ECLI:NL:RBDHA:2015:9231
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geen zicht op uitzetting naar Bangladesh; opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel van eiser, een Bengalese vreemdeling. Eiser was op 30 april 2015 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de autoriteiten van Bangladesh niet meewerkten aan het afgeven van laissez-passers, wat essentieel is voor zijn uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2009 geen laissez-passers zijn afgegeven door de autoriteiten van Bangladesh, ondanks dat verweerder ter zitting verklaarde dat er presentaties plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat verweerder niet heeft kunnen aantonen dat er zicht op uitzetting bestaat, aangezien er geen bewijs is dat de autoriteiten van Bangladesh daadwerkelijk meewerken aan de terugkeer van vreemdelingen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de onmiddellijke opheffing van de bewaring bevolen. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrijheidsontneming onrechtmatig was met ingang van 20 mei 2015, en heeft zij eiser recht op schadevergoeding toegekend van € 1440,- voor de dagen dat hij in bewaring heeft gezeten. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 980,-, die door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat.