In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 24 juni 2015 een vonnis gewezen in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Vogelsang, en gedaagde, de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Arnold. De zaak betreft een geschil over de schadevergoeding na een brand in de woning van eiser, waarbij de verzekeraar betoogde dat de brand was ontstaan door merkelijke schuld van eiser, die zou hebben gesticht. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat Nationale-Nederlanden gehouden is de schade te vergoeden, tenzij de brand door merkelijke schuld of nalatigheid van eiser is ontstaan. De rechtbank heeft een deskundigenonderzoek bevolen, waarbij deskundige H. Biesboer is aangesteld om de oorzaak van de brand te onderzoeken.
In het deskundigenrapport concludeerde Biesboer dat de brand waarschijnlijk het gevolg was van brandstichting, en niet door blikseminslag, zoals door eiser werd betoogd. Eiser heeft de conclusies van het deskundigenrapport betwist en aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat hij de brand heeft gesticht. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, maar concludeerde dat de deskundige voldoende onderbouwing had voor zijn bevindingen. De rechtbank erkende dat eiser zich in een labiele psychische toestand bevond ten tijde van de brand, wat van invloed kan zijn op de beoordeling van merkelijke schuld.
De rechtbank heeft eiser de gelegenheid geboden om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van merkelijke schuld, waarbij een psychiatrische rapportage als bewijs kan dienen. Indien eiser dit tegenbewijs niet wenst te leveren, zal de rechtbank de vorderingen van eiser afwijzen. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door beide partijen over de te benoemen deskundige en de aan hem te stellen vragen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.