ECLI:NL:RBDHA:2015:8653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
09-819982-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van vriendin met bedreiging en poging tot doodslag

Op 9 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn vriendin. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 november 2014 te Zoetermeer, waarbij de verdachte zijn vriendin, aangeduid als [aangeefster], meerdere keren heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 25 juni 2015, waarbij de officier van justitie, mr. N. Bakker, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.M.H. van Vliet, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor deze ernstige beschuldigingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vriendin opzettelijk heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en tegen haar lichaam te schoppen, wat heeft geleid tot pijn en letsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan mishandeling. De strafoplegging was een gevangenisstraf van elf dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de rol van de vriendin in het voorval.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de relevante wetsartikelen zijn toegepast, waaronder artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819982-14
Datum uitspraak: 9 juli 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [verdachte] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 juni 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Bakker, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2014 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn vriendin genaamd) [aangeefster] van het leven te beroven, opzettelijk (meermalen) met geschoeide voet tegen het hoofd van die (op de grond liggende) [aangeefster] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 november 2014 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn vriendin genaamd) [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangeefster] (meermalen) in het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of (meermalen) tegen het hoofd en/of de rug en/of de benen, althans het lichaam, van die (op de grond liggende) [aangeefster] heeft geschopt en/of die [aangeefster] aan de haren over de grond heeft gesleept, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 november 2014 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten zijn vriendin genaamd [aangeefster] ), heeft mishandeld, immers heeft verdachte die [aangeefster] (meermalen) in het gezicht gestompt/geslagen en/of (meermalen) tegen de rug en de benen althans tegen het lichaam geschopt en/of aan de haren over de grond gesleept waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2014 te Zoetermeer (zijn vriendin genaamd) [aangeefster] en/of de familie van die [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk hoofdagent(en) van politie Eenheid Den Haag [getuige 1] en/of [getuige 2] (meermalen) dreigend de woorden toegevoegd : "als ze echt aangifte gaat doen dan zoek ik haar familie op. Dan moeten jullie maar eens gaan kijken wat er gebeurt. Ik maak haar hele familie kankerdood. Ik zoek ze op en maak ze echt dood. Ik pak haar zelf niet maar pak haar familie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt er van verdacht dat hij op 30 november 2014 te Zoetermeer zijn vriendin [aangeefster] tegen haar hoofd, rug en benen heeft geschopt, haar in haar gezicht heeft gestompt/geslagen en haar aan haar haren over de grond heeft gesleept. Deze handelingen, althans een deel daarvan, zijn primair ten laste gelegd als poging doodslag, subsidiair als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair als eenvoudige mishandeling. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij diezelfde dag zijn vriendin en/of haar familie heeft bedreigd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem onder 1 primair en subsidiair en het hem onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem onder 1 primair en subsidiair en het hem onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat enkel het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Meer subsidiair
Op 30 november 2014 heeft de verdachte te Zoetermeer zijn (toenmalige) vriendin [aangeefster] (hierna: aangeefster) in het gezicht geslagen en meermalen tegen het lichaam geschopt. [2] De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de aangeefster, nadat hij zelf een aantal malen door haar in zijn gezicht was geslagen, een klap in haar gezicht heeft gegeven en meermalen tegen haar heup en bovenbeen heeft geschopt. [3] Aangeefster heeft voorts verklaard dat het slaan pijn deed [4] , dat zij als gevolg van de gebeurtenissen hoofdpijn heeft gekregen en dat zij blauwe plekken op haar benen heeft opgelopen. [5]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, dat wil zeggen dat de verdachte zijn vriendin op 30 november 2014 opzettelijk heeft mishandeld.
Feit 2
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, eveneens van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 30 november 2014 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten zijn vriendin genaamd [aangeefster] ) heeft mishandeld, immers heeft verdachte die [aangeefster] in het gezicht geslagen en meermalen tegen het lichaam geschopt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen van een langere duur dan het voorarrest en verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin door haar in haar gezicht te slaan en meerdere malen tegen haar lichaam, volgens zijn eigen verklaring behoorlijk hard, te schoppen. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bij haar pijn en letsel veroorzaakt. De rechtbank neemt hierbij wel in aanmerking dat de vriendin van verdachte ook een actieve rol in de gebeurtenissen heeft gespeeld door de verdachte een aantal keren stevig in zijn gezicht te slaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 28 mei 2015, waaruit volgt dat de verdachte eerder, in 2013, voor betrokkenheid bij een geweldsdelict is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier van 11 maart 2015. In dit rapport is onder meer het recidiverisico als gemiddeld ingeschat en wordt oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
Mede gelet op de rol van de vriendin van de verdachte in de gebeurtenissen, is de rechtbank - evenals de officier van justitie - van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden is. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank zal derhalve het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op het artikel:
- 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten en het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
11 (elf) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E. Bierling, voorzitter,
mr. S.M. de Bruijn, rechter,
mr. M. van Seventer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014307679, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer, bureau Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 48).
2.Proces-verbaal aangifte, p. 21 en 22.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 juni 2015.
4.Proces-verbaal aangifte, p. 21.
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 23.