is in dit licht dan ook van oordeel dat het rapport van bureau Documenten onvoldoende inzichtelijk is. Door dit rapport aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen, heeft verweerder niet voldaan aan de op grond van artikel 3:2 van de Awb op hem rustende vergewisplicht. Het beroep is gegrond. Nu de conclusie van bureau Documenten over de huwelijksakte een wezenlijk element is in de beoordeling van de vraag of er tussen eiseres en referent een feitelijke gezinsband bestond, komt de rechtbank niet toe aan de tegenwerpingen van verweerder betreffende het identiteitsbewijs en de door referent afgelegde verklaringen.
14. Eiseres en referent hebben voorts aangevoerd dat referent niet in de gelegenheid is gesteld om aanvullingen en correcties in te dienen op het rapport van gehoor van 7 juli 2014 en dat verweerder hierdoor onzorgvuldig heeft gehandeld.
15. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling geen rechtsregel verweerder verplicht om referent in staat te stellen aanvullingen en correcties in te dienen (onder meer de uitspraak van 10 oktober 2012 in zaak nr. 101200425/1/V1). Een eventueel aan het primaire besluit klevend gebrek kan worden hersteld in bezwaar. Deze beroepsgrond faalt.
16. Eiseres en referent hebben ten slotte betoogd dat verweerder ten onrechte op grond van artikel 7:3, aanhef en onder c, van de Awb bij de behandeling van het bezwaar heeft afgezien van het horen van eiseres en referent.
17. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorplicht bestaat, wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Awb. Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij één van de uitzonderingen van artikel 7:3 van de Awb zich voordoet. Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. De rechtbank is, gelet op de inhoud van de telefoonnotitie van verweerder van 26 november 2014, van oordeel dat eiseres niet ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht om te worden gehoord. In de telefoonnotitie staat dat verweerder de contra-expertise heeft voorgelegd aan bureau Documenten, dat door bureau Documenten schriftelijk weerwoord is opgesteld en dat gemachtigde de keuze is gegeven een schriftelijke reactie in te dienen of een en ander tijdens een hoorzitting te bespreken. Vervolgens staat er in de notitie:
Gemachtigde gaf de voorkeur aan een schriftelijk reactie, want dan kan gemachtigde haar deskundige raadplegen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat gemachtigde haar schriftelijke reactie heeft willen geven op het weerwoord van bureau Documenten en dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat afstand is gedaan van het recht om te worden gehoord. Ook deze beroepsgrond treft doel.
18. De rechtbank komt tot de slotsom dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en dat de hoorplicht als beschreven in artikel 7:2 Awb is geschonden. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
19. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 980,- (één punt voor het beroepschrift en één punt voor het verschijnen per zitting, met een waardering per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- (honderdzevenenzestig euro) aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 980,- (negenhonderdtachtig euro), te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.