Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A] ,
[B],
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 september 2014, met producties 1-27;
- de conclusie van antwoord, met producties 1-19;
- het tussenvonnis van 21 januari 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte indiening en toelichting producties van [A] c.s., met producties 28-41;
- de aantekeningen comparitie partijen van mr. Postma;
- het proces-verbaal van de comparitie van 2 juni 2015.
2.De feiten
alle verstrekte informatie moet worden beschouwd als een uitnodiging tot het doen van een bod om in onderhandeling te treden”.
3.Het geschil
€ 400.000,- kosten koper, waarbij dit vonnis in de plaats zal treden van een door partijen op te maken koopovereenkomst;
4.De beoordeling
Het is accepteren of niet” gezegd “
Dat begrijp ik, gaan we waarschijnlijk ook doen. Na je vakantie spreken we verder. Ik ga in principe akkoord maar nemen het even voor kennisgeving aan.” Als dit zo is gezegd door [A] , heeft Vestia daaruit redelijkerwijs niet kunnen afleiden dat [A] zonder meer instemde met de vraagprijs. Teminder gelet op het daarop volgende e-mailbericht van [A] van 28 april 2014, waarin hij het e-mailbericht van [X] van 25 april 2014 slechts voor kennisgeving aannam.
Vestia weet niet of je wel of niet verder wil”. Volgens [A] heeft hij hierop gezegd: “
Ja, we gaan verder” en heeft [X] hierop gezegd “
Bevestig dat even per e-mail, dan kunnen we vervolgens verder”, waarop [A] vervolgens de e-mail van 17 mei 2014 heeft gestuurd. Dit e-mailbericht is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aan te merken als een aanvaarding van de vraagprijs, nu uit dit bericht slechts kan worden afgeleid dat [A] nog (steeds) allerlei slagen om de arm hield, waaronder het oplossen van kwesties van bouwkundige aard die financiële gevolgen zouden hebben voor Vestia, het verstrekken van bepaalde informatie alsmede het niet rijzen van “nieuwe issues”, vooraleer [A] zou willen overwegen Vestia op andere punten tegemoet te komen. Hierbij komt nog dat [A] in zijn e-mailbericht van 11 juni 2014 ook nog spreekt van een “eventuele koop” en dat in de door Vestia op 25 juni 2014 aan [A] verzonden koopovereenkomst geen koopprijs is ingevuld.